ECLI:NL:RBROT:2020:12682

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
10/712011-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid in de zaak tegen de verdachte te Spijkenisse

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 maart 2019, waarbij de aangeefster, een kapster, in de woning van de verdachte was om hem te knippen. De verdachte heeft ontkend de aangeefster te hebben aangeraakt, terwijl de aangeefster gedetailleerd heeft verklaard dat de verdachte haar op verschillende manieren heeft betast en geknepen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties in haar verhaal. De rechtbank heeft ook steunbewijs gevonden in getuigenverklaringen en DNA-analyses die de verklaring van de aangeefster ondersteunen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is, en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/712011-20
Datum uitspraak: 11 december 2020
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsvrouw mr. E.P.N. Pieterse, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. J. Castelein, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit (aanranding);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat niet is voldaan aan het vereiste bewijsminimum. In het dossier zitten een informatief gesprek en een aangifte, maar de inhoud (met de nodige inconsistenties) is afkomstig uit één en dezelfde bron, namelijk de aangeefster. Ook de drie getuigenverklaringen (waarbij geldt dat de verklaringen op punten verschillen met de inhoud van de verklaring van aangeefster en het informatieve gesprek) zijn afkomstig van één en dezelfde bron, namelijk de aangeefster. Daarnaast is de uitkomst van het DNA-rapport niet strijdig met de door de verdachte gegeven verklaring, namelijk dat aangeefster zijn haar geknipt heeft en dat hij aangeefster een “hug” heeft gegeven bij het afscheid. Gelet op het voorgaande is de verdediging van mening dat wettig bewijs ontbreekt.
Indien de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel is dat voldoende wettig bewijs aanwezig is, dan meent de verdediging dat de overtuiging zou moeten ontbreken door de vele inconsistenties die in het dossier te vinden zijn.
4.1.2.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
Vast staat dat de aangeefster op 18 maart 2019 in de woning van de verdachte is geweest. De aangeefster kende de verdachte van de kapsalon waar zij hem sinds geruime tijd elke drie weken knipte. Op initiatief van de verdachte hadden zij afgesproken dat de aangeefster de verdachte voor één keer thuis zou knippen omdat de verdachte geen tijd had om naar de kapsalon te komen. De lezingen over hetgeen zich vervolgens in de woning van de verdachte heeft afgespeeld, lopen uiteen.
De verdachte zegt dat hij – nadat zij hem had geknipt - aangeefster een “hug” heeft gegeven. Verder zou hij haar niet hebben aangeraakt.
De aangeefster heeft verklaard dat zij – na de verdachte te hebben geknipt op zolder – met haar rug naar verdachte toe haar spullen in stond te pakken. Zij voelde toen een hand op haar billen waarna de verdachte naar haar borsten greep. Ook verklaarde de aangeefster dat hij over haar kleding heen in haar billen en borsten kneep. De aangeefster heeft toen aangegeven dat niet te willen en is naar beneden gelopen.
Beneden aangekomen greep de verdachte haar opnieuw stevig vast en kneep weer in haar borsten, vagina en billen en zoende haar in haar nek. Toen zij zich losmaakte, trok hij haar opnieuw naar zich toe en hield haar stevig vast. Buiten legde de verdachte zijn hand op het been van aangeefster. Aangeefster voelde over de kleding heen dat de verdachte haar geslachtsdeel aanraakte en heeft zijn hand meermaals weggeduwd.
Betrouwbaarheid van de aangeefster
De vraag die de rechtbank allereerst dient te beantwoorden, is of de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar kan worden gekwalificeerd.
De rechtbank overweegt hiertoe dat de aangeefster gedetailleerd heeft verklaard over de wijze waarop de verdachte haar heeft aangeraakt. De rechtbank constateert – net als de verdediging – dat het informatieve gesprek met de aangeefster en de aangifte inconsistenties bevatten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze inconsequenties van ondergeschikte aard en doen deze geen afbreuk aan hetgeen de aangeefster heeft verklaard met betrekking tot de kern van het verwijt.
