4.1.1.Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat niet is voldaan aan het vereiste bewijsminimum. In het dossier zitten een informatief gesprek en een aangifte, maar de inhoud (met de nodige inconsistenties) is afkomstig uit één en dezelfde bron, namelijk de aangeefster. Ook de drie getuigenverklaringen (waarbij geldt dat de verklaringen op punten verschillen met de inhoud van de verklaring van aangeefster en het informatieve gesprek) zijn afkomstig van één en dezelfde bron, namelijk de aangeefster. Daarnaast is de uitkomst van het DNA-rapport niet strijdig met de door de verdachte gegeven verklaring, namelijk dat aangeefster zijn haar geknipt heeft en dat hij aangeefster een “hug” heeft gegeven bij het afscheid. Gelet op het voorgaande is de verdediging van mening dat wettig bewijs ontbreekt.
Indien de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel is dat voldoende wettig bewijs aanwezig is, dan meent de verdediging dat de overtuiging zou moeten ontbreken door de vele inconsistenties die in het dossier te vinden zijn.
4.1.2.Beoordeling
Feiten en omstandigheden
Vast staat dat de aangeefster op 18 maart 2019 in de woning van de verdachte is geweest. De aangeefster kende de verdachte van de kapsalon waar zij hem sinds geruime tijd elke drie weken knipte. Op initiatief van de verdachte hadden zij afgesproken dat de aangeefster de verdachte voor één keer thuis zou knippen omdat de verdachte geen tijd had om naar de kapsalon te komen. De lezingen over hetgeen zich vervolgens in de woning van de verdachte heeft afgespeeld, lopen uiteen.
De verdachte zegt dat hij – nadat zij hem had geknipt - aangeefster een “hug” heeft gegeven. Verder zou hij haar niet hebben aangeraakt.
De aangeefster heeft verklaard dat zij – na de verdachte te hebben geknipt op zolder – met haar rug naar verdachte toe haar spullen in stond te pakken. Zij voelde toen een hand op haar billen waarna de verdachte naar haar borsten greep. Ook verklaarde de aangeefster dat hij over haar kleding heen in haar billen en borsten kneep. De aangeefster heeft toen aangegeven dat niet te willen en is naar beneden gelopen.
Beneden aangekomen greep de verdachte haar opnieuw stevig vast en kneep weer in haar borsten, vagina en billen en zoende haar in haar nek. Toen zij zich losmaakte, trok hij haar opnieuw naar zich toe en hield haar stevig vast. Buiten legde de verdachte zijn hand op het been van aangeefster. Aangeefster voelde over de kleding heen dat de verdachte haar geslachtsdeel aanraakte en heeft zijn hand meermaals weggeduwd.
Betrouwbaarheid van de aangeefster
De vraag die de rechtbank allereerst dient te beantwoorden, is of de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar kan worden gekwalificeerd.
De rechtbank overweegt hiertoe dat de aangeefster gedetailleerd heeft verklaard over de wijze waarop de verdachte haar heeft aangeraakt. De rechtbank constateert – net als de verdediging – dat het informatieve gesprek met de aangeefster en de aangifte inconsistenties bevatten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze inconsequenties van ondergeschikte aard en doen deze geen afbreuk aan hetgeen de aangeefster heeft verklaard met betrekking tot de kern van het verwijt.
Steun voor de aangifte kan worden gevonden in de getuigenverklaringen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster en de getuigen in de kern overeenkomen. Hoewel ook hier op bepaalde punten discrepanties bestaan, vindt de verklaring van de aangeefster in overwegende mate en op de belangrijkste punten steun in de verklaringen van de getuigen. In de kern komen de verklaringen er namelijk steeds op neer dat de aangeefster is betast door de verdachte. Ook over de wijze waarop wordt in de kern genomen gelijkluidend verklaard.
