ECLI:NL:RBROT:2020:12316

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
C/10/602834 / HA ZA 20-805
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in faillissementszaak met internationale dimensie betreffende hypothecaire inschrijving

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een bevoegdheidsincident in een door de curator van de failliete besloten vennootschap Holland-Jeruzalem Management Company B.V. (HJMC) aangespannen procedure tegen de buitenlandse rechtspersoon Bellariastrasse 8 Besitzgesellschaft M.B.H. De curator vordert dat de rechtbank de hypothecaire inschrijving van Bellariastrasse op twee percelen in Moordrecht, die eigendom zijn van HJMC, als waardeloos verklaart en Bellariastrasse verplicht om haar medewerking te verlenen aan het royement van het recht van hypotheek. De curator stelt dat de rechtbank bevoegd is op basis van een domiciliekeuze in de hypotheekakte, terwijl Bellariastrasse betwist dat deze domiciliekeuze leidt tot relatieve bevoegdheid van de rechtbank.

De rechtbank oordeelt dat de internationale bevoegdheid van de rechtbank niet ter discussie staat, maar dat de relatieve bevoegdheid wel aan de orde is. De curator stelt dat de domiciliekeuze in de hypotheekakte, waar de curator zich op beroept, ook voor hem geldt, ondanks dat hij geen partij is bij de hypotheekakte. De rechtbank concludeert dat de curator zich kan beroepen op de woonplaatskeuze in de hypotheekakte, wat leidt tot de relatieve bevoegdheid van de rechtbank. De rechtbank wijst de vordering van Bellariastrasse af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Het vonnis is gewezen op 23 december 2020 door mr. drs. J. van den Bos, ondertekend door mr. Th. Veling, rolrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/602834 / HA ZA 20-805
Vonnis in incident van 23 december 2020
in de zaak van
[naam]
handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HOLLAND-JERUZALEM MANAGEMENT COMPANY B.V.,
wonende te [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat [naam] te [woonplaats] ,
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
BELLARIASTRASSE 8 BESITZGESELLSCHAFT M.B.H.,
gevestigd te Wenen, Oostenrijk,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.P. Koets te Haarlem.
Partijen zullen hierna de curator en Bellariastrasse genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 juli 2020, met producties;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid (ex art. 110 Rv);
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1.
De curator vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de hypothecaire inschrijving van Bellariastrasse op de Percelen waardeloos is, althans dat van een rechtsgeldig gevestigd recht van hypotheek geen sprake is;
II. Bellariastrasse veroordeelt om haar medewerking te verlenen aan het royement van het recht van hypotheek, rustende op de Percelen, op een door notaris [naam notaris 1] te Barendrecht te bepalen tijd en uur, gelegen niet eerder dan 48 uur na de betekening van het in dezen te wijzen vonnis, de akte van royement, althans daartoe een volmacht af te geven, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dat Bellariastrasse hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,--;
III. voor het geval Bellariastrasse hiermee gedurende veertien dagen in gebreke blijft, bepaalt dat het in dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van de toestemming respectievelijk handtekening van (de vertegenwoordiger van) Bellariastrasse bij het passeren van de ten processe bedoelde akte;
IV. Bellariastrasse veroordeelt in de proceskosten.
2.2.
Hieraan heeft de curator – kort samengevat – het volgende ten grondslag gelegd:
Deze procedure strekt ertoe om een veroordeling te krijgen van Bellariastrasse om een hypothecaire inschrijving op een tweetal percelen in Moordrecht die eigendom zijn van de besloten vennootschap Holland-Jeruzalem Management Company B.V. (hierna: HJMC) door te halen. Deze percelen zijn bezwaard met een tweede hypotheekrecht ten gunste van Bellariastrasse. Aan dit hypotheekrecht ligt echter geen (reële) vordering ten grondslag. Bovendien zal in de toekomst geen vordering ontstaan, want HJMC is failliet en Bellariastrasse wordt geliquideerd. Gelet op het bepaalde in artikel 3:29 gelezen in verbinding met artikel 3:274 BW dient de hypotheek dan ook te worden doorgehaald.

3..Het geschil in het incident

3.1.
Bellariastrasse vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vorderingen van de curator;
II. de curator in de proceskosten en de nakosten van € 157,00 zonder betekening en verhoogd met € 82,00 in geval van betekening veroordeelt, met bepaling dat over de proceskosten de wettelijke rente in verschuldigd met ingang van twee weken na datum vonnis.
3.2.
De curator voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van Bellariastrasse, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover zij relevant zijn, nader worden ingegaan.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
Hier is sprake van een internationale zaak, omdat de vestigingsplaats van Bellariastrasse buiten Nederland is gelegen. De rechtbank is derhalve ambtshalve gehouden te onderzoeken of zij internationaal bevoegd is.
4.2.
Deze zaak is een burgerlijke of handelszaak in de zin van artikel 1 lid 1 van Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: Brussel Ibis), zodat Brussel Ibis materieel van toepassing is. De curator heeft zijn vorderingen ingesteld na 10 januari 2015, zoals vereist is in artikel 66 Brussel Ibis-Vo, zodat Brussel Ibis ook temporeel van toepassing is. Bellariastrasse is gevestigd in de zin van artikel 63 Brussel Ibis in Oostenrijk, een lidstaat in de zin van Brussel Ibis-Vo, zodat Brussel Ibis ten slotte ook formeel toepasselijk is. Dat laatste betekent dat de internationale bevoegdheid van deze rechtbank uitsluitend kan volgen uit de bevoegdheidsregels van Brussel Ibis.
4.3.
Tussen de curator en Bellariastrasse is niet in geschil, en ook de rechtbank is van oordeel, dat de hoofdzaak betrekking heeft op zakelijke rechten op onroerende goederen. Aangezien deze onroerende goederen gelegen zijn in Nederland, heeft de Nederlandse rechter exclusieve rechtsmacht zo volgt uit artikel 24, aanhef en sub 1, Brussel Ibis. De rechtsmacht van de Nederlandse rechter staat tussen partijen overigens niet ter discussie.
4.4.
Waar partijen in dit incident wél van mening over verschillen, is de
relatievebevoegdheid van deze rechtbank.
4.5.
Op grond van de hoofdregel van artikel 99 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de rechter bevoegd van de woonplaats van gedaagde.
4.6.
De curator is van mening dat Bellariastrasse woonplaats in de zin van artikel 99 lid 1 Rv heeft in het rechtsgebied van deze rechtbank. Daaraan legt de curator het volgende ten grondslag:
(i) Artikel 9 van de hypotheekakte (productie 12 van de curator) bevat de volgende domiciliekeuze:

