ECLI:NL:RBROT:2020:12294

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
10/680317-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verkrachting en veroordeling voor ontucht met een (psychisch kwetsbaar) slachtoffer onder de 16 jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en ontucht met een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verkrachting, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren en dat er onvoldoende objectieve aanknopingspunten waren om te concluderen dat de verdachte de voor verkrachting vereiste dwang had uitgeoefend. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan ontucht, omdat vaststond dat hij ontuchtige handelingen had gepleegd met de toen 13-jarige aangeefster. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 10.000,-, gelet op de ernstige gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de aangeefster en een meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680317-19
Datum uitspraak: 22 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadslieden mr. G.J. van Oosten en mr. D. Bouwmeester, advocaten te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. M.L. Goudzwaard en mr. L.L.H. Roebroek hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 (bezit kinderporno) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair (verkrachting) en 2 (onttrekking minderjarige aan het ouderlijk gezag) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met bijzondere voorwaarden;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak;
  • oplegging van de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), voor de duur van 3 jaar, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer waarbij vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van één week, voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.

4..Vormverzuimen leidend tot niet-ontvankelijkheid of bewijsuitsluiting?

4.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte, omdat het dossier en het opsporingsonderzoek naar het standpunt van de verdediging grove tekortkomingen en gebreken bevat waardoor ernstig inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde en het recht van de verdachte op een eerlijk proces. Subsidiair heeft de verdediging bewijsuitsluiting bepleit van enkele bewijsmiddelen.
De verdediging stelt zich (kennelijk) op het standpunt dat er drie omstandigheden zijn die tezamen maken dat er sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde en het recht van de verdachte op een eerlijk proces. Het gaat (zakelijk weergegeven) om de volgende omstandigheden:
A. Het proces-verbaal houdende de samenvatting van het informatieve zedengesprek (de rechtbank begrijpt: het proces-verbaal met nummer [nummer proces-verbaal] ) voldoet niet aan de eisen van de artikelen 152 en 153 Sv, nu essentiële informatie is weggelaten uit dit proces-verbaal. Specifiek stelt de verdediging dat ten onrechte in dit proces-verbaal niet is opgenomen de informatie dat aangeefster tijdens dit gesprek heeft benoemd dat zij vrijwillig seks had met de verdachte en dat zij zelf een afspraak met de verdachte heeft gemaakt.
Volgens de verdediging volgt uit het dossier dat aangeefster de betreffende Snapchatgesprekken had opgeslagen op haar telefoon, maar dat deze niet door de politie zijn veiliggesteld. Nadat aangeefster haar telefoon heeft teruggekregen heeft zij deze berichten alsnog gewist, waardoor mogelijk voor de verdachte ontlastend bewijsmateriaal verloren is gegaan.
Het proces-verbaal van bevindingen houdende een beschrijving van de programma’s AxCrypt en Disk CleanUp 2000 (de rechtbank begrijpt: het proces-verbaal met documentcode [code document 1] ) bestaat hoofdzakelijk uit informatie die uit openbare bronnen komt, zonder dat dit in het proces-verbaal is opgenomen. Daarmee wordt volgens de verdediging onterecht de suggestie gewekt dat aan dit op ambtseed (de rechtbank begrijpt: op ambtsbelofte) opgemaakte proces-verbaal een bijzondere bewijswaarde toekomt, terwijl de redenen van wetenschap niet vermeld worden.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Ad A: De rechtbank constateert dat het proces-verbaal van het informatieve gesprek reeds in de eerste alinea duidelijk maakt dat de verklaring van aangeefster tijdens het informatieve gesprek is gewijzigd. Het proces-verbaal maakt zonder meer duidelijk dat zij terug gekomen is op haar eerdere verklaring dat zij een auto ingetrokken is en dat zij in plaats daarvan verklaart een afspraak gemaakt te hebben om opgehaald te worden. In zoverre ontbeert het verweer feitelijke grondslag. Wel kan aan de verdediging worden toegegeven dat het proces-verbaal niet relateert dat aangeefster tijdens het informatieve gesprek heeft gezegd dat zij eerst wel en later geen seks wilde. Dit is echter geen onherstelbare vormfout in de zin van artikel 359a Sv. Het gehele informatieve gesprek met aangeefster, dat AVR was geregistreerd, is immers op een later moment uitgewerkt en uit die uitwerking blijkt woordelijk wat aangeefster heeft verklaard. Artikel 359a Sv is niet van toepassing.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om buiten artikel 359a Sv om consequenties aan het voorgaande te verbinden voor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of voor de toelaatbaarheid van bewijsmiddelen.
