In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens in zijn auto. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, had op 26 november 2019 een schietincident meegemaakt waarbij zijn auto, een witte Audi A6, betrokken was. Tijdens een staandehouding door de politie werd de verdachte samen met twee medeverdachten aangehouden. Na de aanhouding werd de auto doorzocht, waarbij twee vuurwapens werden aangetroffen in een ruimte onder de stuurkolom. De verdachte ontkende wetenschap te hebben van de vuurwapens en stelde dat deze door een van de medeverdachten in de auto waren geplaatst na zijn aanhouding.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de vuurwapens en beschikkingsmacht over deze wapens. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte en concludeerde dat hij verantwoordelijk was voor de wapens, gezien de omstandigheden van de aanhouding en de korte tijd tussen de aanhoudingen van de medeverdachten. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan het voorhanden hebben van de vuurwapens en legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank wees ook verzoeken van de verdediging af om de voorlopige hechtenis op te heffen en om de in beslag genomen auto terug te geven aan de verdachte, aangezien deze niet op zijn naam stond.
De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar dat het voorhanden hebben van wapens met zich meebrengt, en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.