ECLI:NL:RBROT:2020:12626

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
C/10/608764 / FA RK 20-9323
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 1 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, die op dat moment verbleef in een accommodatie van de Parnassia Groep. De officier van justitie had op 30 november 2020 een verzoek ingediend om de op 28 november 2020 opgelegde crisismaatregel voort te zetten. De advocaat van de betrokkene bepleitte primair de niet-ontvankelijkheid van de officier, stellende dat de crisismaatregel onrechtmatig was vanwege schending van artikel 7:3 lid 1 en 2 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat zij enkel de rechtmatigheid van de voortzetting van de verplichte zorg kon toetsen, niet de rechtmatigheid van de oorspronkelijke crisismaatregel die door de burgemeester was opgelegd.

De rechtbank concludeerde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder het risico op ernstig lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang. De betrokkene vertoonde hinderlijk gedrag en had eerder agressie getoond richting zijn familie. Ondanks eerdere pogingen om de betrokkene in zorg te krijgen, was dit niet gelukt. De rechtbank achtte het noodzakelijk om verschillende vormen van verplichte zorg toe te passen, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief was, en verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken.

De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks in aanwezigheid van griffier H.J. de Wit en werd op 7 december 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/608764 / FA RK 20-9323
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 1 december 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Parnassia Groep, locatie [naam locatie] te Capelle aan den IJssel,
advocaat mr. J. Oversluizen te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 30 november 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 28 november 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 28 november 2020;
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater 1] , psychiater, van 28 november 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz; en
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 1 december 2020. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam psychiater 2] , psychiater, verbonden aan Parnassia Groep; en
  • mr. J. Janssen, officier van justitie.

2..Beoordeling

2.1.
De advocaat van betrokkene bepleit primair niet-ontvankelijkheid van de officier op de grond dat crisismaatregel onrechtmatig is wegens schending van artikel 7:3 lid 1 en 2 Wvggz. De rechtbank verwerpt dit verweer. Op grond van de toelichting van artikel 7:6 Wvggz kan de rechtbank alleen de rechtmatigheid van de voortzetting van de verplichte zorg toetsen en niet de rechtmatigheid van de crisismaatregel die de burgemeester uitvaardigde. De rechtbank ziet daarom geen grond het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van, of het aanzienlijk risico op, ernstig lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang. Bovendien is er de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Bij betrokkene is sprake van psychotische episodes en laagbegaafdheid. Er zijn al langer zorgen. Sinds 2019 is er geprobeerd betrokkene in zorg te krijgen. Dat is niet gelukt. Betrokkene is nu opgenomen in de accommodatie omdat hij agressie vertoonde richting zijn moeder en broer. Hij heeft hen met de dood bedreigd en geprobeerd hun autobanden lek te steken. De moeder en broer van betrokkene zijn uit hun woning gevlucht uit angst voor betrokkene. Op dit moment verblijft betrokkene in de separatieruimte. Het is lastig contact met hem te leggen. Hij is dreigend richting het personeel van de accommodatie.
2.3.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van psychotische stoornis en impulsregulatieproblematiek. Ook is er sprake van zwakbegaafdheid en cannabismisbruik.
2.4.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.5.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van vocht en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen; en
  • het opnemen in een accommodatie.
2.6.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten, het toedienen van voeding, het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte van betrokkene op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten en het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.7.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.5. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 22 december 2020.
Deze beschikking is op 1 december 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 7 december 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.