ECLI:NL:RBROT:2020:12599

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
609515 / HA RK 20-1310
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in faillissementszaak wegens niet-tijdig indienen verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2020 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend tegen mr. M. Aukema, rechter in de rechtbank Rotterdam, team insolventie. De verzoeker had eerder, op 9 mei 2018, failliet verklaard en mr. C. Prenger was aangesteld als rechter-commissaris in het faillissement. De verzoeker had op 8 november 2020 vragen gesteld aan de rechter-commissaris en een aanbod gedaan, waarop mr. Aukema als plaatsvervangend rechter-commissaris op 24 november 2020 had gereageerd. Het wrakingsverzoek werd pas op 8 december 2020 ingediend, terwijl de gewraakte beslissingen kort na 24 november 2020 bekend waren geworden bij de verzoeker. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, zoals vereist door artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank benadrukte dat een wrakingsverzoek onmiddellijk na het bekend worden van de feiten en omstandigheden moet worden gedaan, met een korte tijd voor beraad. Aangezien de termijn voor het indienen van het verzoek ruimschoots was overschreden, werd de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 609515 / HA RK 20-1310
Beslissing van 29 december 2020
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. M. Aukema, rechter in de rechtbank Rotterdam, team insolventie (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij vonnis van deze rechtbank van 9 mei 2018 is verzoeker failliet verklaard. Mr. C. Prenger is de rechter-commissaris in het faillissement en mr. M.M.E. Bowrner, advocaat te Dordrecht, is tot curator aangesteld. Het kenmerk van deze procedure is C/10/18/176 F.
Per brief van 8 november 2020 heeft verzoeker vragen gesteld aan de rechter-commissaris en een aanbod gedaan.
Bij brief van 24 november 2020 heeft de rechter – als plaatsvervangend rechter-commissaris, bij afwezigheid van mr. Prenger – de vragen en het aanbod van verzoeker beantwoord.
Bij brief van 4 december 2020, ingekomen ter griffie op 8 december 2020, heeft verzoeker de rechter gewraakt.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van het hiervoor omschreven faillissement.
Verzoeker, de rechter en de curator in het faillissement, mr. M.M. Bowmer, zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 16 december 2020.
Ter zitting van 24 december 2020, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is de rechter verschenen. Verzoeker en de curator zijn niet verschenen.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden – zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vereist.
2.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende. Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd beslissingen van de rechter, die door hem zijn verwoord in de brief van 24 november 2020. Verzoeker heeft deze brief kort na 24 november 2020 ontvangen.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wrakingsverzoek dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
In dit geval is die termijn ruimschoots overschreden. De gewraakte beslissingen van de rechter zijn immers kort na 24 november 2020 bij verzoeker bekend geworden, terwijl het verzoek tot wraking eerst bij de rechtbank is binnengekomen op 8 december 2020.
2.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. M. Aukema.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. M.G.L. de Vette en
mr. F.A. Hut, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing in het openbaar uitgesproken door
mr. M.G.L. de Vette op 29 december 2020 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- mr. M. Aukema
- verzoeker
- mr. M.M. Bowmer