ECLI:NL:RBROT:2020:12595

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
C/10/606177 / JE RK 20-2870
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 november 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing bij de gezaghebbende vader te verlengen tot 9 juni 2021. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [naam kind] instemmen met de verlenging, maar dat de moeder nog niet in staat is om de zorg voor [naam kind] op zich te nemen. De moeder heeft in de afgelopen periode positieve stappen gezet, maar de gestelde doelen zijn nog niet behaald. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van [naam kind] is dat hij bij zijn vader blijft wonen, omdat de vader in staat is om een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. De kinderrechter heeft geen aanleiding gezien om de machtiging voor een kortere periode te verlengen, omdat de ondertoezichtstelling al twee maanden later afloopt. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 15 december 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/606177 / JE RK 20-2870
datum uitspraak: 27 november 2020

beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2017 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 14 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 19 oktober 2020;
- de brieven met bijlagen van de advocaat van de moeder van 25 november 2020;
- het door de GI ter zitting overgelegde gezinsplan van 27 november 2020.
Op 27 november 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. A.L. Witteveen, kantoorgenoot van haar advocaat mr. M.S.
Krol,
- de vader, bijgestaan door mr. M.G. Hoogerwerf,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de vader.
Bij beschikking van 9 juni 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 9 juni 2021. De kinderrechter heeft bij die beschikking tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de gezaghebbende vader verleend tot 9 december 2020.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de gezaghebbende vader te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 9 juni 2021.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader is noodzakelijk om de veiligheid van [naam kind] te kunnen waarborgen. In de afgelopen periode is te weinig veranderd om de thuisplaatsing van [naam kind] bij de moeder mogelijk te maken. De moeder heeft zelf ook te kennen gegeven hier nog niet klaar voor te zijn. Er hebben meerdere gesprekken met de moeder plaatsgevonden over de gestelde doelen. Een persoonlijkheidsonderzoek zou een optie kunnen zijn, zodat de onderliggende problematiek van de moeder in kaart kan worden gebracht en een passende behandeling kan worden ingezet.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen de duur van het verzoek, omdat de moeder in de afgelopen tijd wel degelijk goede stappen heeft gezet. De moeder zou graag zien dat hiernaar wordt gekeken. De omgang is de afgelopen periode begeleid door Coach-point. Coach-point heeft aangegeven dat de bezoeken goed zijn verlopen en dat de moeder sensitief kan reageren en in staat is om [naam kind] grenzen te bieden. De moeder kan instemmen met een korte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat op dit moment niet alle vragen van de GI zijn beantwoord en een vervolgtraject nodig is. Binnenkort zal Theraplay van Enver worden ingezet. De moeder staat hiervoor open en is bereid om overal aan mee te werken. De moeder stelt zich op het standpunt dat de communicatie tussen de ouders moet worden verbeterd. Mogelijk zou Kinderen uit de Knel van Enver hieraan kunnen bijdragen. De moeder heeft bewindvoering en gekeken wordt of zij de schuldhulpverlening in kan. De moeder heeft geen eigen woning, maar verblijft met haar dochter bij de grootouders. Hier is ook plek voor [naam kind] . De wens van de moeder is dat wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing van [naam kind] , zodat hij kan opgroeien met zijn halfzus. Uit het gezinsplan van de GI blijkt dat een van de doelen is dat de opvoedsituatie bij de moeder veilig is en de moeder emotioneel beschikbaar is voor de kinderen. Hoewel dit een begrijpelijk doel is, is het niet duidelijk wat van de moeder wordt verwacht om te zorgen dat de opvoedsituatie veilig en stabiel is. De omgangsmomenten worden uitgebreid met een logeermoment. De omgang wordt wel uitgebreid, maar niet langer begeleid. Het is echter van belang dat de GI dit monitort, zodat voor de moeder duidelijk wordt aan welke doelen zij moet voldoen om een thuisplaatsing te kunnen bewerkstelligen. Gelet op de trajecten die nog lopen en het feit dat de communicatie tussen de ouders moet worden verbeterd, wordt namens de moeder verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van vier maanden te verlenen en het overig verzochte deel aan te houden zodat gekeken kan worden wat de stand van zaken op dat moment is.
Door en namens de vader is ingestemd met het verzoek. Het gaat op zich goed bij de vader thuis en de vader staat open voor hulpverlening. De vader heeft, om te bezien of hij het goed genoeg doet, zelf gevraagd om opvoedondersteuning en hier zal binnenkort mee worden gestart. Het is in het belang van [naam kind] dat het verzoek voor de duur van de ondertoezichtstelling wordt toegewezen. Het is voor de vader niet duidelijk welke goede stappen de moeder heeft gezet. Uit de verslagen van Coach-point, die door de advocaat van de moeder zijn ingebracht, volgen zorgelijke signalen. De moeder heeft nog een lange weg te gaan. In de komende maanden moet duidelijk worden waar het perspectief van [naam kind] ligt. De vader stelt zich op het standpunt dat het perspectief van [naam kind] bij hem ligt. Binnenkort zal de vader een verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats indienen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat beide ouders instemmen met een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader. Sinds maart 2020 is [naam kind] uit huis geplaatst bij de vader, omdat de moeder wegens haar eigen problematiek niet langer in staat was om de zorg voor [naam kind] te dragen. In de afgelopen periode heeft de moeder positieve stappen gezet, maar de gestelde doelen zijn nog niet behaald. De moeder verblijft bij de grootouders met haar dochter, omdat zij niet langer in haar huis kon blijven wonen en er is bewindvoering betrokken. De moeder kampt nog steeds met persoonlijke problematiek als gevolg waarvan zij emotionele impulsen/uitingen niet onder bedwang lijkt te kunnen houden. De moeder zou het liefst willen dat [naam kind] thuis komt wonen, maar zij erkent dat een thuisplaatsing momenteel nog niet aan de orde is. Pas wanneer de moeder in staat is om goed voor zichzelf te zorgen, kan worden bezien of de moeder de zorg en opvoeding voor [naam kind] kan dragen. Het is aan de GI om aan de moeder duidelijk te maken wat er van haar wordt verwacht. Het is positief dat het de vader lukt om [naam kind] een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden en dat hij open staat voor hulpverlening om zijn opvoedvaardigheden, indien nodig, te verbeteren. De kinderrechter acht het dan ook in het belang van [naam kind] dat zijn verblijf bij vader wordt gecontinueerd.
De kinderrechter ziet geen aanleiding om het verzoek voor een kortere periode dan verzocht toe te wijzen, zoals door de advocaat van de moeder bepleit. Het is reeds om praktische redenen niet zinvol om de machtiging tot uithuisplaatsing slechts voor vier maanden te verlengen, omdat de ondertoezichtstelling twee maanden later al afloopt. Daar komt bij dat [naam kind] nu bij zijn vader woont. De noodzaak om zo snel mogelijk toe te werken naar een terugplaatsing bij moeder, en daarbij de vinger aan de pols te houden, is daarom minder groot dan wanneer [naam kind] in een pleeggezin of in een accommodatie voor jeugdzorg zou verblijven.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader tot 9 juni 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2020, door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V. Beenakker als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.