ECLI:NL:RBROT:2020:12539

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
8481340 CV EXPL 20-12870
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eigen bijdrage door CAK en verweer van gedaagde

In deze zaak heeft het CAK, een publiekrechtelijk bestuursorgaan, een vordering ingesteld tegen een gedaagde voor het betalen van een eigen bijdrage. De vordering is gebaseerd op twee facturen die door het CAK aan de gedaagde zijn gestuurd, maar die niet tijdig zijn betaald. De gedaagde heeft aangevoerd dat hij de facturen al had voldaan, maar het CAK heeft gesteld dat de betalingen te laat zijn gedaan en dat er buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt. De kantonrechter heeft de feiten en de processtukken bekeken, waaronder de dagvaarding en de reacties van de gedaagde. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde inderdaad betalingen heeft gedaan, maar dat deze betalingen niet tijdig waren, waardoor het CAK recht had op de gevorderde buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft de vordering van het CAK gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 48,40, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van het CAK, die zijn vastgesteld op € 229,09 aan verschotten en € 72,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken door de kantonrechter in Rotterdam op 24 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8481340 CV EXPL 20-12870
uitspraak: 24 december 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
het publiekrechtelijk bestuursorgaan met eigen rechtspersoonlijkheid,
CAK,
gevestigd en kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
eiseres,
gemachtigde: Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders te Amersfoort,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde]
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “CAK” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 3 april 2020, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] , alsmede de nadere productie;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de schriftelijke reactie van [gedaagde] .
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Het CAK is belast met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage, als bedoeld in artikel 3.2.5 van het Bijdragebesluit zorg, ingevolge artikel 6.1.2 van de Wet langdurige zorg in verbinding met artikel 3.3.1.3 Bijdragebesluit langdurige zorg.
2.2
Het CAK heeft, in het kader van de verschuldigde eigen bijdrage, de volgende kosten bij [gedaagde] in rekening gebracht:
Factuurnummer Datum Bedrag
20011801683 26-09-2019 € 86,97
20012089364 18-10-2019 € 86,97.
2.3
Bij brieven van (onder meer) 27 februari 2020 en 12 maart 2020 heeft het CAK [gedaagde] gesommeerd voormelde facturen te voldoen, vermeerderd met een bedrag van € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten en de tot dan toe verschenen rente.

3..De vordering

3.1
Het CAK heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan haar tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van
€ 136,66, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 maart 2020 tot en met de dag der algehele voldoening, alsmede de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft het CAK – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat de betalingsverplichting van [gedaagde] voortvloeit uit de betalingsbeschikkingen/facturen zoals vermeld onder 2.2 in combinatie met de vaststellingsbeschikking Wet langdurige zorg (hierna: Wlz). [gedaagde] heeft de termijnen voor bezwaar en beroep tegen deze beschikkingen ongebruikt laten verstrijken. Dit betekent dat de beschikkingen formele rechtskracht hebben verkregen, zodat de vordering tussen partijen vaststaat.
[gedaagde] is, ondanks herhaalde aanmaning en sommatie, in gebreke gebleven met de tijdige en volledige betaling van de door haar aan CAK verschuldigde hoofdsom van in totaal
€ 173,94 (€ 86,97 + € 86,97). Pas op 2 maart 2020 heeft het CAK een betaling van € 86,97 ontvangen.
Door de langdurige wanbetaling aan de zijde van [gedaagde] zag het CAK zich genoodzaakt haar gemachtigde in te schakelen en buitengerechtelijke incassokosten te maken. Deze kosten ten bedrage van € 48,40 (inclusief btw) dienen voor rekening van [gedaagde] te komen.
Verder maakt het CAK aanspraak op de wettelijke rente, waaronder een bedrag van
€ 1,29 aan verschenen rente, berekend tot 25 maart 2020.
3.3
Bij repliek heeft het CAK te kennen gegeven op 27 maart 2020 een tweede betaling van [gedaagde] ten bedrage van € 86,97 te hebben ontvangen.

