In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2020 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die op 13 november 2020 een verzoekschrift indiende om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De minderjarige verblijft momenteel bij een pleegmoeder, terwijl het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder, die in een moeilijke situatie verkeert.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 december 2020, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.P.G. Rietbergen, en een vertegenwoordigster van de GI verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar liefde voor [voornaam minderjarige], niet in staat is om de zorg voor haar kind op zich te nemen. Dit is te wijten aan persoonlijke problematiek en een gebrek aan contact tussen de moeder en de minderjarige, mede door coronamaatregelen en detentie van de moeder.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De minderjarige heeft zich goed ontwikkeld in het pleeggezin en er is ruimte voor contact met haar broers. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing toegewezen tot 9 april 2021, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 12 januari 2021.