ECLI:NL:RBROT:2020:12289

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
31 december 2020
Zaaknummer
10/206480-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door twee of meer verenigde personen met gevangenisstraf en taakstraf

Op 8 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] en ingeschreven op het adres [adres verdachte], werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.E. van Zon. De zaak kwam aan de orde na een onderzoek op de terechtzitting op 24 november 2020. De officier van justitie, mr. P. Wijnands, eiste een gevangenisstraf van vier maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte en zijn medeverdachte werden beschuldigd van het inbreken in de woning van aangever [naam slachtoffer] op 11 augustus 2020, waarbij een geldbedrag van € 50,- werd weggenomen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte en de medeverdachte samen in de woning waren geweest met het oogmerk om iets weg te nemen. De getuige [naam getuige] had gezien dat er iemand met een zaklamp in de woning was en had de politie gebeld. Bij aankomst van de politie werden de verdachte en de medeverdachte in de buurt van de woning aangehouden. De medeverdachte bekende zijn betrokkenheid bij de diefstal, terwijl de verdachte zich op zijn zwijgrecht beriep. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal, maar sprak de verdachte vrij van het onderdeel dat hij zich toegang had verschaft door middel van een valse sleutel.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 46 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten en zijn leven redelijk op orde leek te hebben. De rechtbank besloot dat de straffen passend waren, gezien de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/206480-20
Datum uitspraak: 8 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.E. van Zon, advocaat te Eindhoven.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] door middel van een valse sleutel de woning van aangever [naam slachtoffer] zijn binnengegaan.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. In het dossier ontbreekt een bewijsmiddel dat de verdachte rechtstreeks linkt aan de inbraak. De verdachte past niet in de omschrijving die wordt gegeven door de buurvrouw (getuige [naam getuige] ) en ook aangever, de oom van de verdachte, herkent de verdachte niet op de camerabeelden.
Indien de rechtbank van oordeel is dat het de verdachte was die bij de inbraak betrokken was, kan niet bewezen worden dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) op het wegnemen van de € 50,-. Uit niets blijkt dat de verdachte het oogmerk had om dit geldbedrag weg te nemen. Ook om die reden dient de verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
4.1.3.
Beoordeling
In de nacht van 11 augustus 2020 was de getuige [naam getuige] in haar woning aan de [adres] te Rotterdam. Op een gegeven moment hoorde zij een klap en zag zij in de woning van de achterburen aan de [adres delict] te Rotterdam (hierna de woning) iemand lopen op de eerste verdieping met een zaklamp. Zij wist dat de achterburen op dat moment niet thuis waren. De getuige [naam getuige] heeft toen direct de politie gebeld. Toen de politieauto aan kwam rijden, zag de getuige [naam getuige] twee mannen vluchten uit de woning.
De eigenaar van de woning, aangever [naam slachtoffer] , heeft verklaard dat hij op de camerabeelden via de beveiligingsapp van zijn woning zag dat er op 11 augustus 2020 tussen 01.30 uur en 03.38 uur twee mannen in zijn woning waren, die de woning doorzochten. Het enige wat uit de woning zou zijn weggenomen, was een biljet van € 50,-.
Uit de camerabeelden van de [adres delict] te Rotterdam en van cameratoezicht blijkt dat op 11 augustus 2020 na 03.34 uur twee mannen na elkaar de trap af komen lopen van de woning. Op deze beelden is te zien dat beide mannen een korte broek dragen en dat zij op de [adres delict] rennen in de richting van het Ericaplein, omdat vanuit de Lavendelstraat politie aan komt rijden. Op de Pimpernelstraat, een straat tussen de Lavendelstraat en het Ericaplein, zag verbalisant [naam verbalisant] twee mannen gehurkt achter een auto zitten. Toen deze mannen de politiebus zagen, stonden zij op en renden zij verder in de richting van het Ericaplein. Op het Ericaplein zag een andere verbalisant de beide mannen rennen naar de bosjes en zich daarin verstoppen. Vervolgens zijn de beide mannen aangehouden. De mannen bleken te zijn de verdachte en de medeverdachte. Tijdens de insluitingsfouillering is bij de verdachte een autosleutel aangetroffen en bij de medeverdachte een biljet van € 50,-.
De medeverdachte heeft bij de rechter-commissaris een bekennende verklaring afgelegd. De verdachte heeft zich voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen, maar heeft wel tegenover de politie verklaard dat hij in de nacht van 11 augustus 2020 samen was met de medeverdachte.
