ECLI:NL:RBROT:2020:12486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
7 januari 2021
Zaaknummer
8643409 CV EXPL 20-3329
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schikkingsovereenkomst na ontslag op staande voet en vordering tot betaling van dertiende maand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 3 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. L. van der Wijngaart, en de besloten vennootschap Medisafe Benelux B.V., vertegenwoordigd door mr. M.F. Schouten. De eiser had een vordering ingesteld na een ontslag op staande voet door Medisafe, waarbij hij onder andere een dertiende maand over 2019 vorderde. De eiser stelde dat hij recht had op deze dertiende maand op basis van een schikkingsovereenkomst die was gesloten na een verzoek tot vernietiging van het ontslag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser niet kon aantonen dat er een recht op een dertiende maand bestond, en dat de schikkingsovereenkomst geen betrekking had op deze dertiende maand. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de eiser niet bevoegd was om namens een derde partij, [naam bedrijf 4], op te treden in deze procedure. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in schikkingsovereenkomsten en de noodzaak om bevoegdheid te hebben om namens derden op te treden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8643409 CV EXPL 20-3329
uitspraak: 3 december 2020 (bij vervroeging)
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
gemachtigde: mr. L. van der Wijngaart
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Medisafe Benelux B.V.
gevestigd te Oud-Beijerland,
gemachtigde: mr. M.F. Schouten.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en Medisafe.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 juli 2020 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 20 augustus 2020 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de brief van de gemachtigde van Medisafe van 9 november 2020 met één productie;
- de akte overlegging producties zijdens [eiser] ;
- de akte overlegging producties zijdens Medisafe;
- de e-mail van de griffier van 16 november 2020 waarin om overlegging van aanvullende stukken is verzocht;
- de e-mail van de gemachtigde van [eiser] van 18 november 2020 met producties;
- de brief van de gemachtigde van Medisafe van 18 november 2020 met producties.
1.2
De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
Tot 1 november 2016 dreef [eiser] een eenmanszaak onder de naam [naam bedrijf 1] Medisafe. Met ingang van 1 november 2016 is de onderneming van de eenmanszaak van [eiser] voortgezet door Medisafe en is [eiser] in dienst getreden van Medisafe. Een deel van het salaris van [eiser] werd door Medisafe betaald aan de echtgenote van [eiser] .
2.3
Medisafe heeft [eiser] per 17 juli 2019 op staande voet ontslagen. [eiser] heeft vervolgens een verzoek ingediend bij de rechtbank Rotterdam waarin hij de rechtbank heeft verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen. Tijdens de mondelinge behandeling van dit verzoek op 24 oktober 2019 hebben partijen een schikkingsovereenkomst gesloten (hierna te noemen: de schikkingsovereenkomst) die is vastgelegd in het proces-verbaal van die mondelinge behandeling. De schikkingsovereenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. Medisafe trekt het per 17 juli 2019 gegeven ontslag op staande voet in en zij draagt zorg voor doorbetaling van het salaris inclusief de vakantietoeslag vanaf 1 juli 2019 tot de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
2. Betaling van het reguliere salaris (te weten het salaris van [eiser] en diens echtgenote) vanaf 1 juli 2019 zal plaatsvinden in die zin dat Medisafe binnen een week na heden een voorschot betaalt van € 6.000.00 netto op het salaris van 1 juli 2019 tot 1 november 2019. Het salaris over de maanden november 2019 en december 2019 zal telkens aan het einde van iedere maand betaald worden, terwijl gelijktijdig met het salaris over de maand november 2019 een afrekening zal plaatsvinden over het salaris van 1 juli 2019 tot 1 november 2019 waarop in mindering strekt het betaalde voorschot van € 6.000.00 netto. Gelijktijdig met het salaris over de maand december 2019 zal ook het vakantiegeld vanaf 1 juni 2019 aan [eiser] betaald worden.
[…]
7. Binnen een week na heden zullen partijen over en weer de eigendommen die zij van elkaar nog in bezit hebben overdragen aan elkaar, met dien verstande dat [eiser] gerechtigd is de mobiele telefoon met het telefoonnummer […] te behouden inclusief het telefoonabonnement voor dat toestel. Partijen zullen over de wijze van overdracht van elkaars eigendommen en plaats en datum nog nadere afspraken met elkaar maken.
