ECLI:NL:RBROT:2020:12287

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
31 december 2020
Zaaknummer
10/206432-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot doodslag en voorhanden hebben van een vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest. De zaak kwam voort uit een schietincident op 12 augustus 2020, waarbij de verdachte in de woning van zijn partner een vuurwapen, een omgebouwd alarmpistool, heeft gebruikt tegen de aangever. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk op de aangever heeft geschoten, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van een poging tot doodslag. De verdediging stelde dat de verdachte vrijgesproken moest worden, maar de rechtbank vond de bewijsvoering overtuigend. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, wat de rechtbank heeft opgelegd. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een rapport van een psycholoog, dat aangaf dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, wat leidde tot de beslissing om een gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/206432-20
Datum uitspraak: 8 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam,
raadsvrouw mr. C. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 ten laste gelegde feit, nu niet kan komen vast te staan dat de verdachte op enig moment gericht of in de richting van aangever [naam slachtoffer] (hierna: aangever) heeft geschoten.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 12 augustus 2020 in de woning van zijn partner aan de [adres delict] te Rotterdam was en dat onenigheid is ontstaan tussen de verdachte, die op het balkon van de woning van zijn partner stond, en aangever, die beneden stond. Op enig moment heeft de verdachte een vuurwapen, een omgebouwd alarmpistool, gepakt en is daarmee naar beneden gegaan. In het portiek van de flat aan de [adres delict] te Rotterdam (hierna: de flat), waar ook aangever woont, heeft de verdachte met het vuurwapen geschoten.
De verdachte heeft verklaard dat hij twee keer heeft geschoten, één keer in het portiek en één keer buiten. Over het schot dat hij in het portiek had gelost, heeft de verdachte verklaard dat toen hij de trap af kwam lopen, hij per ongeluk de trekker overhaalde.
Aangever heeft verklaard dat de verdachte in het portiek twee keer gericht op hem heeft geschoten, waarbij het tweede schot de rechter onderarm van aangever schampte. De verklaring van de verdachte, dat de verdachte twee keer heeft geschoten in het portiek, wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Door verbalisant [naam verbalisant] zijn in het portiek van de flat twee afgevuurde projectielen aangetroffen, waarvan het kaliber overeenkomt met het kaliber van het wapen waarmee de verdachte heeft geschoten. Deze projectielen lagen voor het schietincident nog niet in het portiek. Daarnaast heeft de getuige [naam getuige] , die ten tijde van het incident in het portiek aanwezig was, verklaard dat zij de verdachte twee keer heeft zien schieten en dat de verdachte daarbij het wapen op aangever richtte.
Op de camerabeelden van het portiek van de flat zijn naar het oordeel van de rechtbank twee momenten te zien waarop de verdachte de trekker van het wapen overhaalt. Het eerste moment is wanneer de verdachte de trap af komt lopen. Op dat moment lijkt het wapen niet op aangever te zijn gericht. Na dit eerste schot, vlucht aangever en gaat de verdachte met het wapen in zijn rechterhand achter aangever aan. Te zien is dat de verdachte het wapen in het portiek op meerdere momenten op aangever richt, terwijl beide mannen aan het rennen zijn. Het tweede moment dat wordt geschoten, is vlak voordat aangever het portiek verlaat. De verdachte staat op dat moment op zeer korte afstand van de aangever.
De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval ten aanzien van het tweede schot sprake is van een poging tot doodslag. De verdachte is in het portiek achter de aangever aangerend en hield daarbij het wapen in de richting van de aangever, hij heeft tijdens dat rennen ook daadwerkelijk geschoten. Daarmee was het handelen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm erop gericht om doelgericht te schieten op de aangever. Dat maakt dit een poging doodslag. Het verweer lijkt er in de kern op neer te komen dat op de beelden niet te zien is dat het wapen op het moment van het tweede schot daadwerkelijk op aangever was gericht, maar daarmee stelt de verdediging onder de hier geschetste omstandigheden te hoge eisen aan het bewijs van de opzet op de dood.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 1 redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 2 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 12 augustus 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet van geringe afstand met een vuurwapen één of meer kogels heeft afgevuurd/afgeschoten op en/of in de richting van het lichaam van die [naam slachtoffer] en daarbij die [naam slachtoffer] in/aan zijn onderarm heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 12 augustus 2020 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver, namelijk een omgebouwde alarmrevolver van het merk/type Bbm Olympic 38, kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot doodslag;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte heeft in het portiek van een flat, waar naast het slachtoffer ook andere personen aanwezig waren, met een vuurwapen op het slachtoffer geschoten. Dat het slachtoffer slechts een schampschot heeft opgelopen en de overige personen niet zijn geraakt, is niet aan de verdachte te danken. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat er een jarenlang conflict gaande was tussen de familie van de verdachte en de familie van het slachtoffer. De familie van de verdachte werd – zo verklaren diverse getuigen – door de familie van het slachtoffer bedreigd en getreiterd. Naast de drie op zitting gehoorde getuigen die over deze bedreigingen en treiteringen hebben verklaard, heeft ook de moeder van het slachtoffer verklaard dat er al geruime tijd ruzie was tussen hen en de familie van de verdachte. De rechtbank is echter van oordeel dat een dergelijke ruzie geenszins rechtvaardigt dat een vuurwapen wordt gepakt en daadwerkelijk wordt gebruikt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog drs. [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 15 oktober 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is niet in structurele zin lijdende aan een psychische stoornis, verstandelijke handicap en/of psychogeriatrische aandoening. Op het moment van het ten laste gelegde had hij echter niet langer het vermogen om zich aan de situatie aan te passen en zijn emoties en impulsen onder controle te houden. De ontstane gemoedsbeweging was daarvoor te heftig. Er kan wel worden gesproken van een aanpassingsstoornis welke zijn emoties en gedrag ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde. De verdachte heeft jarenlang het gedrag van zijn buren, en in het bijzonder dat van zijn buurjongen, naast zich neer kunnen leggen. Toen er iets in zijn richting werd gegooid, brak er iets en kon hij zich niet langer beheersen. De psycholoog adviseert het ten laste gelegde daarom in verminderde mate toe te rekenen. Objectief gezien waren er andere opties mogelijk, maar de keuzevrijheid van de verdachte was beperkt. Zijn gedrag werd vooral emotioneel gestuurd. Het risico op recidive wordt als (zeer) laag beschouwd.
Nu er geen problemen zijn op de leefgebieden, acht de psycholoog ook geen interventies noodzakelijk.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 oktober 2020. De reclassering constateert dat er op de diverse leefgebieden geen problemen zijn. Wel is de verdachte mogelijk door zijn voorarrest zijn baan kwijt geraakt maar via het uitzendbureau waar hij voor werkte kan hij mogelijk weer elders aan het werk. Zijn gezin is op zoek naar een andere woning. Dit heeft voor de verdachte de grootste prioriteit. Er is geen sprake van schulden. De verdachte gebruikt geen drugs en zeer beperkt alcohol. De steun die de verdachte krijgt van zijn gezin kan als beschermende factor gezien worden. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gezien de ernst van de feiten is alleen een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 300,- aan materiële schade en een vergoeding van € 40.000,- aan immateriële schade.
Tevens heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 30.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat de verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit en omdat de vorderingen niet zijn onderbouwd met stukken.
8.3.
Beoordeling
De behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu deze in het geheel niet zijn onderbouwd met stukken. De benadeelde partijen zullen daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. N. Doorduijn en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 12 augustus 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal (van geringe afstand) met een vuurwapen één of meer kogels heeft afgevuurd/afgeschoten op en/of in de richting van het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of (daarbij) die [naam slachtoffer] in/aan zijn (onder)arm heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 12 augustus 2020 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver, namelijk een omgebouwde alarmrevolver van het merk/type Bbm Olympic 38, kaliber .22 LR, voorhanden heeft gehad.