ECLI:NL:RBROT:2020:12523

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
10/662008-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met gebroken neus en kaak, bedreiging met misdrijf tegen het leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van zware mishandeling en bedreiging. De verdachte heeft op 30 november 2018 in Rotterdam de aangever opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht, resulterend in een gebroken neus en kaak. Daarnaast heeft hij de aangever op 4 oktober 2018 bedreigd via WhatsApp met woorden die duiden op geweld. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van 240 uur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en geen verweer heeft gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels zijn leven op orde lijkt te hebben. De rechtbank heeft besloten om de verdachte een taakstraf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, en heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van één dag. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 624,61 aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de schadeposten zijn vastgesteld op basis van billijkheid, aangezien niet alle schadeposten met bonnen waren onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/662008-19
Datum uitspraak: 9 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. I.K. Oosterveen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek ter terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Sannes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 30 november 2018 te Rotterdam aan [naam slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een gebroken kaak,
heeft toegebracht door (met kracht)
- die [naam slachtoffer] in/op/tegen het hoofd/gezicht te slaan/stompen (waardoor die
[naam slachtoffer] ten val kwam), en/of
- ( vervolgens) meermalen die [naam slachtoffer] in/op/tegen het hoofd/gezicht te
schoppen/trappen;
2.
hij op of omstreeks 04 oktober 2018 te Rotterdam, althans in Nederland,
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] (via WhatsApp) dreigend de woorden toe te voegen "Ik zou op je hoofd stampen" en/of "Blijf besef disrespect mij niet bro want ik vermoord
je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
primair
zware mishandeling;
2.
bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft aangever op straat in zijn gezicht gestompt en terwijl hij op de grond lag tegen zijn hoofd geschopt. Aangever heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen, namelijk een gebroken kaak en neus. De breuk van het neusbot is operatief hersteld.
De verdachte heeft hiermee aangever veel pijn en langer durend ongemak bezorgd en inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Nu het feit op de openbare weg heeft plaatsgevonden, in aanwezigheid van een omstander, versterkt dit ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Tevens heeft de verdachte aangever via WhatsApp bedreigd. De aangever heeft hierdoor gevoelens van angst en onveiligheid ervaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 september 2020. Verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten waaronder openlijk geweld, maar dit is al zodanig lang geleden dat de rechtbank dit niet in zijn nadeel meeweegt.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur passend. De rechtbank houdt echter in het voordeel van de verdachte rekening met het tijdsverloop sinds het plegen van de bewezenverklaarde feiten, het feit dat de verdachte daarna niet meer met justitie in aanraking is geweest en met zijn proceshouding.
De bewezen verklaarde zware mishandeling lijkt een incident te zijn geweest en de verdachte heeft na zijn aanhouding direct zijn verantwoordelijkheid genomen door een bekentenis af te leggen. Ter zitting heeft de verdachte het leed van aangever erkend en spijt betuigd.
Ook lijkt de verdachte, zoals naar voren gebracht ter terechtzitting, zijn leven inmiddels op orde te hebben. Hij werkt zelfstandig, als zzp’er in de bouw, en is weer samen met zijn vriendin.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de duur zoals geëist door de officier van justitie, in dit geval niet passend is. Wel vindt zij dat aan verdachte, gelet op de ernst van de mishandeling, de maximaal mogelijke werkstraf moet worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [naam benadeelde] zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 613,72 aan materiële schade. Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van nog nader te bepalen materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 563,72, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade (door de benadeelde partij niet met bedragen gespecificeerde), aan de telefoon, kleding en ter zake van medicijnen, dient te worden geschat op een bedrag van € 100,-. en kan eveneens worden toegewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
Een gedeelte van de door benadeelde partij gevorderde materiële schade, namelijk de ambulancekosten (eigen risico), is volgens de raadsvrouw voor toewijzing vatbaar. De overige gevorderde materiële schade is onvoldoende onderbouwd en dient daarom te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De materiële schade bestaande uit het eigen risico van de zorgverzekering ten behoeve van de ambulancekosten van € 374,61, is genoegzaam onderbouwd en niet door de verdachte betwist, de vordering wordt in zoverre toegewezen.
Voorts is vast komen te staan dat door het bewezen verklaarde schade is toegebracht aan de (door hem geleende) scooter, de kleding en de telefoon van de benadeelde partij. Ook heeft de benadeelde partij schade geleden door de aanschaf van medicijnen.
Nu deze schadeposten niet zijn onderbouwd met bonnen, maar door de benadeelde partij op de terechtzitting wel voldoende aannemelijk is gemaakt dat de schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit, zal de schade voor die posten naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op in totaal € 250,-.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 november 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de eventuele kosten van tenuitvoerlegging.
8.4.
Conclusie
De verdachte dient de benadeelde partij een schadevergoeding te betalen van € 624,61, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens zal de rechtbank de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 624,61 (zegge: zeshonderdvierentwintig euro en éénenzestig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 624,61(hoofdsom,
zegge: zeshonderdvierentwintig euro en éénenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening. Indien betaling uitblijft kan
gijzelingworden toegepast tot een maximum van
12 (twaalf) dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 november 2018 te Rotterdam aan [naam slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een gebroken kaak,
heeft toegebracht door (met kracht)
- die [naam slachtoffer] in/op/tegen het hoofd/gezicht te slaan/stompen (waardoor die
[naam slachtoffer] ten val kwam), en/of
- ( vervolgens) meermalen die [naam slachtoffer] in/op/tegen het hoofd/gezicht te
schoppen/trappen;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 november 2018 te Rotterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht):
- in/op/tegen het hoofd/gezicht van die [naam slachtoffer] heeft geslagen/gestompt
(waardoor die [naam slachtoffer] ten val kwam), en/of
- ( vervolgens) meermalen in/op/tegen het hoofd/gezicht van die [naam slachtoffer] heeft geschopt/getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 04 oktober 2018 te Rotterdam, althans in Nederland,
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] (via WhatsApp) dreigend de woorden toe te voegen "Ik zou op je hoofd stampen" en/of "Blijf besef disrespect mij niet bro want ik vermoord
je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.