ECLI:NL:RBROT:2020:12522

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
10/680661-17 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met schuldwitwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, naar aanleiding van een eerder vonnis waarin de veroordeelde was veroordeeld voor schuldwitwassen. De officier van justitie, mr. W. ten Have, vorderde dat het door de veroordeelde verkregen voordeel, geschat op € 10.000,-, aan de staat zou worden betaald. De vordering was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Tijdens de zitting op 25 september 2020 werd het standpunt van de officier van justitie gepresenteerd, waarin werd gesteld dat de vordering toegewezen moest worden, tenzij er in de strafzaak een schadevergoedingsmaatregel werd opgelegd. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsvrouw mr. P. van Dongen, betoogde echter dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde daadwerkelijk voordeel had verkregen uit het bewezenverklaarde schuldwitwassen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, omdat er onvoldoende aanknopingspunten waren om vast te stellen dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel had verkregen. De rechtbank oordeelde dat het enkele feit van witwassen op zich niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. A.M.G. van de Kragt, en de rechters mrs. M.J.M. van Beckhoven en L.J.M. Janssen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/680661-17 (ontneming)
Datum uitspraak: 9 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum veroordeelde] te [geboorteplaats veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] ,
raadsvrouw mr. P. van Dongen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2020.

2..Vordering

De vordering van de officier van justitie mr. W. ten Have strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op € 10.000,- en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 10.000,-
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, Sr. Het betreft voordeel verkregen door middel van of uit de baten van witwassen.

3..Strafbare feit waarop de voordeelsberekening is gebaseerd

Bij vonnis van deze rechtbank van 9 oktober 2020 is de veroordeelde veroordeeld wegens schuldwitwassen.
Een kopie van het vonnis is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

4..Het wederrechtelijk verkregen voordeel

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen als in de strafzaak ten behoeve van de benadeelde partij geen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr wordt opgelegd.
Als de schadevergoedingsmaatregel (ex artikel 36f Sr) in de strafzaak wel wordt opgelegd, dan dient de vordering te worden afgewezen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen, omdat uit het dossier niet kan volgen dat de verdachte daadwerkelijk voordeel heeft verkregen.
Beoordeling
Niet reeds door het enkele witwassen van geld vormt dit geld wederrechtelijk verkregen voordeel. Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat de veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel of uit de baten van het bewezenverklaarde schuldwitwassen. Gelet op het bovenstaande wordt de vordering afgewezen.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
wijst afde vordering van de officier van justitie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2020.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.