Op 24 december 2020 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI) om [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [voornaam minderjarige] en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] onder toezicht is gesteld tot 3 maart 2021 en dat er eerder al een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing was verleend. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de GI en hoopt op verbetering van de situatie. De kinderrechter oordeelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige], gezien de complexe gezinssituatie en de zorgen over zijn gedrag. De moeder is onvoldoende in staat gebleken om [voornaam minderjarige] te begeleiden en te begrenzen, wat heeft geleid tot escalaties in de thuissituatie.
De kinderrechter verleent de machtiging tot uithuisplaatsing tot 3 maart 2021 en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Het verzoek van de GI is toegewezen voor de duur van de ondertoezichtstelling, terwijl het overige verzoek is afgewezen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na betekening.