ECLI:NL:RBROT:2020:12621

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
C/10/607729 / FA RK 20-8804
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 25 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor een betrokkene, die lijdt aan een schizoaffectieve stoornis met autistische kenmerken. De officier van justitie had op 12 november 2020 een verzoekschrift ingediend, vergezeld van relevante medische documenten. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde datum zijn de betrokkene en haar advocaat gehoord, evenals twee zorgprofessionals van GGZ Delfland. De rechtbank concludeerde dat de betrokkene ernstig nadeel ondervond door haar psychische stoornis, wat leidde tot een risico op levensgevaar en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg waren, aangezien de betrokkene niet bereid was om behandeling te accepteren. De rechtbank heeft de zorgmachtiging voor een jaar toegewezen, met specifieke maatregelen voor verplichte zorg, waaronder het innemen van rookwaren en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde zorg noodzakelijk en evenredig was, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 1 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/607729 / FA RK 20-8804
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 25 november 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , [geboorteland betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in GGZ Delfland, locatie [naam locatie] te Berkel en Rodenrijs,
advocaat mr. L.C. Baars te Schiedam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 12 november 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater 1] , psychiater, van 30 oktober 2020;
  • het zorgplan van 27 oktober 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 november 2020.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam psychiater 2] , psychiater en [naam verpleegkundige] , verpleegkundige, beiden verbonden aan GGZ Delfland.
1.3.
De officier is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 6 december 2019, is op grond van artikel 15 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen een machtiging tot voortgezet verblijf verleend. Tijdig, te weten op 12 november 2020, is onderhavig verzoek ingediend.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizoaffectieve stoornis, met daarnaast autistische kenmerken en aanwijzingen voor neurocognitieve problemen.
2.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van, of het aanzienlijk risico op, levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, maatschappelijke teloorgang. Bovendien is er de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is sinds 1991 bekend in de psychiatrie. Ze woont nu drie jaar in de huidige accommodatie. Haar psychiatrisch toestandsbeeld is stabiel. Op het moment dat betrokkene vrijheden krijgt gaat het echter fout. Zij is meermaals door de politie teruggebracht en in 2018 is zij na een week vermissing ernstig onderkoeld teruggevonden en op de IC beland. Sindsdien mag zij enkel onder begeleiding van het terrein af. Betrokkene rookt stiekem op haar kamer en maakt brandgaten in onder andere de gordijnen. Dit zorgt voor brandgevaar. Daardoor is 24-uurs zorg nodig.
2.4.
Om ernstig nadeel af te wenden, om een crisissituatie af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene bagatelliseert dat zij een probleem heeft. Zij heeft geen ziektebesef en geen ziekte-inzicht.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de psychiater verzocht om ook de vorm van verplichte zorg ‘het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten’ op te nemen. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, ter behandeling van een psychische stoornis;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, het inspecteren van de kamer op rookwaren en aanstekers/lucifers;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het innemen van rookwaren en aanstekers/lucifers;
  • het opnemen in een accommodatie.
Het innemen van rookwaren en aanstekers/lucifers valt onder de vorm van verplichte zorg ‘het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten’. Om die reden neemt de rechtbank ook deze vorm van verplichte zorg op in de zorgmachtiging. De rechtbank bepaalt tevens dat het zorgplan dienovereenkomstig dient te worden gewijzigd.
De overige door de officier verzochte vorm van verplichte zorg, te weten het uitoefenen van toezicht op betrokkene, wordt door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Namens betrokkene voert de advocaat verweer tegen de duur van de machtiging omdat het de eerste aanvraag is in het kader van Wvggz. De rechtbank volgt dit verweer niet. Op 29 oktober 2020 is de Spoedreparatiewet Wvggz in werking getreden. Op grond van artikel 6:5 Wvggz tellen de BOPZ-jaren voortaan wel mee bij de vraag voor hoelang er een aansluitende zorgmachtiging mag worden afgegeven. De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen voor de duur van twaalf maanden, ook omdat betrokkene op een afdeling voor chronische zorg verblijft en er weinig uitzicht is op verbetering.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.5. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 november 2021.
Deze beschikking is op 25 november 2020 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 1 december 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.