4..Het verweer

4.1
[gedaagde] heeft bij antwoord – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – onder overlegging van betalingsbewijzen aangevoerd dat hij alles al betaald heeft, waardoor er geen vordering (meer) openstaat. Op 27 februari 2020 en 24 maart 2020 heeft [gedaagde] de factuur zoals vermeld onder 2.2, zonder bijkomende rente en kosten, per acceptgiro voldaan. Waarschijnlijk heeft het langs elkaar heen gewerkt, [gedaagde] betaalde weleens wat later. In de schriftelijke reactie op repliek voegt hij daar nog aan toe dat hij beide facturen voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding voldaan heeft, wat betekent dat het CAK de procedure ten onrechte gestart is.
4.2
Op de overige stellingen van partijen wordt in de beoordeling – indien van belang voor de uitkomst van deze procedure – teruggekomen.

5..De beoordeling

5.1
Het CAK beroept zich bij repliek op een tweetal facturen die niet overeenkomen met de facturen uit de dagvaarding waar de vordering op gebaseerd is. Gelet op de overige stellingen van partijen en de in het geding gebrachte producties, gaat de kantonrechter er vanuit dat het hier om een kennelijke vergissing gaat. De (eventuele) verschuldigdheid van de facturen van 19 juli 2019 (kenmerk 20011219202) en 23 augustus 2019 (kenmerk 20011503165) zal dan ook niet aan een rechterlijk oordeel onderworpen worden.
5.2
De door het CAK gevorderde hoofdsom bedraagt € 173,94. Gebleken is dat [gedaagde] voorafgaand aan de datum van het uitbrengen van de dagvaarding tweemaal een bedrag van € 86,97 aan (de gemachtigde van) het CAK betaald heeft. Op grond van artikel 6:44 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) strekken betalingen ter voldoening van een geldsom éérst in mindering op de kosten, vervolgens op de verschenen rente en daarna op de hoofdsom. Daarom wordt eerst beoordeeld of [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en/of verschenen rente verschuldigd is.
5.3
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten wordt als volgt overwogen. Hoewel vast is komen te staan dat [gedaagde] de facturen zoals vermeld onder 2.2 vóór het uitbrengen van de dagvaarding voldaan heeft, is tussen partijen niet in geschil dat het CAK buitengerechtelijke werkzaamheden ten behoeve van de inning van die bedragen verricht heeft. Betaling van voormelde bedragen geschiedde ook pas (ruimschoots) 5 maanden na de vervaldata van de facturen. Gelet daarop komt het CAK een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten toe. Voor de hoogte daarvan zoekt de kantonrechter aansluiting bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Gelet op de hoogte van de hoofdsom is daarom aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 48,40 (incl. btw) toewijsbaar.
5.4
De vordering tot vergoeding van de vervallen rente ten bedrage van € 1,29 zal worden afgewezen, nu het CAK – rekening houdende met de data waarop [gedaagde] beide betalingen verricht heeft – bij dagvaarding van een onjuist bedrag aan hoofdsom is uitgegaan. Het CAK heeft hiermee over een te hoog bedrag aan hoofdsom vervallen rente berekend. De rente zal dan ook worden toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.
5.5
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat, nu enkel de vordering ten aanzien van de verschenen wordt afgewezen, de door [gedaagde] gedane betalingen van in totaal € 173,94
(€ 86,97 + € 86,97) éérst in mindering strekken op de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 48,40 en daarna pas op de hoofdsom van € 173,94. Dit brengt met zich dat de resterende hoofdsom thans nog € 48,40 bedraagt. Dit bedrag zal worden toegewezen.
5.6
Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding was er een betalingsachterstand. Het stond het CAK dan ook geheel vrij om [gedaagde] in rechte te betrekken. [gedaagde] zal daarom als de in het (grotendeels) ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het CAK, welke tot heden worden vastgesteld op:
  • griffiegeld € 124,00
  • dagvaarding € 100,89
  • bevragen BRP € 2,07
  • bevragen DBR € 2,13
 € 229,09 € 229,09 aan verschotten
en € 72,00 aan salaris gemachtigde (2 punten à € 36 per punt).

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan het CAK tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van
€ 48,40, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van het CAK vastgesteld op € 229,09 aan verschotten en € 72,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44240