ECLI:NL:RBROT:2020:12534

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
10/691053-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor gewelddadige beroving van lachgasverkoper

Op 24 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal met geweld. De verdachte was op het moment van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een gewelddadige beroving heeft gepleegd op een lachgasverkoper op 29 mei 2020. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en een medeverdachte als uitgangspunt genomen en deze als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over schadevergoedingen aan benadeelde partijen, waarbij de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk heeft toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/691053-20
Datum uitspraak: 24 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. W.J. van Bel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 december 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, aangevuld met een contactverbod ten aanzien van alle medeverdachten in onderhavige strafzaak.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient integraal vrijgesproken te worden van het hem ten laste gelegde feit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daartoe is onder meer aangevoerd dat de verklaringen van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] onbetrouwbaar zijn, omdat het er - kort gezegd - op lijkt dat [naam medeverdachte 1] op alle mogelijke manieren haar eigen rol probeert te minimaliseren. Haar verklaringen bevatten tegenstrijdigheden en zijn naar de mening van de verdediging op leugens gebaseerd. Daarbij komt dat [naam medeverdachte 1] in haar verklaringen jegens cliënt is gestuurd door de politie, er stukken in het verhoor lijken te zijn weggelaten en de volgorde, de weergave en/of de inhoud van het proces-verbaal van verhoor van 7 juni 2020 niet lijken te kloppen. De verklaringen van [naam medeverdachte 1] zijn niet bruikbaar en dienen daarom uitgesloten te worden van het bewijs.
4.1.2.
Beoordeling
Op 29 mei 2020 heeft aangever [naam aangever] aangifte gedaan van diefstal met geweld. De verdachte is het medeplegen van deze diefstal met geweld op aangever [naam aangever] ten laste gelegd. [naam aangever] was op dat moment aan het werk als lachgasbezorger voor het bedrijf [naam bedrijf] . De verdachte ontkent.
De rechtbank neemt de door [naam aangever] en [naam medeverdachte 1] afgelegde verklaringen als uitgangspunt. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van [naam medeverdachte 1] dienen te worden uitgesloten van het bewijs, nu deze verklaringen onbetrouwbaar zouden zijn. Uit hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht volgt niet en kan redelijkerwijs ook niet worden afgeleid dat de verklaringen van [naam medeverdachte 1] op zichzelf of in onderling verband bezien zo inconsistent zijn dat daaruit moet worden afgeleid dat deze niet op waarheid kunnen berusten. Bovendien zijn de verklaringen van [naam medeverdachte 1] plausibel, consequent en vinden deze in sterke mate steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier, zoals de aangifte, de verklaring van medeverdachte Kasimi en het filmpje dat in de telefoon van de verdachte is aangetroffen. Er is daarom geen reden de inhoud van de verklaringen van [naam medeverdachte 1] uit te sluiten van het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachten van tevoren een plan hebben bedacht om op 29 mei 2020 aangever [naam aangever] op de parkeerplaats aan De Enk te beroven. Zij hebben voorafgaand aan het incident in de auto van [naam medeverdachte 1] besproken hoe zij te werk zouden gaan en dat het in één keer goed moest gaan. [naam medeverdachte 1] heeft op 29 mei 2020 een bestelling van lachgas geplaatst bij aangever [naam aangever] . De bestelling diende op de parkeerplaats bij de sporthal aan De Enk afgeleverd te worden. Toen aangever [naam aangever] bij de sporthal arriveerde, heeft hij met [naam medeverdachte 1] gesproken. De verdachte en twee medeverdachten zijn vervolgens gezamenlijk op het voertuig van aangever [naam aangever] afgelopen. Aan aangever [naam aangever] is eerst een vuurwapen getoond en hij is vervolgens met het vuurwapen in zijn gezicht geslagen. Vervolgens zijn er verscheidene geweldshandelingen gepleegd door drie verdachten. Daarbij zijn diverse goederen, waaronder het voertuig met kenteken [kentekennummer] , weggenomen.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de verdachte als medepleger dient te worden aangemerkt, omdat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, zoals hierboven is besproken.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt medeplegen van diefstal met geweld. De verweren tot vrijspraak vinden hun weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen en worden dan ook verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 29 mei 2020 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, op de