Dat de verdachte en de medeverdachte die nacht samen waren blijkt ook uit het feit dat in de auto van de verdachte, die op de Lange Hilleweg te Rotterdam door verbalisanten is aangetroffen, zowel het identiteitsbewijs van de verdachte als het identiteitsbewijs van de medeverdachte zijn aangetroffen.
Voorts is onderzoek gedaan naar het gebruik van de zaklampfunctie op de telefoon van de verdachte. Hieruit is gebleken dat de zaklampfunctie in de nacht van 11 augustus 2020 meerdere keren is ingeschakeld.
Samenvattend blijkt naar het oordeel van de rechtbank het volgende.
(1) De verdachte is samen met de medeverdachte met de auto vanuit ’s-Hertogenbosch naar Rotterdam gereden.
(2) Vlak na de melding van de getuige [naam getuige] , die een persoon met een zaklamp in de woning heeft gezien en twee mannen bij de woning vandaan heeft zien wegrennen, zijn zij aangehouden in de buurt van de woning.
(3) De medeverdachte bekend betrokken te zijn geweest bij de diefstal.
(4) De zaklampfunctie van de telefoon van de verdachte is gebruikt in het tijdsbestek dat in de woning is ingebroken.
Dit alles schreeuwt om een uitleg van de verdachte, maar deze heeft hij niet willen geven.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte en de medeverdachte in de nacht van 11 augustus 2020 samen in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam zijn geweest met het oogmerk om iets in de woning weg te nemen. Daarmee heeft de verdachte dus ook het oogmerk gehad op het wegnemen van de € 50,- uit de woning van aangever [naam slachtoffer] , die tijdens de insluitingsfouillering bij de medeverdachte is aangetroffen.
Nu uit het dossier niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld op welke wijze de verdachte en de medeverdachte de woning van aangever zijn binnen gekomen, zal de verdachte partieel worden vrijgesproken van het onderdeel dat de verdachte en de medeverdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel, dan wel braak of verbreking.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank acht diefstal door twee of meer verenigde personen wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 augustus 2020 tussen ongeveer 01:30 uur en 03:33 uur te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [adres delict] heeft weggenomen een geldbedrag (50 euro), toebehorende aan [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal in een woning waarbij een geldbedrag van € 50,- is weggenomen. De verdachte is samen met zijn medeverdachte in de nachtelijke uren naar de woning, waar de oom van de verdachte woont, gegaan. Over hoe de verdachte en de medeverdachte de woning binnen zijn gekomen, willen zij geen openheid van zaken geven.
De verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. Het is voor de bewoners bijzonder onaangenaam om te beseffen dat anderen in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht, terwijl zij zelf met vakantie waren. Dit leidt niet alleen tot gevoelens van onveiligheid bij de bewoners, maar ook bij omwonenden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 november 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte lijkt zijn leven redelijk op orde te hebben. Hij woont bij zijn ouders in ‘s-Hertogenbosch. Hij heeft werk gevonden via een uitzendbureau als assemblagemonteur. De verdachte heeft geen hulpvragen en kan wanneer hij deze wel heeft, te allen tijde terugvallen op begeleiding en steun vanuit Privazorg: zij zijn al jaren betrokken bij het gezin. De reclassering ziet op dit moment geen meerwaarde in een reclasseringstoezicht bij een eventuele veroordeling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Nu de verdachte zijn leven redelijk op orde lijkt te hebben, zal de rechtbank geen hogere gevangenisstraf opleggen dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zodat de verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis. Omdat alleen een gevangenisstraf van die duur onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit zal de rechtbank naast de gevangenisstraf een taakstraf opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 50,- terug te geven aan de rechthebbende, te weten de heer [naam slachtoffer] .
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ter terechtzitting niet uitgelaten over het beslag.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 50,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan aangever [naam slachtoffer] .

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 46 (zesenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten [naam slachtoffer] , van: het geldbedrag € 50,-;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. N. Doorduijn en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 augustus 2020 tussen ongeveer 01:30 uur en 03:33 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres delict] heeft weggenomen een geldbedrag (50 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen niet de rechtmatige eigenaren/gebruikers waren, en/of braak en/of verbreking.