ECLI:NL:RBROT:2020:12519

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
10/701038-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapens in auto met wetenschap en beschikkingsmacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens in zijn auto. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, had op 26 november 2019 een schietincident meegemaakt waarbij zijn auto, een witte Audi A6, betrokken was. Tijdens een staandehouding door de politie werd de verdachte samen met twee medeverdachten aangehouden. Na de aanhouding werd de auto doorzocht, waarbij twee vuurwapens werden aangetroffen in een ruimte onder de stuurkolom. De verdachte ontkende wetenschap te hebben van de vuurwapens en stelde dat deze door een van de medeverdachten in de auto waren geplaatst na zijn aanhouding.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de vuurwapens en beschikkingsmacht over deze wapens. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte en concludeerde dat hij verantwoordelijk was voor de wapens, gezien de omstandigheden van de aanhouding en de korte tijd tussen de aanhoudingen van de medeverdachten. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan het voorhanden hebben van de vuurwapens en legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank wees ook verzoeken van de verdediging af om de voorlopige hechtenis op te heffen en om de in beslag genomen auto terug te geven aan de verdachte, aangezien deze niet op zijn naam stond.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar dat het voorhanden hebben van wapens met zich meebrengt, en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/701038-20
Datum uitspraak: 24 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
P.I. Rotterdam, locatie Hoogvliet te Rotterdam,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak (feiten 1 en 2)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde ‘medeplegen’.
4.2.
Bewijswaardering (feiten 1 en 2)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 en 2 tenlastegelegde, nu de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de vuurwapens in zijn auto en evenmin de beschikkingsmacht daarover had.
Het DNA-profiel van de verdachte (aangetroffen in een DNA-mengprofiel) op de Glock kan door indirecte overdracht via de handschoen van de verbalisant, na doorzoeking van de gehele auto, zijn overgedragen.
4.2.2.
Beoordeling
Op 26 november 2019 is de verdachte naar aanleiding van een melding over een schietincident met zijn auto, een witte Audi A6 met kenteken [kentekennummer] , staande gehouden op de Posthumalaan te Rotterdam.
De verdachte was de bestuurder, medeverdachte [naam medeverdachte 1] de bijrijder en medeverdachte [naam medeverdachte 2] zat als passagier achter in de auto.
De verdachte is vervolgens door de verbalisanten, middels de Benaderings Techniek Gevaarlijke Verdachten, als eerste uit de auto gehaald, daarna de bijrijder en vervolgens de passagier die op de achterbank zat. De inzittenden van de Audi zijn vervolgens om 3:27 uur (verdachte), 3:28 uur ( [naam medeverdachte 1] ) en 3:29 uur ( [naam medeverdachte 2] ) aangehouden. [1] De auto is vervolgens in beslag genomen.
Wat zich precies heeft afgespeeld in de auto voorafgaand aan de aanhouding volgt niet uit het dossier en de op zitting afgelegde verklaringen van de verdachte en de medeverdachten geven daar evenmin uitsluitsel over.
Op 1 december 2019 is de in beslag genomen auto doorzocht en zijn door de verbalisant in een ruimte in het dashboard onder de stuurkolom twee vuurwapens aangetroffen. In een van de vuurwapens is bijbehorende munitie aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat de auto waarin de vuurwapens zijn aangetroffen van hem is, dat hij alleen zelf in de auto rijdt en dat hij bekend is met de bestaande ruimte in het dashboard onder de stuurkolom. De verdachte heeft ontkend dat hij wist van de vuurwapens in die ruimte. Hij heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat de vuurwapens in de ruimte onder de stuurkolom moeten zijn gelegd door één van de twee medeverdachten op een moment nadat hij de auto uit was gehaald.
De rechtbank stelt vast dat in de auto van de verdachte, die hij nooit uitleende en waarin hij op 26 november 2019 zat als bestuurder, in zijn onmiddellijke nabijheid en binnen zijn handbereik twee vuurwapens lagen. Aan de eisen van bewustheid van en een machtsrelatie tot de vuurwapens is voldaan. Uitgaande van dit scenario spreekt de rechtbank dan ook vrij van het eveneens ten laste gelegde medeplegen.