Steun voor de aangifte kan worden gevonden in de getuigenverklaringen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster en de getuigen in de kern overeenkomen. Hoewel ook hier op bepaalde punten discrepanties bestaan, vindt de verklaring van de aangeefster in overwegende mate en op de belangrijkste punten steun in de verklaringen van de getuigen. In de kern komen de verklaringen er namelijk steeds op neer dat de aangeefster is betast door de verdachte. Ook over de wijze waarop wordt in de kern genomen gelijkluidend verklaard.
Tevens is voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster van belang het moment en wijze waarop zij haar verhaal is gaan vertellen. Uit het dossier blijkt dat de aangeefster – kort nadat zij bij de verdachte wegreed – een vriendin, te weten de getuige [naam getuige 1] , heeft opgebeld. Deze getuige heeft verklaard een trilling in de stem van de aangeefster gehoord te hebben alsof ze bijna moest huilen. Daarnaar gevraagd begon de aangeefster direct te huilen en zij vertelde dat de verdachte aan haar billen en borsten had gezet en haar begon te zoenen in haar nek. Na dit gesprek is de aangeefster naar huis gereden en heeft ze haar toenmalige vriend, te weten de getuige [naam getuige 2] , verteld dat zij was aangerand. Volgens de toenmalige vriend van de aangeefster was zij hysterisch aan het huilen.
Verder hebben deze getuigen in de periode nadat de aangeefster aan hen haar verhaal heeft verteld een gedragsverandering bij haar waargenomen. De getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat hij in de periode erna zag dat er een soort pijnscheut door de aangeefster heenging als ze erover praatten. Daarnaast verklaarde hij dat de aangeefster alerter is geworden. Zo heeft hij verklaard dat de aangeefster gedurende de eerste dagen zich kapot schrok als de buurman op het raam klopte. Ook de getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat de aangeefster angstig was en gaf als voorbeeld dat de aangeefster heel erg schrok als zij op het raam tikte.
Tevens merkt de rechtbank op dat er geen enkele aanwijzing bestaat om te veronderstellen dat de aangeefster de verdachte valselijk heeft willen beschuldigen. Zij kon immers met het doen van aangifte haar baan verliezen omdat de aangeefster niet buiten de kapsalon klanten van de kapsalon mocht knippen. Er is geen sprake van – ook niet volgens de verdachte – van enige animositeit voorafgaand aan 18 maart 2019.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de aangeefster in voldoende mate steun vindt in bewijsmateriaal dat niet afkomstig is uit dezelfde bron en overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft bevestigd dat de aangeefster op 18 maart 2019 in zijn woning is geweest en dat hij haar na haar vertrek uit de woning een WhatsApp-bericht heeft gestuurd waarin stond vermeld: “
Sorry dat ik me en beetje liet gaan, maar je bent echt mooie jongedame”.
Volgens de verdediging zag dit op de inhoud van een gesprek dat de aangeefster met de verdachte tijdens het bezoek bij hem thuis had gevoerd over vreemdgaan. De rechtbank is echter van oordeel dat de inhoud van dit WhatsApp-bericht het verhaal van de aangeefster ondersteunt.
Tevens wordt de verklaring van de aangeefster ondersteund door het gegeven dat in ieder geval twee getuigen, te weten [naam getuige 1] en [naam getuige 2] , hebben waargenomen dat de aangeefster – na hetgeen zich heeft afgespeeld in de woning van de verdachte – in paniek was en zichtbaar aangedaan en verdrietig was.
