Op 8 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.E. van Zon. De zaak kwam aan de orde na een onderzoek op de terechtzitting op 24 november 2020. De officier van justitie, mr. P. Wijnands, eiste een gevangenisstraf van vier maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte en zijn medeverdachte werden beschuldigd van het inbreken in de woning van aangever [naam slachtoffer] op 11 augustus 2020, waarbij een geldbedrag van € 50,- werd weggenomen.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte en de medeverdachte samen in de woning waren geweest met het oogmerk om iets weg te nemen. De getuige [naam getuige] had gezien dat er iemand met een zaklamp in de woning was en had de politie gebeld. Bij aankomst van de politie werden de verdachte en de medeverdachte in de buurt van de woning aangehouden. De medeverdachte bekende zijn betrokkenheid bij de diefstal, terwijl de verdachte zich op zijn zwijgrecht beriep. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal, maar sprak de verdachte vrij van het onderdeel dat hij zich toegang had verschaft door middel van een valse sleutel.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 46 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten en zijn leven redelijk op orde leek te hebben. De rechtbank besloot dat de straffen passend waren, gezien de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers.