ECLI:NL:RBROT:2020:12591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
C/10/605805 / JE RK 20-2816
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging en opheffing ondertoezichtstelling van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 18 december 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 8 december 2020. De GI verzocht om een verlenging van een jaar, omdat er zorgen waren over de communicatie tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen. De moeder en de vader hebben beide verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder was tegen verlenging, terwijl de vader zich kon vinden in een verlenging. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de minderjarigen zijn gehoord.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling op dit moment niet langer noodzakelijk is. De minderjarigen zijn op dit moment niet gebaat bij een verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat zij in staat moeten worden gesteld om hun leven zelfstandig op te pakken. De kinderrechter heeft benadrukt dat het contact met beide ouders belangrijk is, maar dat dit contact niet geforceerd moet worden. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen en het verzoek van de moeder tot opheffing van de ondertoezichtstelling toegewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de kinderen en de noodzaak om hen de ruimte te geven om op eigen tempo contact met de vader te herstellen, indien zij daar behoefte aan hebben.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/605805 / JE RK 20-2816
datum uitspraak: 18 december 2020

beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2005 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2009 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 12 oktober 2020;
- het verweerschrift met bijlagen van de advocaat van de moeder, mr. L.P. Quist, van 24 november 2020, tevens houdend een zelfstandig verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling;
- het verweerschrift van de advocaat van de vader, mr. S. Kranendonk, van 27 november 2020;
- de door [naam kind 1] , voorafgaand aan de zitting, overgelegde brief van Zicht op de Toekomst.
Op 27 november 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind 1] , die voorafgaand aan de zitting in het bijzijn van zijn tante [naam] is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door mr. L.P. Quist,
- de vader, bijgestaan door mr. S. Kranendonk,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam vertegenwoordigster 1] en [naam vertegenwoordigster 2] .
De kinderrechter heeft gehoor gegeven aan het verzoek van de GI om de ouders gescheiden te horen, waardoor de moeder in het bijzijn van haar advocaat tegelijkertijd met de GI is gehoord en de vader op dezelfde dag op een later moment in het bijzijn van zijn advocaat tegelijkertijd met de GI is gehoord.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 22 november 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 8 december 2020.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI handhaaft het verzoek en licht het als volgt toe. Er is sprake van een hevige strijd tussen de ouders, wat ook te zien is aan de verweerschriften die namens beide ouders zijn ingediend. De informatieoverdracht tussen de ouders komt niet op gang, met name omdat dit voor moeder te belastend is Het netwerk is ook niet in staat om hierin bij te staan. Er is hulpverlening door Zicht op de Toekomst ingezet om communicatie tussen de ouders mogelijk te maken en in te zetten op contactherstel tussen de vader en de kinderen. Dat heeft niet tot resultaat geleid.
Het lukt de jeugdbeschermers tot op heden niet om in contact te komen met [naam kind 1] en [naam kind 2] en dit belemmert de GI ernstig in de uitvoering van haar taak. Het ontbreekt de GI aan zicht op de kinderen. De GI merkt dat de kinderen belast worden, maar het is niet duidelijk wat de directe oorzaak hiervan is. Het is positief dat de kinderen goed meekomen op school. Tijdens de vertrouwensgesprekken op school blijkt echter dat de kinderen niet over de vader willen praten. De GI respecteert de wens van [naam kind 1] dat hij voorlopig geen contact met de vader wil. [naam kind 1] is gebaat bij rust en hij wil zich focussen op zijn school. [naam kind 2] schrijft wel brieven naar de vader. Het is nog onduidelijk welke gevolgen de kinderen op de lange termijn zullen ondervinden wegens het gebrek aan contact met de vader en wat de onderliggende factoren hiertoe zijn.
De GI geeft aan in een impasse te verkeren. Enerzijds is een verlenging wenselijk om zicht te houden op de kinderen en de eventuele psychische schade die zij door de situatie oplopen, maar anderzijds is de maatregel nauwelijks uitvoerbaar nu de kinderen niet met de jeugdbescherming en andere hulpverleners in gesprek willen en pogingen daartoe juist weerstand opwekken. De GI laat het oordeel over de vraag of een verlenging onder deze omstandigheden is aangewezen daarom uitdrukkelijk aan de kinderrechter over. Zij geeft daarbij nog de mogelijkheid in overweging om de ondertoezichtstelling voor [naam kind 2] wel, en voor [naam kind 1] niet te verlengen.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. In de afgelopen jaren heeft de moeder geen bezwaar gehad tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. Sterker nog, de moeder heeft zelf contact gezocht met de Raad voor de Kinderbescherming waarna de kinderen onder toezicht zijn gesteld. Op dit moment heeft de moeder echter wel bezwaar tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. De weerstand bij de kinderen tegen omgang met de vader wordt alsmaar groter. Het uitoefenen van druk heeft juist averechts effect. De kinderen willen de hulpverleners niet zien, maar de hulpverleners blijven proberen om in contact te komen met de kinderen. De moeder is bezig met traumaverwerking en doet ontzettend haar best om de kinderen te bieden wat zij nodig hebben. Uit de recentere rapporten van Agathos en Zicht op de Toekomst blijkt dat de kinderen veilig opgroeien bij de moeder en dat de moeder hen de ruimte geeft om zich te ontwikkelen. Er is geen enkele concrete indicatie dat het niet goed gaat met de kinderen. De enkele zorg vanuit de GI dat onbekend is wat de impact van het gebrek aan contact met de vader op de lange termijn zal zijn, is te algemeen en is onvoldoende om een verlenging van de ondertoezichtstelling te kunnen rechtvaardigen. De strijd tussen de ouders zal niet stoppen door de ondertoezichtstelling te verlengen. Het feit dat de communicatie niet op gang komt kan een verlenging van de ondertoezichtstelling dan ook niet rechtvaardigen. Namens de moeder wordt dan ook verzocht om het verzoek af te wijzen. Tevens wordt verzocht de ondertoezichtstelling per direct op te heffen. De moeder en de kinderen zijn gebaat bij rust. Juist als de rust is wedergekeerd is de kans groter dat de kinderen op enig moment behoeft krijgen aan contact met de vader. De moeder staat het versturen van brieven van de kinderen naar de vader niet in de weg, maar is juist bereid hen hierin te ondersteunen.
De vader heeft, deels bij monde van zijn advocaat, naar voren gebracht dat hij zich kan vinden in een verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader erkent dat er in het verleden dingen gebeurd zijn, maar hij zou graag naar de toekomst willen kijken en de situatie willen normaliseren. De vader loopt vast door tegenwerking van de moeder. Hij zou [naam kind 1] en [naam kind 2] heel graag willen zien en contact met hen willen hebben. De vader heeft het idee dat de moeder overbelast is. De moeder is al vier jaar onder behandeling, maar het lijkt steeds slechter met haar te gaan en dat heeft zijn weerslag op de kinderen. Het is voor de vader heel lastig om informatie over de kinderen te verkrijgen, omdat de moeder niet in staat is om directe e-mails naar de vader te sturen. [naam kind 1] is vaak afwezig op school en daar wil de vader van op de hoogte worden gehouden. Er is briefcontact tussen [naam kind 2] en de vader. [naam kind 2] is de enige uit het gezin die contact wil met de vader. Het is belangrijk dat zij hierin wordt ondersteund en dat haar handvatten worden geboden. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om zicht te kunnen behouden op [naam kind 1] en [naam kind 2] en hen waar nodig te ondersteunen.