[…]
11. Partijen verklaren dat zij na afwikkeling van het vorenstaande ter zake van de arbeidsovereenkomst en/of de eventuele samenwerkingsovereenkomst en/of de beëindiging van die samenwerkingsovereenkomst en/of de arbeidsovereenkomst niets meer van elkaar te vorderen hebben en partijen verlenen elkaar ter zake over en weer finale kwijting. Die finale kwijting strekt zich ook uit ten aanzien van de eventuele aanspraken van de echtgenote van [eiser] jegens Medisafe. Ten teken dat zijn echtgenote daarmee instemt zal [eiser] haar vragen deze overeenkomst mede te ondertekenen en die getekende overeenkomst zal [eiser] aan Medisafe verstrekken uiterlijk op 1 november 2019.”
De schikkingsovereenkomst is door partijen en door de echtgenote van [eiser] ondertekend.
2.4
Bij beschikking van 31 oktober 2019 heeft de rechtbank Rotterdam de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Medisafe ontbonden.
2.5
Op 15 november 2019 heeft Medisafe een aantal zaken die eigendom zijn van [eiser] aan [eiser] overgedragen. [eiser] heeft deze zaken aanvaard onder voorbehoud van controle.
2.6
Op 8 juni 2020 heeft [eiser] conservatoir beslag tot afgifte doen leggen op een aantal zaken die zich bevonden in het bedrijfspand van Medisafe

3..Het geschil

3.1
[eiser] vordert, na vermindering van eis, dat Medisafe bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld:
I. om binnen 5 dagen na het in deze te wijzen vonnis aan [eiser] te betalen het netto equivalent van € 2.750,-- (de dertiende maand 2019), te vermeerderen met wettelijke rente en wettelijke verhoging vanaf 1 januari 2020 tot en met de dag der algehele voldoening;
II. om binnen 5 dagen na het in deze te wijzen vonnis aan [eiser] af te geven alle goederen waarop de deurwaarder op 4 juni 2020 blijkens het proces-verbaal conservatoir beslag tot afgifte gelegd heeft, met uitzondering van de goederen genoemd in punt 36 van de dagvaarding;
III. tot betaling aan [eiser] van de kosten voor het transport van de onder III bedoelde goederen (de kantonrechter neemt aan dat hier is bedoeld “de onder II bedoelde goederen”) naar de bedrijfsruimte aan [adres] , binnen 2 dagen nadat de factuur voor deze kosten door [eiser] aan Medisafe is verstuurd;
IV. om binnen 5 dagen na het in deze te wijzen vonnis aan [eiser] te betalen een bedrag van € 57.421,47, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, ter zake schadevergoeding voor de goederen die Medisafe niet kan afgeven aan [eiser] , te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 4 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
V. om binnen 5 dagen na het in deze te wijzen vonnis aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.665,82 ter zake buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. in de kosten van deze procedure, een bedrag voor het salaris van de gemachtigde van [eiser] en de beslagkosten daaronder begrepen.
3.2
[eiser] onderbouwt zijn vorderingen als volgt. [eiser] heeft recht op betaling van een dertiende maand over 2019. Ingevolge de schikkingsovereenkomst is Medisafe verplicht tot betaling van deze dertiende maand. In het kader van zijn dienstverband heeft [eiser] diverse tot de inventaris van zijn eenmanszaak behorende zaken aan Medisafe in bruikleen gegeven. Ingevolge de schikkingsovereenkomst is Medisafe verplicht deze zaken aan [eiser] terug te geven. Medisafe heeft niet alle in bruikleen gegeven zaken aan [eiser] teruggegeven. Een deel van de zaken die Medisafe verzuimd heeft terug te geven, is getroffen door het op verzoek van [eiser] gelegde conservatoir beslag tot afgifte. Het andere deel is door Medisafe vernietigd of vervreemd. Ter zake van de zaken die zijn vernietigd of vervreemd, vordert [eiser] ingevolge artikel 6:87 BW schadevergoeding in plaats van nakoming. De kantonrechter is bevoegd van de vorderingen van [eiser] kennis te nemen omdat de vorderingen van [eiser] voortvloeien uit, dan wel nauw samenhangen met de ontbonden arbeidsovereenkomst tussen partijen.
