In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een bevoegdheidsincident in een door de curator van de failliete besloten vennootschap Holland-Jeruzalem Management Company B.V. (HJMC) aangespannen procedure tegen de buitenlandse rechtspersoon Bellariastrasse 8 Besitzgesellschaft M.B.H. De curator vordert dat de rechtbank de hypothecaire inschrijving van Bellariastrasse op twee percelen in Moordrecht, die eigendom zijn van HJMC, als waardeloos verklaart en Bellariastrasse verplicht om haar medewerking te verlenen aan het royement van het recht van hypotheek. De curator stelt dat de rechtbank bevoegd is op basis van een domiciliekeuze in de hypotheekakte, terwijl Bellariastrasse betwist dat deze domiciliekeuze leidt tot relatieve bevoegdheid van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt dat de internationale bevoegdheid van de rechtbank niet ter discussie staat, maar dat de relatieve bevoegdheid wel aan de orde is. De curator stelt dat de domiciliekeuze in de hypotheekakte, waar de curator zich op beroept, ook voor hem geldt, ondanks dat hij geen partij is bij de hypotheekakte. De rechtbank concludeert dat de curator zich kan beroepen op de woonplaatskeuze in de hypotheekakte, wat leidt tot de relatieve bevoegdheid van de rechtbank. De rechtbank wijst de vordering van Bellariastrasse af en veroordeelt haar in de proceskosten.
Het vonnis is gewezen op 23 december 2020 door mr. drs. J. van den Bos, ondertekend door mr. Th. Veling, rolrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.