De beoordeling

Het toepassen van de maatregel van een ondertoezichtstelling betekent een inmenging in het gezinsleven van ouder(s) en kind. Samengevat, kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige slechts verlengen indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling nog steeds ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouder(s) met gezag.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] op dit moment enkel is gericht op het tot stand brengen van contact tussen de vader en de kinderen. Bij de GI bestaan er, door het gebrek aan contact tussen de vader en de kinderen, zorgen over de eventuele psychische schade bij de kinderen op de lange termijn. De kinderrechter benadrukt dat het in beginsel voor de ontwikkeling van een kind van belang is dat het omgang heeft met beide ouders, en dat daar in beginsel ook op moet worden ingezet. Het tot stand brengen van dat contact moet echter geen doel op zich worden, waarbij de verdere omstandigheden uit het oog worden verloren. Het enkele ontbreken van omgang, betekent namelijk niet zonder meer dat de minderjarigen daardoor ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.
Het is in dit geval duidelijk dat de vader het gezin in het verleden diep heeft gekwetst door zijn handelen en de gevolgen die dat niet alleen voor hem, maar vooral ook voor het gezin heeft gehad. Het is in dat licht voorstelbaar dat het merendeel van het gezin er, ook na een aantal jaar, nog niet aan toe is om contact met hem te onderhouden. Naast de moeder en [naam kind 1] willen immers ook de twee meerderjarige dochters geen contact met de vader. Het is aan de vader om te accepteren dat dit de consequenties van zijn handelen zijn en in deze situatie te berusten. Door de moeder en door [naam kind 1] is duidelijk verwoord dat de voortdurende inzet door hulpverlening op contactherstel met vader en de druk die daarmee gepaard gaat juist aan verwerking in de weg staat.
De kinderrechter is er na het kindgesprek met [naam kind 1] ook van overtuigd dat hij volledig uit vrije wil en met volle overtuiging de keuze heeft gemaakt om op dit moment (nog) geen contact te willen met de vader. Wat betreft [naam kind 2] is duidelijk geworden dat zij contact met de vader zoekt wanneer zij hier behoefte aan heeft. Zij wordt hierin niet gehinderd, maar wordt juist ondersteund door de moeder.
Uit het voorgaande volgt dat de minderjarigen op dit moment niet langer gebaat zijn bij het voortduren van de ondertoezichtstelling. Zij moeten in staat worden gesteld hun leven eigenstandig op te pakken en in de komende jaren het eventuele contact met de vader op eigen initiatief en in hun eigen tempo vorm te geven, als zij daar behoefte aan hebben. Sturing en dwang van buitenaf dragen niet bij aan dat contactherstel, maar zorgen juist voor onrust en spanning en werken daarmee ook contraproductief. De kinderrechter zal het verzoek van de GI daarom afwijzen en het verzoek van de moeder tot het opheffen daarvan toewijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de GI, voor zover hierop niet eerder is beslist;
heft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] op.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V. Beenakker als griffier en in het openbaar uitgesproken door mr. M. van Kuilenburg op 18 december 2020.
De uitspraak van deze beschikking had middels de getekende beschikking van 4 december 2020 moeten geschieden. Deze beschikking is helaas voorafgaand aan de uitspraak in het ongerede geraakt, zodat de kinderrechter bij datum van deze beschikking alsnog uitspraak doet.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.