Ad B: Blijkens het proces-verbaal met documentcode [code document 2] is op 5 november 2019 door verbalisant [naam verbalisant 1] de telefoon van aangeefster uitgelezen. Door verbalisant [naam verbalisant 2] is vervolgens onderzoek gedaan naar deze uitgelezen data, zoals volgt uit het proces-verbaal met documentcode [code document 3] . Verbalisant [naam verbalisant 2] relateert dat hij in de uitgelezen data geen chats van andere applicaties, zoals Snapchat, heeft aangetroffen. Daarmee ontbeert de stelling van de verdediging – te weten dat deze data er wel geweest moet zijn maar na teruggave van de telefoon aan aangeefster door haar gewist moet zijn – feitelijke grondslag. Reeds hierom is er geen sprake van een vormverzuim.
Ad C: In de kern gaat het in dit proces-verbaal om de vaststelling van de verbalisant dat op de computer van de verdachte “software is aangetroffen welke volgens de daartoe bestemde onderzoeksoftware wordt aangemerkt als antiforensische software.” Om aanvullend daarop enig inzicht te bieden in de aard en de werking van deze software, heeft de verbalisant blijkbaar uit een openbare bron geciteerd, zonder die openbare bron te vermelden. De stelling van de verdediging dat daarmee de suggestie van een bijzondere bewijswaarde van dit proces-verbaal wordt gewekt kan de rechtbank in het licht van het voorgaande niet volgen. Dat de afwezigheid van een bronvermelding in een proces-verbaal een vormverzuim oplevert, is verder – ook anderszins – niet gebleken.
4.3.
Conclusie
Het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid of bewijsuitsluiting slaagt niet.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde verkrachting. De verdachte heeft aangeefster opgehaald met zijn auto en is naar een voor aangeefster onbekende plaats gereden, waar hij een hotelkamer heeft geregeld. In de hotelkamer hebben vergaande seksuele handelingen tussen de verdachte en aangeefster plaatsgevonden. De verdachte is daarbij voorbij gegaan aan de verbale en non-verbale protesten van aangeefster. Voorts was sprake van een groot leeftijdsverschil tussen de verdachte en aangeefster en was de verdachte tevens op de hoogte van de psychiatrische voorgeschiedenis van aangeefster en haar lastige thuissituatie. Door deze factoren kon aangeefster in haar kwetsbare positie geen weerstand bieden aan de verdachte. Aangeefster is aldus door feitelijkheden gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen door de verdachte, die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster.
De officier van justitie hebben verder betoogd dat – indien de rechtbank komt tot een vrijspraak voor het primair ten laste gelegde - het onder 1 subsidiar ten laste gelegde bewezen kan worden nu vaststaat dat er sprake was van seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster, die op dat moment 13 jaar was.
Ten slotte hebben de officier van justitie zich op het het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat de verdachte aangeefster heeft onttrokken aan het gezag van haar ouders (feit 2).
