Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van de zijde van de man van 5 februari 2020, met producties 1 t/m 6;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van de zijde van de vrouw van 1 april 2020, met producties 1 en 2;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte inbrenging producties van de zijde van de man van 13 mei 20120, met producties 7 t/m 9;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van de zijde van de vrouw van 24 juni 2020, met productie 3;
- de conclusie van dupliek in reconventie tevens akte inbrenging producties van de zijde van de man van 5 augustus 2020, met producties 10 t/m 13;
- de antwoordakte uitlaten producties van de zijde van de vrouw van 2 september 2020.
2..De feiten
€ 144.032,= hadden afgesloten bij de Rabobank, waarop niet werd afgelost. Ook hadden zij een Spaarzeker verzekering afgesloten bij Interpolis (hierna ook: de polis bij Interpolis) onder polisnummer [polisnummer 1] , die was verpand aan de Rabobank.
3..Het geschil
in conventie
- Waarde polis levensverzekering € 2.417,=
- Schulden € 25.000,=
- Waarde eenmanszaak nihil
- Van de overwaarde van de woning na verkoop € 30.095,58
€ 10.000,=, waardoor er in depot nog € 27.608,18 resteert, waarvan een bedrag van € 13.608,12 aan de man en een bedrag van € 13.608,12 aan de vrouw dient te worden uitgekeerd, althans dat aan ieder der partijen dient te worden uitgekeerd de helft van de verkoopopbrengst die resteert in depot na aftrek van de kosten voor het depot;
4..De beoordeling
in conventie en reconventie
nietis opgenomen, maar partijen
welvoor ogen stond, dat ingeval de woning niet op naam van de man zou komen, maar aan een derde zou moeten worden verkocht, de gehele overwaarde van de woning en de waarde van de polis bij Interpolis, aan de man zouden toekomen. De man beroept zich op een e-mail van de vrouw aan de advocaat-echtscheidingsmediator van partijen van 6 januari 2017. De vrouw heeft geschreven: “Hoi [naam] , ik lees net in de bijlage
(het concept-convenant, toevoeging Rb)dat de schulden verdeeld worden maar die zouden op [naam man] komen omdat hij het huis hou en of verkoop en wij hadden de afspraak dat daar dan ook de schulden bij zitten. De Daihatsu auto is er inmiddels niet meer.” Anders dan de man meent kan uit die tekst niet zonder meer worden afgeleid dat de vrouw vindt dat als de woning uiteindelijk
nietop naam komt van de man, maar
door partijenmoet worden verkocht, de overwaarde uitsluitend naar de man zou moeten gaan. De vrouw lijkt te schrijven over de situatie dat de man ófwel de woning op zijn naam krijgt en er in blijft wonen, ófwel de woning op zijn naam krijgt en
zelfde woning verkoopt. In het convenant is geen afspraak te vinden omtrent de verdeling van de overwaarde ingeval van verkoop van de woning
door partijenaan een derde. Dat is niet onlogisch, en ook niet aan te duiden als een leemte, omdat partijen ingeval van verkoop aan een derde deelgenoten zijn gebleven, en de overwaarde of onderwaarde in beginsel zullen moeten delen. De vrouw heeft er terecht op gewezen dat partijen zijn bijgestaan door een advocaat-echtscheidingsmediator, en dat áls partijen de (uitzonderlijke) bedoeling hadden die de man stelt, niet valt in te zien dat die bedoeling dan niet door deze advocaat-echtscheidingsmediator in het convenant zou zijn omschreven en opgenomen. Tenslotte wijst de vrouw er terecht op, dat volgens het convenant (artikel 3.7) ingeval de woning moet worden verkocht aan een derde,
beidepartijen betrokken zijn bij de aanwijzing van de makelaar en
beidepartijen zich moeten richten naar het advies van die makelaar omtrent de vraagprijs, en dat dat niet strookt met de door de man gestelde bedoeling van partijen. De vrouw zou dan bij die aanwijzing/bepaling immers geen belang hebben. De man beroept zich erop dat hij juridisch een leek is, en zelf de voormelde bedoeling wèl heeft gehad. Dat is echter onvoldoende onderbouwing van zijn stelling dat
beidepartijen die bedoeling hadden bij het sluiten van het convenant. De slotsom is dat de man, in het licht van de inhoud van het convenant en de gemotiveerde betwisting van de vrouw, zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Er is geen aanleiding de man tot bewijslevering van zijn stellingen toe te laten.
onvoorwaardelijkeverdeling van de (overige) activa en passiva van de huwelijksgemeenschap in het convenant, die plaatsvond door de ondertekening van het convenant op 20 februari 2017. De vraag is of deze verdeling vernietigbaar is.
€ 25.000,=. Hij stelt te hebben gedwaald in de aard en de waarde van deze polis, nu het feitelijk een niet-afkoopbare overlijdensrisicoverzekering betrof met een waarde per de overeengekomen peildatum (1 januari 2016) van minder dan € 2.417,=. Als hij had geweten dat deze levensverzekering niet afkoopbaar was en had geweten dat de waarde van de verzekering zo gering was, dan had hij de schulden niet volledig voor zijn rekening genomen. De man wenst een vernietiging van het convenant omdat hij door de overeengekomen wijze van verdeling voor meer dan een vierde is benadeeld. De verdeling die hij wenst en voorstelt staat hiervoor beschreven onder 3.1 en wordt hier herhaald:
- Waarde polis levensverzekering € 2.417,=
- Schulden € 25.000,=
- Waarde eenmanszaak nihil
- Van de overwaarde van de woning na verkoop € 30.095,58
wordt vermoedin deze zin te hebben gedwaald indien een benadeling voor meer dan een vierde is bewezen (lid 2). Voor de beoordeling of benadeling heeft plaatsgehad, worden de goederen en schulden geschat naar hun waarde op het tijdstip van de verdeling (lid 3). Verder geldt voor de berekening van de vereiste benadeling (meer dan een vierde) het volgende. Bezien dient te worden wat de benadeelde echtgenoot per saldo (goederen minus schulden) uit de gemeenschap behoorde te ontvangen in vergelijking met hetgeen deze deelgenoot bij de feitelijke verdeling daadwerkelijk heeft ontvangen. Aan de maatstaf van benadeling van meer dan een kwart is voldaan indien het door een deelgenoot geleden nadeel meer bedraagt dan een vierde van hetgeen deze deelgenoot toekomt uit de gemeenschap, uitgaande van de werkelijke waarde (op de peildatum) van de verdeelde goederen en schulden.
pensioenvoorziening.Dit wijst erop, in combinatie met de hiervoor weergegeven tekst van artikel 4.7 van het convenant, waarin de koppeling is gelegd tussen de waarde van de polis enerzijds en de omvang van de schulden anderzijds, en waarin de mogelijkheid wordt genoemd met de
afgekochtepolis bij Aegon deze schulden af te lossen, dat de man niet op de hoogte was van de geringe waarde van de polis bij Aegon, noch van de werkelijke aard van de verzekering (overlijdensrisicoverzekering). De man heeft dan ook niet, door het convenant te ondertekenen, zijn recht op vernietiging wegens benadeling voor meer dan een kwart prijsgegeven.
5..De beslissing
- de (rechten uit de) polis van levensverzekering bij Aegon, per 20 februari 2017 tegen een waarde ad € 2.417,=
- de (activa en passiva in) de eenmanszaak van de man, per 20 februari 2017 tegen een waarde ad € 0,=