ECLI:NL:RBROT:2020:12607

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
C/10/609854 / JE RK 20-3475
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

Op 24 december 2020 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de GI) om [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [voornaam minderjarige] en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] onder toezicht is gesteld tot 3 maart 2021 en dat er eerder al een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing was verleend. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de GI en hoopt op verbetering van de situatie. De kinderrechter oordeelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige], gezien de complexe gezinssituatie en de zorgen over zijn gedrag. De moeder is onvoldoende in staat gebleken om [voornaam minderjarige] te begeleiden en te begrenzen, wat heeft geleid tot escalaties in de thuissituatie.

De kinderrechter verleent de machtiging tot uithuisplaatsing tot 3 maart 2021 en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Het verzoek van de GI is toegewezen voor de duur van de ondertoezichtstelling, terwijl het overige verzoek is afgewezen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door belanghebbenden binnen drie maanden na betekening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/609854 / JE RK 20-3475
Datum uitspraak: 24 december 2020

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2007 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 15 december 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 24 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijf in een crisisopvang van Enver.
Bij beschikking van 3 september 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 3 maart 2021.
Bij beschikking van 15 december 2020 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van vier weken. De beslissing is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Op dit moment kan [voornaam minderjarige] niet terug naar huis. Er zal gewerkt worden aan een verlofregeling. Het gezin heeft een positief netwerk en een goede vriendin van de moeder begeleidt [voornaam minderjarige] hierin. In de komende periode wordt er een vervolgplek voor [voornaam minderjarige] gezocht. Er wordt gedacht aan een gezinshuis of een driemilieuvoorziening. Verder zijn er op de groep wel zorgen over het gedrag van [voornaam minderjarige] . Zijn gedrag is niet stabiel en hij laat agressief gedrag zien richting de medewerkers. In de komende periode moet hij een verbetering laten zien in zijn gedrag, anders zal er mogelijk tot een gesloten plaatsing worden overgegaan.

Het standpunt van de moeder

De moeder heeft ter zitting ingestemd met het verzoek van de GI. De moeder is blij met de ondersteuning van de betrokken jeugdbeschermer en zij zitten op één lijn. Zij hoopt dat het contact tussen haar en [voornaam minderjarige] en tussen [voornaam minderjarige] en zijn broer zal verbeteren. Verder hoopt zij dat [voornaam minderjarige] hulp krijgt voor zijn agressie en dat hij weer naar school toe zal gaan.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding.
Er is sprake van een complexe gezinssituatie en mogelijk kindeigenproblematiek. [voornaam minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag en in het afgelopen anderhalf jaar zijn de zorgen over zijn gedrag toegenomen. De moeder is onvoldoende in staat gebleken om [voornaam minderjarige] te begeleiden en te begrenzen. De moeder lijkt onvoldoende in staat om aan te sluiten bij de ontwikkelingsbehoefte van [voornaam minderjarige] . Er wordt gezien dat de moeder hierdoor in escalerende situaties met regelmaat de kant van de oudere broer van [voornaam minderjarige] kiest. In de afgelopen periode hebben er meerdere escalaties in de thuissituatie plaatsgevonden. Omdat de veiligheid van [voornaam minderjarige] niet langer gewaarborgd kon worden is [voornaam minderjarige] met een machtiging van de kinderrechter met spoed uit huis geplaatst. In de komende periode is het van belang dat [voornaam minderjarige] behandeling krijgt voor zijn emotieregulatie en dat zijn perspectief wordt onderzocht. De moeder begrijpt dat [voornaam minderjarige] op dit moment niet naar huis kan en ook [voornaam minderjarige] wil graag rust. Er wordt een vervolgplek voor [voornaam minderjarige] gezocht in een gezinshuis of een driemilieuvoorziening. De kinderrechter zal daarom een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, dan wel een gezinsgerichte voorziening verlenen. Omdat de machtiging niet langer kan worden toegewezen dan voor de duur van de ondertoezichtstelling, zal het verzoek worden toegewezen tot 3 maart 2021 en voor het overige worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, dan wel een gezinsgerichte voorziening tot 3 maart 2021;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 12 januari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.