5.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft allereerst vrijspraak bepleit van de onder 1 primair tenlastegelegde verkrachting. De verdediging heeft daartoe – samengevat – betoogd dat de voor verkrachting vereiste dwang ontbrak. Dat er sprake zou zijn geweest van (non-)verbale protesten tegen de seksuele handelingen volgt slechts uit de verklaring van aangeefster zelf én zij heeft hierover bovendien wisselend en tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Evenmin is gebleken dat de verdachte een voor aangeefster dreigende situatie heeft doen ontstaan, onder invloed waarvan zij zich gedwongen heeft gezien de seksuele handelingen te verrichten of te ondergaan. Van specifieke omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat het uit leeftijdsverschil voortvloeiend overwicht in dit geval wel zou hebben geleid tot een dwangsituatie, is geen sprake geweest.
De verdediging heeft tevens vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde bezit van kinderpornografische afbeeldingen.
5.1.3.
Beoordeling
Feit 1
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de verdachte en aangeefster op enig moment op vrijwillige basis contact met elkaar hebben gekregen via de website Omegle en dat zij vervolgens hun communicatie hebben voortgezet op Snapchat. In een periode van een aantal dagen hebben de verdachte en aangeefster veelvuldig gechat, waarbij er eerst werd gesproken over hobby’s en muziek. Aangeefster heeft later ook verteld over de moeilijkheden die zij had in haar thuissituatie en over haar psychische problematiek.
Aangeefster heeft verklaard dat zij tegen de verdachte heeft gezegd dat zij 16 jaar oud was. De verdachte heeft dit bevestigd en heeft verklaard dat hij er steeds vanuit is gegaan dat aangeefster 16 jaar oud was. Aangeefster was op dat moment echter geen 16 maar 13 jaar oud.
De rechtbank stelt verder vast dat uit de verklaringen van aangeefster en de verdachte volgt dat aangeefster de verdachte op [pleegdatum] heeft gevraagd om haar op te halen, omdat zij wilde weglopen van huis. Aangeefster heeft haar vader verteld dat zij ging hardlopen, maar in werkelijkheid had zij afgesproken dat de verdachte haar rond 19:30 uur met de auto zou komen ophalen. Dit is ook gebeurd. De verdachte en aangeefster hebben vervolgens enige tijd rondgereden in de auto en zijn uiteindelijk uitgekomen bij een hotel, alwaar de verdachte een kamer heeft geboekt en de verdachte en aangeefster apart van elkaar naar de kamer zijn gegaan. In de hotelkamer hebben de verdachte en aangeefster vervolgens gezoend en daarna orale, vaginale en anale seks met elkaar gehad.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat deze seksuele handelingen onder dwang (door geweld of een andere feitelijkheid) hebben plaatsgevonden, als gevolg waarvan het handelen van de verdachte als verkrachting kan worden aangemerkt.
Aanvankelijk heeft aangeefster in dit verband verklaard dat zij tegen haar wil door een vreemde in een auto is meegenomen naar een hotel en daar – onder dwang – seksuele handelingen heeft verricht. Later is aangeefster daarop teruggekomen en heeft zij verklaard dat zij zelf met de verdachte had afgesproken en dat zij aanvankelijk seks met hem wilde. In een later verhoor heeft aangeefster verklaard dat zij heeft aangegeven dat zij geen seks wilde en dat zij gedurende de seks voortdurend heeft gehuild. De verdachte zou daaraan voorbij zijn gegaan.
Tegenover de verklaringen van aangeefster staan de verklaringen van de verdachte. Hij heeft tijdens zijn verhoren bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat de seksuele handelingen die hij en de aangeefster hebben verricht vrijwillig hebben plaatsgevonden. De verdachte heeft verklaard dat aangeefster in het eerdere digitale contact en gedurende de autorit seksuele toespelingen heeft gemaakt. Op de hotelkamer is het vervolgens tot seks gekomen, nadat de verdachte de aangeefster heeft gezoend. De verdachte heeft tijdens de seks – en na afloop daarvan – voortdurend de overtuiging gehad dat de seks consensueel was. Aangeefster zou zich dienovereenkomstig hebben gedragen en uitgelaten.
