ECLI:NL:RBROT:2020:12288

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
31 december 2020
Zaaknummer
10/206469-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf voor diefstal door twee of meer verenigde personen

Op 8 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. De zaak betreft een diefstal die plaatsvond op 11 augustus 2020, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een geldbedrag van 50 euro heeft weggenomen uit de woning van de aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte de woning zijn binnengekomen, maar heeft de verdachte partieel vrijgesproken van het onderdeel dat zij dit deden door middel van een valse sleutel, omdat dit niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn jonge leeftijd. De rechtbank heeft besloten om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en meewerken aan eventuele psychologische onderzoeken. Het in beslag genomen geldbedrag van 50 euro zal worden teruggegeven aan de aangever.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/206469-20
Datum uitspraak: 8 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. W.M.L. van Koningsveld, advocaat te Oss.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] door middel van een valse sleutel de woning van aangever [naam slachtoffer] zijn binnengegaan.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat nu uit het dossier niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld op welke wijze de verdachte en de medeverdachte de woning van aangever zijn binnen gekomen, de verdachte partieel zal worden vrijgesproken van het onderdeel dat de verdachte en de medeverdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel, dan wel braak of verbreking.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 augustus 2020 tussen ongeveer 01:30 uur en 03:33 uur te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [adres delict] heeft weggenomen een geldbedrag (50 euro), toebehorende aan [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal in een woning waarbij een geldbedrag van € 50,- is weggenomen. De verdachte is samen met zijn medeverdachte in de nachtelijke uren naar de woning, waar de oom van de medeverdachte woont, gegaan. Over hoe de verdachte en de medeverdachte de woning binnen zijn gekomen, willen zij geen openheid van zaken geven.
De verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. Het is voor de bewoners bijzonder onaangenaam om te beseffen dat anderen in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht, terwijl zij zelf met vakantie waren. Dit leidt niet alleen tot gevoelens van onveiligheid bij de bewoners, maar ook bij omwonenden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 november 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering maakt zich zorgen over de verdachte. Door zijn gesloten houding en de keuze om over bepaalde zaken (voornamelijk gericht op het sociaal netwerk en het delict) geen informatie te verstrekken, komt hij berekenend over en lijkt hij geen verantwoordelijkheid te nemen voor het delictgedrag.
Op praktisch gebied lijken er voornamelijk op het gebied van dagbesteding en sociaal netwerk zorgen te zijn. De verdachte heeft weliswaar een diploma, maar heeft deels door een gebrekkige motivatie, alsook deels door de beperkingen van de coronacrisis, geen vervolgopleiding afgerond. Ook ten aanzien van werk lijkt er geen sprake te zijn van structuur. Op basis van dossierinformatie (2018) komt een beeld naar dat hij enerzijds in staat is eigen keuzes te maken, hetgeen hij zelf alsook zijn ouders erkennen. Tegelijkertijd blijkt uit informatie die destijds door school werd verstrekt dat hij moeilijk weerstand kan bieden tegen anderen en zelf geen initiatief neemt en meeloopgedrag vertoont. Uit contact met de wijkagent blijkt ook dat er vanuit de politie zorgen zijn over de ontwikkeling van de verdachte. Voornamelijk het sociaal netwerk is hierin een aandachtspunt. De verdachte heeft voornamelijk omgang met jongeren die bekend zijn bij de politie.
De verdachte lijkt weinig verantwoordelijkheid te nemen over zijn eigen leven en externe sturing lijkt hierbij nodig te zijn. Dit bleek onder meer ook uit het komen tot de afspraak voor deze rapportage, waarbij de advocaat noodzakelijk was om hem te bewegen de afspraak uiteindelijk na te komen. Het jeugdstrafrecht lijkt daardoor het beste aan te sluiten bij de ontwikkelingsfase van de heer [naam verdachte] .
De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering, ook als dit inhoudt meewerken aan een psychologisch onderzoek en/of deelname aan een gedragsinterventie.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Anders dan is geadviseerd door de reclassering en is bepleit door de verdediging, ziet de rechtbank geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank is van oordeel dat er geen bijzondere omstandigheden zijn waarom in dit geval jeugdstrafrecht zou moeten worden toegepast. Wel zal de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening houden met de jonge leeftijd van de verdachte en met het feit dat hij door de medeverdachte is meegenomen, bij wiens oom is ingebroken.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter, gelet op het voorgaande, afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Nu de reclassering begeleiding en een bijzondere voorwaarde noodzakelijk acht, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de hierna te noemen voorwaarde verbinden. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 50,- terug te geven aan de rechthebbende, te weten de heer [naam slachtoffer] .
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ter terechtzitting niet uitgelaten over het beslag.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 50,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan aangever Daspinar.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en de aanwijzingen zal volgen, ook als dit inhoudt meewerken aan een psychologisch onderzoek en/of deelname aan een gedragsinterventie;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
174 (honderdvierenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
87 (zevenentachtig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de rechthebbende, te weten [naam slachtoffer] , van: het geldbedrag € 50,-.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. N. Doorduijn en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 augustus 2020 tussen ongeveer 01:30 uur en 03:33 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres delict] heeft weggenomen een geldbedrag (50 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen niet de rechtmatige eigenaren/gebruikers waren, en/of braak en/of verbreking.