Artikel 9
Domiciliekeuze
Partijen verklaarden, handelend als gemeld, voor de uitvoering en voor alle gevolgen van het bij deze akte overeengekomene woonplaats te kiezen ten kantore van de bewaarder van deze minuutakte, alsmede op het kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers alwaar het recht van hypotheek zal worden ingeschreven en de Schuldenaar voorts nog, voor het geval hij te gelegener tijd geen bekende woonplaats heeft in de gemeente in Nederland waar hij thans gevestigd is, op het vermelde kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers.”
(ii) Deze akte is gepasseerd door notaris [naam notaris 2] , notaris te Rotterdam;
(iii) Nu ten kantore van de notaris op grond van artikel 1:15 BW woonplaats is gekozen, geldt dat de rechtbank te Rotterdam bevoegd is;
(iv) Op grond van artikel 99 Rv, gelezen in verbinding met artikel 1:15 BW is de rechtbank Rotterdam derhalve bevoegd kennis te nemen van de vorderingen van de curator.
4.7.
De hierboven in rechtsoverweging 4.6 genoemde stellingen (i) en (ii) van de curator worden door Bellariastrasse niet betwist; Bellariastrasse betwist alleen dat de in artikel 9 van de hypotheekakte opgenomen domiciliekeuze gevolgen heeft voor de woonplaats van Bellariastrasse in de zin van artikel 99 lid 1 Rv en dat deze rechtbank dus vanwege die domiciliekeuze relatief bevoegd is.
4.8.
Bellariastrasse betwist om de volgende drie redenen dat de onderhavige domiciliekeuze moet leiden tot de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank op grond van artikel 99 Rv:
(i) De restrictieve uitleg van artikel 24 Brussel Ibis laat het niet toe om bij het bepalen van de woonplaats aan te sluiten bij de fictief gekozen woonplaats als bedoeld in artikel 1:15 BW;
(ii) De curator is geen partij bij de hypotheekakte; door de curator kan derhalve geen beroep worden gedaan op de domiciliekeuze in de hypotheekakte;
(iii) De domiciliekeuze (woonplaatskeuze) strekt zich niet uit tot de relatieve bevoegdheid van de rechtbank.
4.9.
Ten aanzien van het hierboven in rechtsoverweging 4.8 onder (i) genoemde argument van Bellariastrasse oordeelt de rechtbank dat artikel 24 Brussel Ibis geen betrekking heeft op relatieve bevoegdheid maar uitsluitend op rechtsmacht (internationale bevoegdheid). Dit argument faalt derhalve.
4.10.
Ook het hierboven in rechtsoverweging 4.8 onder (ii) genoemde argument van Bellariastrasse faalt. In het algemeen geldt dat een curator geen partij is bij de verbintenissen waarvan hij als curator van de failliet nakoming vordert: dat was namelijk de failliet. Diens (vorderings)rechten oefent een curator tijdens faillissement uit. Een curator is daarbij – hoewel zelf geen partij – gebonden aan de overeenkomsten die door de failliet met derden zijn gesloten. Dat geldt ook voor een overeenkomst tot vestiging van een hypotheekrecht en een daarin opgenomen woonplaatskeuze. Derhalve kan de curator zich tegenover Bellariastrasse beroepen op de woonplaatskeuze van Bellariastrasse, in elk geval voor zover het de relatieve bevoegdheid van de Nederlandse rechter betreft.
4.11.
Ten slotte faalt ook het in rechtsoverweging 4.8 onder (iii) genoemde argument van Bellariastrasse. Weliswaar is een woonplaatskeuze geen forumkeuze, maar door de woonplaatskeuze wordt – bij gebrek aan forumkeuze of dwingende regel van exclusieve relatieve bevoegdheid – de rechtbank van de (gekozen) woonplaats van de gedaagde relatief bevoegd op grond van de hoofdregel van artikel 99 Rv. De gekozen woonplaats ligt in dit arrondissement. Deze rechtbank is dus bevoegd.
4.12.
De vordering in het incident wordt afgewezen.
4.13.
Als de in dit incident in het ongelijk gestelde partij zal Bellariastrasse in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van de curator worden tot op heden begroot op:
  • salaris advocaat € 543,00 (één punt in liquidatietarief II)
  • totaal € 543,00.
4.14.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het verzoek daartoe is gegrond op de wet en er zijn geen reden het niet in te willigen.

5..De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Bellariastrasse in de kosten van het incident, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 543,00;
5.3.
verklaart onderdeel 5.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.4.
verwijst de zaak naar de rol van 3 februari 2021 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door mr. Th. Veling, rolrechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 23 december 2020.
901/1407