De rechtbank dient zich te baseren op de in het strafdossier aanwezige bewijsmiddelen. Op basis van de beschikbare bewijsmiddelen kan de rechtbank de lezing van de gebeurtenissen van de verdachte niet zonder meer uitsluiten. De wisselende verklaringen die de aangeefster heeft afgelegd vormen daartoe een onvoldoende solide basis. Ook overigens bevat het dossier onvoldoende objectieve aanknopingspunten voor de vaststelling dat de seks een onvrijwillig karakter droeg. De rechtbank heeft daarmee niet de vereiste overtuiging verkregen dat verdachte de voor verkrachting vereiste mate van dwang heeft uitgeoefend, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van verkrachting.
Het voorgaande laat echter onverlet dat het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde, te weten ontucht, bewezen kan worden. Vaststaat immers dat de verdachte op [pleegdatum] ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de toen 13-jarige aangeefster, die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank zal de verdachte dan ook veroordelen voor dit feit.
Feit 2
Uit het voorgaande volgt dat ook feit 2 bewezen wordt. De verdachte heeft immers gedurende enkele uren aangeefster geholpen bij het weglopen en weg blijven van haar ouders. De verdachte bekent dit feit ook.
Feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat feit 3 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair
hij op [pleegdatum] te [pleegplaats 1]
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2005),
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
immers heeft verdachte meermalen zijn, penis in haar vagina en anus en mond gebracht;
2.
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 1] ,
opzettelijk de minderjarige [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2005,
heeft onttrokken en onttrokken gehouden, aan het wettig over haar gesteld
gezag .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..subsidiair

met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam

2.
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De feiten waar de verdachte voor wordt veroordeeld zijn ernstig. De verdachte, een volwassen man, heeft afgesproken met een psychisch kwetsbaar meisje van dertien jaar oud. Hij heeft zijn eigen lust voor het welzijn van de aangeefster gesteld en zich schuldig gemaakt aan ontucht. De kwestbaarheid van aangeefster, die voor de verdachte overduidelijk is geweest, heeft hem er niet van weerhouden om haar lichamelijke integriteit ernstig te schenden.
Uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgelezen, blijkt dat de reeds kwetsbare aangeefster nog verder is afgegleden na de gebeurtenissen op [pleegdatum] . Aangeefster verblijft tot op heden gedwongen in een instelling in verband met haar psychische gesteldheid. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij de psychische problematiek van aangeefster verder heeft verergerd.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan onttrekking van aangeefster aan het gezag van haar ouders. Door de handelwijze hebben de ouders – zo blijkt uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting door de vader van het slachtoffer is voorgelezen – doodsangsten uitgestaan over het lot van hun dochter. Dit moet voor verdachte naar het oordeel van de rechtbank ook voorzienbaar zijn geweest, hetgeen de rechtbank de verdachte tevens aanrekent.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Op 27 februari 2020 is er over de verdachte gerapporteerd in het kader van een triple onderzoek door dr. [naam 1] , psychiater/psychoanalyticus, mr. drs. [naam 2] ,
klinisch psycholoog en [naam 3] , forensisch milieuonderzoeker. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport, met name op de conclusie van de psychiater en psycholoog dat de feiten geheel aan de verdachte toe te rekenen zijn.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 april 2020. De reclassering adviseert een ambulante behandeling bij de forensische polikliniek 'De Waag' binnen welk kader de verdachte behandeld kan worden. Om toe te zien op het traject is een meldplicht geïndiceerd, waarbij er vooral aandacht zal zijn voor de nieuwe rol van de verdachte als vader en de daarbij opspelende gevoelens. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. De verdachte wordt volledig toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarbij is meegewogen dat het gaat om één geval van ontucht en niet ontucht op meerdere momenten.