Verder is de voorzijde van het T-shirt van de aangeefster ter hoogte van de borsten bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humane biologische sporen. Dit geldt ook voor de hals van de aangeefster. Uit het NFI-rapport is gebleken dat het aangetroffen DNA op de voorzijde van het T-shirt afkomstig kan zijn van verdachte (en minimaal twee onbekende mannen). Dit geldt ook voor het DNA dat is aangetroffen op de achterzijde van de hals van de aangeefster. Dit betekent dat de verdachte of een in de mannelijke lijn aan de verdachte verwante man donor kan zijn van DNA in deze bemonstering. Alhoewel het niet mogelijk is om de bewijskracht te berekenen van de overeenkomsten, is de rechtbank van oordeel dat deze resultaten wel het verhaal van de aangeefster ondersteunen, te meer nu de aangeefster heeft verklaard geen familieleden van de verdachte te kennen en het aangetroffen DNA van een onbekende man van haar toenmalige vriend zou moeten zijn.
4.1.3.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde, op na te melden wijze, wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 maart 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, door andere feitelijkheden iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen
- ( over de kleding) betasten van en knijpen in de billen van die [naam slachtoffer] en
- ( over de kleding) betasten van en knijpen in de borsten van die [naam slachtoffer] en
- ( over de kleding) betasten van de vagina van die [naam slachtoffer] en
- zoenen in de nek/hals van die [naam slachtoffer]
en bestaande die andere feitelijkheden (telkens) hierin dat verdachte:
- onverhoeds (over de kleding) de billen en de borsten van die [naam slachtoffer] heeft betast en in de billen en de borsten van die [naam slachtoffer] heeft geknepen en
- onverhoeds (over de kleding) de vagina van die [naam slachtoffer] heeft betast en
- onverhoeds die [naam slachtoffer] in de nek/hals heeft gezoend en
- die [naam slachtoffer] onverhoeds (stevig) van achteren heeft vastgepakt en die [naam slachtoffer] naar zich toe heeft getrokken en
- voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale tekenen van onwil/verzet van die [naam slachtoffer] en
- ( aldus) voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op 18 maart 2019 het slachtoffer, mevrouw [naam slachtoffer] , op ontuchtige wijze benaderd door haar borsten en billen (over de kleding) te betasten en daarin te knijpen. Tevens heeft de verdachte haar vagina (over de kleding) betast en haar gezoend in de nek dan wel de hals. Dit heeft plaatsgevonden in de woning van de verdachte. Het slachtoffer was in de woning van de verdachte aanwezig, aangezien zij verdachte eenmalig thuis zou knippen.
Blijkens de ter terechtzitting voorgehouden schriftelijke slachtofferverklaring ervaart het slachtoffer als gevolg van het ten laste gelegde een gevoel van angst als iemand haar van achteren benaderd en is haar het onschuldig vertrouwen in mensen ontnomen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van 150 uur opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel. Dit is een iets lichtere straf dan de door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat deze straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en beter aansluit bij in vergelijkbare gevallen opgelegde straffen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 150 uren passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Wuijckhuijse, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 maart 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, althans eenmaal,
- ( over de kleding) betasten van en/of knijpen in de billen van die [naam slachtoffer] en/of
- ( over de kleding) betasten van en/of knijpen in de borsten van die [naam slachtoffer] en/of
- ( over de kleding) betasten van en/of wrijven over de vagina van die [naam slachtoffer] en/of
- zoenen in de nek/hals van die [naam slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte:
- onverhoeds (over de kleding) de billen en/of de borsten van die [naam slachtoffer] heeft betast en/of in de billen en/of de borsten van die [naam slachtoffer] heeft geknepen en/of
- onverhoeds (over de kleding) de vagina van die [naam slachtoffer] heeft betast en/of over de vagina van die [naam slachtoffer] heeft gewreven en/of
- onverhoeds die [naam slachtoffer] in de nek/hals heeft gezoend en/of
- die [naam slachtoffer] onverhoeds (stevig) van achteren heeft vastgepakt en/of die [naam slachtoffer] naar zich toe heeft getrokken en/of
- voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale tekenen van onwil/verzet van die [naam slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.