3.3
Medisafe concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. Medisafe stelt daartoe onder meer het volgende. Met [eiser] is niet overeengekomen dat hij recht zou hebben op betaling van een dertiende maand en de schikkingsovereenkomst heeft geen betrekking op een dertiende maand. Medisafe heeft in november 2016 de in het bedrijfspand van [eiser] aanwezige inventaris gekocht. Van bruikleen is geen sprake. Medisafe heeft aan haar verplichting tot afgifte van zaken die aan [eiser] in eigendom toebehoren voldaan. Diverse zaken waarvan [eiser] afgifte vordert of ter zake waarvan [eiser] vervangende schadevergoeding vordert, zijn Medisafe onbekend of zijn niet door [eiser] gekocht. Indien wordt toegekomen aan toekenning van vervangende schadevergoeding moet rekening worden gehouden met de waardevermindering van de betreffende zaken. De vordering van [eiser] tot uitvoerbaar bij voorraad-verklaring van het vonnis moet worden afgewezen omdat het belang dat Medisafe bij afwijzing heeft groter is dan het belang bij toewijzing van [eiser] .

4..De beoordeling

De bevoegdheid van de kantonrechter
4.1
Ter zitting hebben partijen verklaard dat zij op grond van het bepaalde in artikel 96 Rv de beslissing van de kantonrechter inroepen. De kantonrechter is derhalve bevoegd in deze zaak te beslissen. Partijen hebben zich beiden het recht op hoger beroep voorbehouden.
De vordering tot betaling van een dertiende maand over 2019
4.2
[eiser] stelt dat hij in 2017 en 2018 recht had op winstdeling en dat dit in 2019 door Medisafe is gewijzigd in een dertiende maand. Ter onderbouwing van die stelling legt [eiser] over zijn salarisstrook over de maand augustus 2019 en de salarisstrook van zijn echtgenote, [naam 1] , over de maand november 2019 (productie 16 bij dagvaarding) en een notitie met de titel “Winstdeling – bonus regeling Medisafe Benelux BV (Medisafe)” (productie 17 bij dagvaarding). Deze notitie luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Bij Medisafe introduceren we per 1 januari 2018 een bonus - winst regeling die afhankelijk is van de functie en de senioriteit van de werknemer. Een werknemer heeft recht op een 13e maand of op winstdeling.
10% van de netto winst van Medisafe wordt ieder jaar verdeelt onder het personeel.
Dit wordt als volgt verdeelt:
  • Van de 10% netto winst wordt eerst de l3e maand en eventuele bonus betaald van de werknemers die hier recht op hebben.
  • Vervolgens wordt de rest verdeelt onder de werknemers van Medisafe die onder de winstdelingsregeling vallen.”
4.3
Medisafe stelt dat uit de door [eiser] overgelegde stukken niet blijkt dat [eiser] over 2019 recht heeft op een dertiende maand. Als bestuurder van Medisafe zou [eiser] volgens Medisafe recht hebben op een winstuitkering, maar Medisafe stelt in 2019 geen winst te hebben gemaakt en verwijst daarbij naar de als productie 5 bij conclusie van antwoord overgelegde concept-jaarrekening van Medisafe over 2019.
4.4
De kantonrechter vindt noch in de door [eiser] overgelegde salarisstroken, noch in de genoemde notitie enige aanwijzing dat [eiser] over 2019 recht heeft op een dertiende maand. Uit de salarisstrook van [eiser] over augustus 2019 blijkt dat [eiser] over augustus 2019 recht had op € 2.000,-- bruto salaris en een reservering van € 160,-- voor vakantiegeld. Uit de salarisstrook van de echtgenote van [eiser] over november 2019 blijkt dat de echtgenote van [eiser] over november 2019 recht had op € 750,-- bruto salaris en een reservering van € 60,-- voor vakantiegeld. In geen van deze salarisstroken wordt melding gemaakt van een recht op een dertiende maand. Uit de genoemde notitie blijkt dat [eiser] vanaf 1 januari 2018 recht had hetzij op winstdeling, hetzij op een dertiende maand, maar dat [eiser] vanaf 1 januari 2019 gerechtigd was tot een dertiende maand blijkt daar niet uit.