De rechtbank heeft als strafverhogende omstandigheid mee laten wegen dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van een psychisch zeer kwetsbaar meisje. De rechtbank constateert verder dat de verdachte kort na zijn aanhouding openheid van zaken heeft gegeven voor wat betreft de ontuchtelijke handelingen, en dat hij heeft laten zien inzicht te hebben in de onderliggende problematiek en serieus bereid is daaraan te werken. Ook dat zal de rechtbank meewegen in de aan de verdachte op te leggen straf.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de tijd die door de verdachte reeds in voorlopige hechtenis is doorgebracht, achterwege te laten. De rechtbank ziet hiervoor gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd geen aanleiding.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met aangeefster.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst opgenomen goederen onder
2 (simkaart), 3 (fototoestel) en 7 (gebruikersboekje Motorola) aan de verdachte worden teruggegeven en dat de goederen onder 19 en 20 (de rechtbank begrijpt 18 en 19) (onderbroek aangeefster en zedenkit) worden vernietigd. Ten aanzien van de in beslaggenomen goederen onder 1, 4, 5, 6 en 8 tot en met 17 heeft de officier van justitie gevorderd dat deze worden ontrokken aan het verkeer. Dit betreffen de laptop, de desktop computer, de harde schijven, usb-sticks, sd-kaartjes en een printplaatje. De officier van justitie heeft betoogd dat op de laptop kinderporno is aangetroffen en op de desktop computer anti-forensische software (Axcrypt) en crypted containers. Omdat niet uitgesloten kan worden dat in de crypted containers en in andere verhulde bestanden op de computertoebehoren (usb-sticks) ook nog kinderporno aanwezig is die niet zichtbaar is geworden, dienen ook de desktop computer en computertoebehoren te worden onttrokken aan het verkeer.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de desktopcomputer (1) en de laptop (17) aan de verdachte moeten worden teruggegeven. De verdachte heeft grote belangen bij de teruggave van deze computers omdat hij deze heeft gebruikt voor bitcoin-mining. Er staan voor meer dan € 10.000 aan gegevens op (in verband met de bitcoins) die toebehoren aan familie van de verdachte. Subsidiar heeft de verdediging verzocht de laptop en de computer aan de verdachte terug te geven, nadat de politie in de gelegenheid is gesteld ontoelaatbare bestanden van de computer te verwijderen.
De verdediging heeft verder bepleit dat van de overige in beslag genomen goederen geenszins is vastgesteld dat daarop kinderpornografische afbeeldingen aanwezig zouden dan wel dat het bezit daarvan anderszins in strijd zou zijn met het maatschappelijk belang. Om die reden is er geen enkele reden deze goederen te ontrekken aan het verkeer en dienen deze goederen aan de verdachte te worden teruggegeven.
9.3.
Beoordeling
De in beslag genomen laptop (nummer 17) zal worden onttrokken aan het verkeer. Op deze laptop zijn verschillende thumbnails aangetroffen bevattende kinderpornografische afbeeldingen. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Gelet op het verweer van de verdediging zal de rechtbank echter bepalen dat de verdachte – voordat de laptop wordt onttrokken aan het verkeer – in de gelegenheid wordt gesteld om op het politiebureau onder begeleiding van een technisch en digitaal onderlegde verbalisant gedurende 3 uur de gegevens die te maken hebben met de bitcoins van de laptop af te halen. De verdachte zal daarbij instructies geven aan de verbalisant (en niet zelf de laptop bedienen), waarbij de verbalisant – zodra deze de indruk krijgt dat de instructies strekken tot iets anders dan het extraheren van de bitcoingegevens of anderszins niet kan controleren of de instructies zien op deze gegevens – de sessie kan afbreken. De rechtbank ziet geen aanleiding om een soortgelijke voorziening te creëren voor de gestelde familiefoto’s, nu het belang van de verdachte bij die gegevens onvoldoende onderbouwd is.