Tevens is voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster van belang het moment en wijze waarop zij haar verhaal is gaan vertellen. Uit het dossier blijkt dat de aangeefster – kort nadat zij bij de verdachte wegreed – een vriendin, te weten de getuige [naam getuige 1] , heeft opgebeld. Deze getuige heeft verklaard een trilling in de stem van de aangeefster gehoord te hebben alsof ze bijna moest huilen. Daarnaar gevraagd begon de aangeefster direct te huilen en zij vertelde dat de verdachte aan haar billen en borsten had gezet en haar begon te zoenen in haar nek. Na dit gesprek is de aangeefster naar huis gereden en heeft ze haar toenmalige vriend, te weten de getuige [naam getuige 2] , verteld dat zij was aangerand. Volgens de toenmalige vriend van de aangeefster was zij hysterisch aan het huilen.
Verder hebben deze getuigen in de periode nadat de aangeefster aan hen haar verhaal heeft verteld een gedragsverandering bij haar waargenomen. De getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat hij in de periode erna zag dat er een soort pijnscheut door de aangeefster heenging als ze erover praatten. Daarnaast verklaarde hij dat de aangeefster alerter is geworden. Zo heeft hij verklaard dat de aangeefster gedurende de eerste dagen zich kapot schrok als de buurman op het raam klopte. Ook de getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat de aangeefster angstig was en gaf als voorbeeld dat de aangeefster heel erg schrok als zij op het raam tikte.
Tevens merkt de rechtbank op dat er geen enkele aanwijzing bestaat om te veronderstellen dat de aangeefster de verdachte valselijk heeft willen beschuldigen. Zij kon immers met het doen van aangifte haar baan verliezen omdat de aangeefster niet buiten de kapsalon klanten van de kapsalon mocht knippen. Er is geen sprake van – ook niet volgens de verdachte – van enige animositeit voorafgaand aan 18 maart 2019.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster in voldoende mate steun vindt in bewijsmateriaal dat niet afkomstig is uit dezelfde bron en overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft bevestigd dat de aangeefster op 18 maart 2019 in zijn woning is geweest en dat hij haar na haar vertrek uit de woning een WhatsApp-bericht heeft gestuurd waarin stond vermeld: “
Sorry dat ik me en beetje liet gaan, maar je bent echt mooie jongedame”.
Volgens de verdediging zag dit op de inhoud van een gesprek dat de aangeefster met de verdachte tijdens het bezoek bij hem thuis had gevoerd over vreemdgaan. De rechtbank is echter van oordeel dat de inhoud van dit WhatsApp-bericht het verhaal van de aangeefster ondersteunt.
Tevens wordt de verklaring van de aangeefster ondersteund door het gegeven dat in ieder geval twee getuigen, te weten [naam getuige 1] en [naam getuige 2] , hebben waargenomen dat de aangeefster – na hetgeen zich heeft afgespeeld in de woning van de verdachte – in paniek was en zichtbaar aangedaan en verdrietig was.
Verder is de voorzijde van het T-shirt van de aangeefster ter hoogte van de borsten bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humane biologische sporen. Dit geldt ook voor de hals van de aangeefster. Uit het NFI-rapport is gebleken dat het aangetroffen DNA op de voorzijde van het T-shirt afkomstig kan zijn van verdachte (en minimaal twee onbekende mannen). Dit geldt ook voor het DNA dat is aangetroffen op de achterzijde van de hals van de aangeefster. Dit betekent dat de verdachte of een in de mannelijke lijn aan de verdachte verwante man donor kan zijn van DNA in deze bemonstering. Alhoewel het niet mogelijk is om de bewijskracht te berekenen van de overeenkomsten, is de rechtbank van oordeel dat deze resultaten wel het verhaal van de aangeefster ondersteunen, te meer nu de aangeefster heeft verklaard geen familieleden van de verdachte te kennen en het aangetroffen DNA van een onbekende man van haar toenmalige vriend zou moeten zijn.