4.5
[eiser] heeft ter zitting met betrekking tot de kwestie van de dertiende maand verklaard dat hij niet weet waar hij recht op heeft en dat de directeur van Medisafe, [naam 2] ( hierna te noemen [naam 2] ) heeft gezegd dat zijn winstdelling een dertiende maand zou worden. Medisafe heeft betwist dat een dergelijke mededeling is gedaan.
4.6
De kantonrechter stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat [eiser] in elk geval tot en met 2018 recht had op winstdeling. Voor omzetting van die winstdeling in een dertiende maand was overeenstemming tussen [eiser] en Medisafe vereist. Gesteld noch gebleken is dat die overeenstemming is bereikt. Een mededeling van [naam 2] , zoals door [eiser] gesteld, kan niet als zodanige overeenstemming worden gekwalificeerd. De kantonrechter gaat er derhalve van uit dat [eiser] ook over 2019 recht op winstdeling en geen recht op een dertiende maand had. De vordering van [eiser] tot betaling van een dertiende maand over 2019 moet derhalve worden afgewezen. Voor zover de vordering van [eiser] tot betaling van een dertiende maand over 2019 moet worden begrepen als een vordering tot betaling van een winstuitkering over 2019, moet deze vordering worden afgewezen omdat bij gebrek aan betwisting door [eiser] is komen vast te staan dat Medisafe over 2019 geen winst heeft gemaakt.
De vorderingen tot afgifte en vervangende schadevergoeding
4.7
[eiser] vordert teruggave van de zaken waarop beslag is gelegd (met uitzondering van de in randnumer 36 van de dagvaarding genoemde zaken) en vervangende schadevergoeding voor de zaken vermeld in de als productie 18 bij dagvaarding overgelegde lijst. Ter zitting is gedebatteerd over de vraag of deze zaken al dan niet in november 2016 door [eiser] aan Medisafe zijn verkocht. [eiser] heeft ter zitting erkend dat de zaken die behoorden tot de inventaris die in gebruik was bij zijn eenmanszaak en die zijn eigendom waren, op 4 november 2016 aan Medisafe zijn verkocht. [eiser] heeft verklaard dat zijn vorderingen niet op deze zaken zien.
4.8
Voorts is zijdens [eiser] ter zitting het volgende verklaard. De door hem aan Medisafe verkochte zaken vormen slechts een klein deel van de inventaris die in november 2016 bij de eenmanszaak in gebruik was. Het grootste deel van de inventaris die bij de eenmanszaak in gebruik was, was eigendom van twee vennootschappen, [naam bedrijf 2] (hierna te noemen [naam bedrijf 2] ) en [naam bedrijf 3] , die inmiddels beide zijn geliquideerd. Thans is de moedervennootschap van deze vennootschappen, [naam bedrijf 4] (hierna te noemen [naam bedrijf 4] ), eigenaar van dit deel van de inventaris. De zaken die onder het beslag vallen en de zaken ter zake waarvan [eiser] vervangende schadevergoeding vordert, behoren tot dit deel van de inventaris en zijn derhalve eigendom van [naam bedrijf 4] . Teruggave van de eigendommen van [eiser] , maar ook van de eigendommen van diens echtgenote en van [naam bedrijf 4] , was uitdrukkelijk onderdeel van het debat dat heeft geleid tot de schikkingsovereenkomst, en de verplichting tot teruggave van de eigendommen van [naam bedrijf 4] maakt dus onderdeel uit van de getroffen schikking. Ter onderbouwing van die stelling verwijst [eiser] naar het feit dat zijn echtgenote de schikkingsovereenkomst mede heeft ondertekend en naar een passage in de pleitnota van zijn toenmalige advocaat ter gelegenheid van de in 2.3 genoemde mondelinge behandeling, die luidt:
“91. Blijkens de als productie 17 bij het verzoekschrift overgelegde brief d.d. 2 augustus 2019 aan de heer [naam 2] houdt Medisafe c.q. [naam 2] nog een groot aantal zaken en bezittingen van [eiser] , van de echtgenote van [eiser] en van de [naam bedrijf 4] onder zich en weigert [naam 2] tot op heden die zaken af te geven.
92. Client heeft zich in die brief beroepen op zijn retentierecht. Hij is bereid de enkele bezittingen van Medisafe onverwijld af te geven tegen teruggave van de aanzienlijke aantallen eigen bezittingen van [eiser] en zijn echtgenote, die [naam 2] achter houdt.”
Zijdens [eiser] is voorts ter zitting verklaard dat [eiser] gemachtigde is van [naam bedrijf 4] en uit dien hoofde gemachtigd is om namens [naam bedrijf 4] nakoming van de schikkingsovereenkomst te vorderen.
4.9
Zijdens Medisafe is ter zitting het volgende verklaard. Medisafe heeft op 4 november 2016 de gehele inventaris die in gebruik was bij de eenmanszaak van [eiser] gekocht. Dit betrof zaken die eigendom waren van [eiser] en zaken die eigendom waren van [naam bedrijf 2] . Medisafe heeft voor de zaken die eigendom waren van [eiser] € 3.899,-- en voor de zaken die eigendom waren van [naam bedrijf 2] € 500,-- betaald. De zaken waar het in dit geding om gaat zijn derhalve eigendom van Medisafe. [naam bedrijf 4] is geen eigenaar van deze zaken en is ook geen partij bij de schikkingsovereenkomst.
4.1
De kantonrechter begrijpt uit hetgeen zijdens [eiser] ter zitting is verklaard dat [eiser] de vordering tot afgifte en de vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding geldend wenst te maken namens, althans ten behoeve van [naam bedrijf 4] . [eiser] heeft echter bij dagvaarding niet gesteld op te treden als gevolmachtigde van [naam bedrijf 4] en hij kan hangende de procedure die hoedanigheid niet alsnog aannemen. Dit blijkt uit Hoge Raad 2 april 1993, NJ 1993/573. [eiser] kan in deze procedure derhalve niet namens [naam bedrijf 4] optreden.
4.11
Voor het geval de stelling van [eiser] aldus moet worden begrepen dat hij bevoegd is in deze procedure op eigen naam voor rekening van [naam bedrijf 4] op te treden, overweegt de kantonrechter als volgt. Uit de door [eiser] gestelde feiten blijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat [naam bedrijf 4] in de schikkingsovereenkomst aan [eiser] de bevoegdheid heeft verleend om in eigen naam en voor rekening van [naam bedrijf 4] afgifte te vorderen van zaken die eigendom zijn van [naam bedrijf 4] . De schikkingsovereenkomst is aangegaan tussen de partijen in de in 2.3 genoemde procedure, te weten [eiser] en Medisafe, en is mede ondertekend door de echtgenote van [eiser] . Gesteld noch gebleken is dat [eiser] bij het aangaan van de schikkingsovereenkomst mede handelde namens [naam bedrijf 4] . De echtgenote van [eiser] heeft de schikkingsovereenkomst blijkens de tekst daarvan ondertekend ten teken dat zij instemt met het verlenen van finale kwijting aan Medisafe ter zake van haar vorderingen op Medisafe en handelde daarbij derhalve evenmin namens [naam bedrijf 4] . Dit betekent dat [naam bedrijf 4] geen partij is bij de schikkingsovereenkomst en dat [naam bedrijf 4] in de schikkingsovereenkomst derhalve niet aan [eiser] de bevoegdheid heeft verleend om in eigen naam en voor rekening van [naam bedrijf 4] afgifte te vorderen van zaken die eigendom zijn van [naam bedrijf 4] .
4.12
Nu [eiser] in deze procedure niet namens [naam bedrijf 4] optreedt en evenmin bevoegd is om in eigen naam voor rekening van [naam bedrijf 4] op te treden, terwijl [naam bedrijf 4] volgens [eiser] eigenaar is van de zaken ter zake waarvan [eiser] afgifte dan wel betaling van vervangende schadevergoeding vordert, zullen de vorderingen tot afgifte en tot betaling van vervangende schadevergoeding worden afgewezen. In het verlengde daarvan zal ook de vordering tot betaling van de kosten van transport van de zaken waarvan afgifte wordt gevorderd, worden afgewezen.
4.13
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Medisafe worden begroot op € 1.442,-- (2 punten salaris gemachtigde x tarief kanton € 721,--).

5..De beslissing

De kantonrechter
wijst de vorderingen van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Medisafe tot op heden begroot op € 1.442,-;
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens en uitgesproken door mr. G.A.F.M. Wouters ter openbare terechtzitting.
45449/24134