Ten aanzien van de in beslag genomen desktopcomputer (nummer 1) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Op deze computer zijn een aantal linkbestanden aangetroffen die gelet op de bestandsnaam mogelijk gerelateerd zijn aan kinderpornografische bestanden. De bronbestanden zijn echter niet op de computer aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is om te oordelen dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, zodat de computer moet worden teruggegeven aan de verdachte.
Ook ten aanzien van de in beslag genomen goederen onder 4, 5, 6 en 8 tot en met 16 zal de rechtbank een last geven tot teruggave aan de verdachte. Op deze goederen zijn geen bestanden aangetroffen die maken dat het bezit van de goederen in strijd is met de wet of het algemeen belang. In tegenstelling tot hetgeen door de officier van justitie is gevorderd kunnen deze goederen niet aan het verkeer worden onttrokken enkel vanwege het gegeven dat daar – legale – software op aan is getroffen die onder meer versleuteling van bestanden mogelijk maakt.
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen onder 2, 3 en 7 zal de rechtbank een last geven tot teruggave aan de verdachte.
Ten aanzien van de goederen op de beslaglijst nummers 18 en 19 zal de rechtbank geen beslissing nemen.

10..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] , ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De ouders van [naam slachtoffer] , zijnde haar wettelijke vertegenwoordigers, hebben
mr. W.N. van der Voet gemachtigd om namens hen een vordering tot schadevergoeding in te dienen. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 15.000,- aan immateriële schade.
10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van jusititie heeft zich op het standpunt gesteld dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het handelen van de verdachte en dat de vordering voldoende is onderbouwd. De vordering komt daarom integraal voor toewijzing in aanmerking.
10.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft erop gewezen dat de benadeelde partij voor de ten laste gelegde feiten al aanzienlijke problematiek had. Bovendien blijkt volgens de verdediging uit de bijlage bij de vordering dat er sprake is van een eerdere traumatische ervaring op seksueel gebied. Het causaal verband tussen het handelen van de verdachte en de gestelde immateriële schade is om die reden zeer moeilijk vast te stellen. Nader onderzoek daarnaar levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij moet om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat het toe te wijzen bedrag gematigd dient te worden nu de jurisprudentie die ter onderbouwing van de hoogte van de vordering is overgelegd, niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak en de letselcategorie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven waarnaar verwezen wordt niet past bij de gebeurtenissen in het onderhavige geval.
10.3.
Beoordeling
Immateriële schade
Artikel 6:106 BW geeft in beperkte gevallen recht op vergoeding van andere schade dan vermogensschade. Eén van die in de wet limitatief opgesomde gevallen is wanneer er sprake is van fysiek letsel. Vergoeding van immateriële schade kan ook plaatsvinden indien de benadeelde op andere wijze in zijn/haar persoon is aangetast. Onder aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ valt ook geestelijk letsel.
Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank het bestaan van geestelijk letsel en het causale verband met de ontucht worden vastgesteld. De daaruit voortvloeiende immateriële schade zal door de rechtbank worden vastgesteld op € 10.000,-, gelet op de ernst van de inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, de gevolgen die dit voor het slachtoffer heeft gehad en gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken zijn toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf [pleegdatum] .
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
10.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 10.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [pleegdatum] .
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

11..Voorlopige hechtenis

Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank onvoldoende reden om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De schorsing en de daaraan verbonden voorwaarden blijven daarom van kracht.