Immers indien één of beide vuurwapens tijdens het rijden door een van de twee medeverdachten in de auto is/zijn gebracht en ook - tijdens het rijden en voordat de politie tot het staande houden van de auto is overgegaan - verstopt in de grotendeels afgeschermde ruimte onder de stuurkolom waar die wapens zijn aangetroffen, houdt de rechtbank de verdachte verantwoordelijk voor de aanwezigheid ervan. Gelet op de geringe toegankelijkheid van die plek is het onaannemelijk dat dit zonder medewerking en medeweten van de verdachte als bestuurder gebeurde. In dit scenario kan het niet anders zijn dat de verdachte als bestuurder deze actie tijdens het rijden faciliteerde door behulpzaam te zijn bij het verstoppen van een of beide wapens. Ook dan was sprake van zowel bewustheid als een machtsrelatie tot die wapens.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, dat de vuurwapens daar neergelegd zijn nadat hij bij de staandehouding als eerste is uitgestapt, eveneens onaannemelijk gelet op de wijze van aanhouding en de korte tijd tussen de aanhoudingen van de verdachten.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte zowel wetenschap had van de aanwezigheid van, als de beschikkingsmacht over de vuurwapens in zijn auto.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank zal de resultaten van het DNA-onderzoek niet bezigen voor het bewijs, zodat het verweer van de raadsman dienaangaande hier onbesproken zal worden gelaten.
4.2.3.
Conclusie
Uit het bovenstaande volgt dat de verdachte op 26 november 2019 twee vuurwapens, waarvan één met bijbehorende munitie, voorhanden heeft gehad. Het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt bewezen verklaard.
Voorwaardelijk verzoek
Nu de rechtbank het NFI-rapport van 23 januari 2020 niet zal gebruiken voor het bewijs, zal het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot contra-expertise eveneens onbesproken worden gelaten.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 26 november 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een pistool, van het merk/type: Glock/23, kaliber .40
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 12 kogelpatronen,
van het merk/type: S&B, kaliber: .40,
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een pistool, van het merk/type: Zastava/M70, kaliber 7.65 millimeter
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in zijn auto, op de openbare weg, verborgen in een ruimte onder de stuurkolom twee vuurwapens (waarvan één met bijbehorende munitie) voorhanden gehad.
De ervaring leert dat het voorhanden hebben van wapens ook vaak leidt tot het gebruik ervan. Het voorhanden hebben van wapens is daarom bijzonder gevaarzettend. Reden waarom daartegen streng en consequent moet worden opgetreden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Een straf gelijk aan voorarrest, zoals betoogd door de raadsman, acht de rechtbank daarom niet passend.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
Verzoeken omtrent de voorlopige hechtenis
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen dan wel te schorsen. De rechtbank wijst deze verzoeken af.
De ernstige bezwaren en gronden waarop de voorlopige hechtenis is gebaseerd zijn nog aanwezig en een situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 Sv is gelet op de hoogte van de bij dit vonnis opgelegde gevangenisstraf niet aan de orde.
Het persoonlijke belang van de verdachte, zoals aangevoerd, weegt – gelet op de ernst van de feiten en de (hoogte van de) bij dit vonnis opgelegde gevangenisstraf - niet op tegen het belang van strafvordering bij voortduring van de voorlopige hechtenis.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto, Audi A6 met kenteken [kentekennummer] , verbeurd te verklaren en het in beslag genomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat zowel het in beslag genomen geldbedrag als de auto dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Uit het procesdossier volgt dat de in beslag genomen personenauto, Audi A6 met kenteken [kentekennummer] , niet van de verdachte is. De personenauto staat op naam van [naam] , die als rechthebbende kan worden aangemerkt. De teruggave zal worden gelast ten behoeve van de rechthebbende.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee)jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van:
- gelast de teruggave aan de rechthebbende ( [naam] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] ) van:
1. STK Personenauto [kentekennummer]
AUDI A6 2008 Kl: wit
G5489226
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en J.S. van den Berge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 november 2019 te Rotterdam tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk/type: Glock/23, kaliber .40
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 12 kogelpatronen, van het merk/type: S&B, kaliber: .40,
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2019 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk/type: Zastava/M70, kaliber 7.65 millimeter
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Zie proces-verbaal van relaas p. 2.