ECLI:NL:RBROT:2020:12323

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
10-137245-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging na mishandeling en bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zijn zus heeft mishandeld, haar heeft belet om in de metro te stappen en haar heeft bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn. De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, heeft gevorderd dat de verdachte voor de feiten 1, 2, 3 en 4 schuldig zou worden verklaard, maar de rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de verdachte van alle rechtsvervolging te ontslaan.

De rechtbank heeft de feiten als volgt beoordeeld: de verdachte heeft op 3 juni 2019 zijn zus mishandeld door haar met een flesje in het gezicht te slaan en heeft haar wederrechtelijk gedwongen om niet in de metro te stappen. Daarnaast heeft hij haar op 5 juni 2019 bedreigd met zware mishandeling door haar te confronteren met een fietsslot. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de mishandeling en de wederrechtelijke dwang, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging, omdat deze niet op de juiste datum had plaatsgevonden.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte. Deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een matig tot ernstige verstandelijke beperking, waardoor hij niet in staat is zijn eigen handelen kritisch te beschouwen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten en heeft hij ontslag van alle rechtsvervolging gekregen. De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van een verzoekschrift van de officier van justitie tot het afgeven van een zorgmachtiging, waarover bij afzonderlijke beschikking zal worden beslist.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-137245-19
Datum uitspraak: 7 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering (feiten 1 en 2)
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat er voldoende bewijs voorhanden is en komt tot een veroordeling voor de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
4.2.
Vrijspraak (feit 3)
De verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen onder 3 aan hem ten laste is gelegd, omdat de bedreiging - zoals die door tussenkomst van de politie aan het slachtoffer bekend is geworden - niet op 3 juni 2019 maar op 5 juni 2019 heeft plaatsgevonden.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 4)
Het onder 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 3 juni 2019 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door haar (met een flesje) met kracht in haar gezicht te slaan;
2.
hij op 3 juni 2019 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, een ander, te weten [naam slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten die [naam slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets niet te doen, te weten niet in de metro te stappen, immers heeft hij, verdachte die [naam slachtoffer] op afstand gehouden met zijn armen en heeft verdachte die [naam slachtoffer] geduwd en is hij, verdachte voor die [naam slachtoffer] gaan staan en heeft hij, verdachte aldus voor die [naam slachtoffer] de toegang tot de metro belet;
4.
hij op 5 juni 2019 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] op te wachten in de hal van en voor een winkel (terwijl die [naam slachtoffer] zich bevond in die winkel) en aan die [naam slachtoffer] een fietsslot te tonen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze
in cursiefin de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
mishandeling;
2.
een ander door geweld en een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets niet te doen;
4.
bedreiging met zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de feiten niet toerekenbaar zijn aan de verdachte en dat hij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling
Over de verdachte is op 3 juli 2020 vanwege observatie in het Pieter Baan Centrum gerapporteerd door psychiater [naam 1] en psycholoog [naam 2] onder supervisie van [naam 3] , eveneens psycholoog. Zij hebben geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van een matig tot ernstige verstandelijke beperking die gezien moet worden als een zeer ernstige cognitieve beperking die chronisch van aard is. Die beperking was dus ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
De problematiek van de verdachte is van dien aard dat zijn gehele functioneren
en handelen daardoor wordt gekleurd. Vanuit die problematiek is de verdachte geneigd tot een benadelingswaandenken waarin hij niet stuurbaar is. Hij is niet in staat zijn eigen handelen kritisch te beschouwen en bagatelliseert en externaliseert waarbij hij de oorzaak van (negatieve) gebeurtenissen altijd buiten zichzelf zoekt. De verdachte is daarnaast impulsief, slecht in staat emoties en spanningen te reguleren en beschikt in het geheel niet over reflectief vermogen. De deskundigen adviseren om de ten laste gelegde feiten niet aan de verdachte toe te rekenen.
Het risico op toekomstig geweld wordt bij onveranderde omstandigheden als hoog ingeschat, zowel op kortere als op langere termijn.
Gezien de aard en de omvang van de problematiek bij de verdachte zien de deskundigen geen ruimte voor behandeling binnen een voorwaardelijk kader. Zij zijn van mening dat expertise op het gebied van begeleiding van mensen met een verstandelijke beperking cruciaal is in de behandeling en begeleiding van de verdachte. Zij adviseren om de verdachte middels artikel 2.3 lid 2 Wet Forensische Zorg - onder de Wet zorg en dwang - gedwongen op te nemen in een GGZ-instelling. Vanuit de instelling kan dan verder beoordeeld worden wat het best passende vervolgtraject voor de verdachte dient te zijn.
Behandeling binnen het kader van terbeschikkingstelling (tbs) wordt niet passend geacht. Tbs met dwangverpleging wordt beschouwd als een te zwaar kader, terwijl tbs met voorwaarden niet haalbaar is omdat de verdachte zich niet kan conformeren aan te stellen voorwaarden.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
24 augustus 2020. Uit het rapport blijkt onder meer dat de verdachte niet bereid is het gesprek met de reclassering aan te gaan om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een tbs met voorwaarden. De reclassering ziet geen basis voor een samenwerking met de verdachte en zien geen mogelijkheden om uitvoering te geven aan een traject in het kader van een tbs met voorwaarden.
Nu de conclusies van de psychiater en de psycholoog worden gedragen door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten de verdachte niet kunnen worden toegerekend, zodat hij niet strafbaar is voor deze feiten. De rechtbank zal de verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoekschrift van de officier van justitie tot het afgeven van een zorgmachtiging en zal daar bij afzonderlijke beschikking op beslissen.
6.1.
Conclusie
Er is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is niet strafbaar.

7..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en A.P. Altena, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 3 juni 2019 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door haar (met een flesje) met kracht in/tegen haar gezicht te slaan;
2.
hij op of omstreeks 3 juni 2019 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, een ander, te weten [naam slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten die [naam slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten niet in de metro te stappen, immers heeft hij, verdachte die [naam slachtoffer] op afstand gehouden met zijn armen en/of heeft verdachte die [naam slachtoffer] geduwd en/of is hij, verdachte voor die [naam slachtoffer] gaan staan en/of heeft hij, verdachte aldus voor die [naam slachtoffer] de toegang tot de metro belet;
3.
hij op of omstreeks 3 juni 2019 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] , dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je gewoon afmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 5 juni 2019 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer] op te wachten in de hal van en/of voor een winkel (terwijl die [naam slachtoffer] zich bevond in die winkel) en/of aan die [naam slachtoffer] een fietsslot/stalen ketting te tonen.