12..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36f, 38v, 57, 245 en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

13..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, namelijk 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , gedurende de proeftijd;
2. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden bij Reclassering Nederland, zo lang en zo frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar verantwoord vindt, onder ambulante behandeling stellen van de forenische polikliniek De Waag, of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 (vijf) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 2005), gedurende 5 jaren na heden,
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 weken, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1
STK Laptop Kl:wit MEDION 566457, met dien verstande dat:
de verdachte – voordat de laptop wordt onttrokken aan het verkeer – in de gelegenheid wordt gesteld om op het politiebureau onder begeleiding van een technisch en digitaal onderlegde verbalisant gedurende 3 uur de gegevens die te maken hebben met bitcoins van de laptop af te halen. De verdachte zal daarbij instructies geven aan de verbalisant (en niet zelf de laptop bedienen), waarbij de verbalisant – zodra deze de indruk krijgt dat de instructies strekken tot iets anders dan het extraheren van de bitcoingegevens of anderszins niet kan controleren of de instructies zien op deze gegevens – de verbalisant de sessie kan afbreken;
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1. STK Computer Kl:oranje CORSAIR kast
2. 1.00 STK Simkaart HI
3. 1.00 STK Fototoestel OLYMPUS Tough
4. 1.00 STK Dataschijf KINGSTON harde schijf, 566461
5. 1.00 STK Dataschijf KINGSTON harde schijf, 566459
6. 1.00 STK Dataschijf KINGSTON harde schijf, 566460
7. 1.00 STK Boek MOTOROLA gebruikersboekje, 566462
8. 1.00 STK Randapparatuur Kl:zwart USB STICK 8G8 566452
9. 1.00 STK Randapparatuur K1:wit JUBILEE usb-stick 566453
10. 1.00 STK Randapparatuur SANDISK SD-kaart 566455
11. 1.00 STK Randapparatuur SANDISK cruzer micro 4gb usb-stick, 566454
12. 1.00 STK Randapparatuur SAMSUNG micro SD 566456
13. 1.00 STK Dataschijf SEAGATE harde schijf, 566448
14. 1.00 STK Randapparatuur T-MOBILE micro SD card adapter simkaart, 866451
15. 1.00 STK Randapparatuur WD GREEN printplaatje, 566450
16. 1.00 STK Dataschijf Kl:goud SAMSUNG harde schijf, 566449
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de (wettelijk vertegenwoordigers van) de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 10.000,-- (zegge: tienduizend euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf [pleegdatum] tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer] te betalen
€ 10.000,--(hoofdsom,
zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [pleegdatum] tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10.000 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
85 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
mr. F. van Buchem en mr. A.P. Altena, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
primair
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats 1]
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten
[naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, namelijk het meermalen, althans eenmaal brengen van zijn, verdachtes,
penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [naam slachtoffer] ,
bestaande dat geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de
bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en)
hieruit
- dat hij, verdachte aan de (verbale en/of non-verbale) protesten van die
[naam slachtoffer] is voorbijgegaan en/of
- dat er sprake was van een uit verdachtes leeftijd voortvloeiend psychisch
en/of fysiek en/of geestelijk overwicht
al dan niet in relatie tot aan
verdachte kenbaar gemaakte psychiatrische voorgeschiedenis van die [naam slachtoffer]
en/of de automutilatie van die [naam slachtoffer] en/of het gevoel van onbehagen in de
thuissituatie van die [naam slachtoffer]en/of
- dat hij, verdachte, (aldus) een voor die [naam slachtoffer] dreigende situatie heeft
doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats 1]
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had
bereikt, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2005),
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal zijn, verdachtes penis in
haar vagina en/of anus en/of mond gebracht;
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks [pleegdatum]
te [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 1] , althans in Nederland
opzettelijk de minderjarige [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2005,
heeft onttrokken en/of onttrokken gehouden, aan het wettig over haar gesteld
gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende.
Art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 11 november 2019
te Raamsdonkveer, gemeente Geertruidenberg, althans in Nederland
meermalen, althans eenmaal
afbeeldingen, te weten foto's, en/of een gegevensdrager bevattende
afbeeldingen, te weten een laptop Medion type E3213,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van
achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een
geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de
toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een (kunst)penis vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam
van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon
gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een
(erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd
past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of
de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films
nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die
persoon in beeld gebracht worden,
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking
heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
( [bestandsnaam 1] :
[bestandsnaam 2]
[bestandsnaam 3]
[bestandsnaam 4]
[bestandsnaam 5] )
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht