Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[naam eiser 1] ,
[naam eiser 2],
[naam gedaagde],
1..De procedure
- de dagvaarding van 10 maart 2020, met producties 1 tot en met 13;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 8;
- het tussenvonnis van 22 juli 2020 (in de vorm van een brief), waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van 18 september 2020 van de rechtbank, waarin een zittingsagenda is opgenomen;
- de akte van 5 oktober 2020 van [eisers] , met producties 14 tot en met 19;
- de akte van 9 oktober 2020 HVG c.s., met producties 9 en 10;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van 14 oktober 2020 van [eisers] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 15 oktober 2020;
- de ter mondelinge behandeling overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen van mr. Huisman;
- de ter mondelinge behandeling overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen van mr. De Jong Schouwenburg;
- de reactie van mr. Huisman van 11 november 2020 op het proces-verbaal van de mondelinge behandeling
- de brief van mr. Huisman van 23 november 2020, met productie 20, die met toestemming van de wederpartij aan de rechtbank is gezonden.
2..De feiten
3..Het geschil in de hoofdzaak
4..Het geschil in het incident
5..De beoordeling in de hoofdzaak
Vorderingen III en V
met namewordt geleden door de kinderen, maar zij hebben niet gesteld waaruit hun eigen schade dan zou bestaan en wat de omvang hiervan zou zijn. Dit leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat [eisers] op dit punt niet aan hun stelplicht hebben voldaan.
€ 7.712,00(2,0 punten × tarief € 3.856,00)