openbare weg, te weten de kruising van de Enk met de Kortedreef,
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen
- een schoudertasje en
- een kentekenbewijs en
- een rijbewijs en
- een pinpas en
- drie telefoons en
- sleutels en
- geld en
- een voertuig met kenteken [kentekennummer] en
- een hoeveelheid lachgasflessen,
toebehorende aan [naam slachtoffer]
en [naam bedrijf] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld
bestonden uit het
- tonen van en of richten op die [naam slachtoffer] van een (op een)
vuurwapen (gelijkend voorwerp) en
- slaan in het gezicht van die [naam slachtoffer] met dat (op een) vuurwapen
(gelijkend voorwerp) en
- vastpakken en meeslepen van die [naam slachtoffer] en
- slaan en schoppen van die [naam slachtoffer] en
- lostrekken van dat schoudertasje.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een
gewelddadige beroving op straat van een lachgasverkoper. Het slachtoffer is midden in de nachtnaar een parkeerplaats gelokt. Er was sprake van een vooropgezet plan. Tijdens de beroving is gebruik gemaakt van een (op een) vuurwapen (lijkend voorwerp). Daarnaast is fysiek geweld toegepast. Uiteindelijk zijn de verdachte en zijn mededaders er met de buit vandoor gegaan. De ervaring leert dat slachtoffers van een beroving met geweld overlast en financiële schade ondervinden en daarvan bovendien gedurende lange tijd nadelige psychische gevolgen ervaren. Bovendien is er in dit geval ook nog sprake van (beperkt) fysiek letsel. De verdachte heeft dit alles op de koop toe genomen en blijkbaar alleen gedacht aan zijn eigen financiële belangen. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte meer dan eens eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Reclasseringsadvies
Reclassering Nederland heeft een advies over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 augustus 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Door de proceshouding van de verdachte is het voor de reclassering niet mogelijk om risicofactoren te benoemen. Een pro-crimineel sociaal netwerk en gebrek aan inkomen hebben een rol gespeeld bij de totstandkoming van het delictverleden. De reclassering acht het bovendien zorgelijk dat de verdachte niet over een zinvolle dagbesteding beschikt en een huurschuld heeft. De bewindvoerder van de verdachte heeft ontslag aangevraagd, omdat de verdachte de gemaakte afspraken niet nakomt. Als beschermende factoren worden gezien dat de verdachte sinds een paar maanden clean is, geen alcohol drinkt en over een grotendeels steunend sociaal netwerk beschikt. Het herhalingsgevaar wordt als hoog ingeschat. Het advies is om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden op te leggen en deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • meewerken aan middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank overweegt dat sprake is van medeplegen. Daarnaast heeft het strafbare feit zich ’s nachts afgespeeld en is er fors geweld met onder meer een (nep)vuurwapen toegepast. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, die in het algemeen hoog zijn, maar lager dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank neemt wel in aanmerking dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat hij geen verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen. Zowel bij de politie als ter zitting heeft hij geen openheid van zaken gegeven. Deze omstandigheden werken strafverhogend. Een gevangenisstraf van 24 maanden is daarom passend.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en de verdachte kenbaar heeft gemaakt te willen meewerken, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel van acht maanden dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Met de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om als bijzondere voorwaarde een locatiegebod met elektronische controle, op te leggen. Wel ziet de rechtbank, met de officier van justitie, aanleiding om de geadviseerde bijzondere voorwaarden aan te vullen met een contactverbod ten aanzien van alle medeverdachten in onderhavige strafzaak.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.224,04 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,00 aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich verder in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 39.850,00 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schade en tot toewijzing van de immateriële schade tot een bedrag van € 3.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Zij heeft verder geconcludeerd dat de rechtbank de verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zal stellen voor de geleden schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , omdat de onderbouwing van de vordering ontbreekt.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman verzoekt primair de vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk te verklaren in verband met de integrale vrijspraak die is bepleit.
De raadsman verzoekt subsidiair om de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet is onderbouwd en daarmee onduidelijk is. Het lijkt erop dat alle bedrijfskosten worden opgevoerd. De verdediging betwist dan ook het causale verband tussen de schade en het ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] geldt dat de kosten die voor een nieuw slot worden opgevoerd, niet kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade. Deze post is dan ook niet voor toewijzing vatbaar. De gevorderde immateriële schade is te hoog. Er is geen sprake van arbeidsongeschiktheid. Of er sprake is van een causaal verband tussen het delict en de psychische gesteldheid van de benadeelde partij is lastig in dit strafgeding te bepalen. Het verzoek is om dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, zodat de civiele rechter zich eventueel hierover kan buigen.
8.3.
Beoordeling en conclusie
Vaststaat dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële en immateriële) schade is toegebracht. Omdat de gevorderde materiële schadevergoeding onvoldoende is betwist, zal de materiële schade van € 1.224,04 worden toegewezen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de kosten voor een nieuw slot wel degelijk rechtstreekse schade is, omdat de huissleutel en het kentekenbewijs met daarop het huisadres van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] is weggenomen.
Op basis van de gebleken feiten en omstandigheden stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 3.500,00. Daarbij is aansluiting gezocht bij bedragen aan immateriële schadevergoeding die in soortgelijke zaken worden toegewezen.
Het overige deel van de gevorderde immateriële schade acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij [naam benadeelde 1] in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verder staat vast dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De rechtbank schat de omvang van de schade ten aanzien van de weggenomen lachgasflessen op in totaal € 550,00 (9x € 50,00 en 1x € 100,00). Het overige deel van de gevorderde materiële schade acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Nader onderzoek hiernaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De verdachte dient aldus de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding te betalen
van € 4.724,04 en de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding van € 550,00.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 mei 2020.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] (gedeeltelijk) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen drie werkdagen na detentie en daarna melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam (telefoonnummer 088-8041302), zolang en frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
2. de veroordeelde laat zich begeleiden en behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
4. de veroordeelde werkt mee aan de controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 2] te [geboorteplaats medeverdachte 2] ,
[naam medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 3] te [geboorteplaats medeverdachte 3] ,
[naam medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 1] te [geboorteplaats medeverdachte 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig acht. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, op die wijze dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 4.724,04 (zegge: vierduizendzevenhonderdvierentwintig euro en vier eurocent),bestaande uit € 1.224,04 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen
€ 4.724,04 (hoofdsom, zegge: vierduizendzevenhonderdvierentwintig euro en vier eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.724,04 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
57 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, op die wijze dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van
€ 550,00 (zegge: vijfhonderdvijftig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 550,00 (hoofdsom, zegge: vijfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 550,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
11 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. E. Rabbie en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2020.
De oudste en jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 mei 2020 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de
openbare weg, te weten (de kruising van) de Enk (met) en/of de Kortedreef,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een schoudertasje en/of
- een kentekenbewijs en/of
- een rijbewijs en/of
- een pinpas en/of
- drie, althans een of meer, telefoon(s) en/of
- een of meer sleutel(s) en/of
- geld en/of
- een voertuig / bus (met kenteken [kentekennummer] ) en/of
- een hoeveelheid lachgasflessen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer]
en/of [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het
- tonen en/of voorhouden van en of richten op die [naam slachtoffer] van een (op een)
vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of
- slaan in het gezicht van die [naam slachtoffer] met een/dat (op een) vuurwapen
(gelijkend voorwerp) en/of
- vastpakken en/of meeslepen van die [naam slachtoffer] en/of
- slaan en/of schoppen van die [naam slachtoffer] en/of
- ( los)rukken en/of (los)trekken van/aan dat schoudertasje;