ECLI:NL:RBROT:2020:12207

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
10/237776-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in woning met betrokkenheid van meerdere personen en bewijswaardering

Op 22 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot inbraak in een woning aan de Dorpslaan te Rotterdam op 21 september 2020. De verdachte werd kort na de poging tot inbraak aangetroffen in de nabijheid van de woning, met natte kleding en een geur van slootwater, wat zijn betrokkenheid bij het delict deed vermoeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte samen met een medeverdachte de poging tot inbraak heeft gepleegd. De medeverdachte werd ook in de directe omgeving van de woning aangetroffen, met zwarte handschoenen bij zich. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, die beiden zeiden op een feestje te zijn geweest, als onvoldoende beschouwd om hen vrij te spreken. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden waarin de verdachte werd aangetroffen, schreeuwden om een uitleg die niet werd gegeven. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/237776-20
Datum uitspraak: 22 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 52 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering, deelname aan de gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden, meewerken aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang en een inspanningsverplichting tot het vinden en behouden van dagbesteding alsmede een taakstraf van 120 uur eventueel te vervangen door 60 dagen hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte heeft verklaard dat hij op een feestje was aan de Slinge. Dit is hemelsbreed één kilometer verwijderd van de plaats waar hij is aangehouden. Er is geen enkel steunbewijs voor het ten laste gelegde in de zin van sporenonderzoek of signalementen. De omstandigheden waarin de verdachte is aangetroffen, zijn opmerkelijk, maar onvoldoende om hem zijn zwijgen tegen te werpen. De verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Hiertoe overweegt zij als volgt.
Op maandag 21 september 2020 kwam bij de politie om ongeveer 03:51 uur de melding binnen van een inbraak aan de [adres delict] . De melder zou breekgeluiden horen. Ter plaatse aangekomen, hoorde de verbalisant breekgeluiden vanaf [adres delict] komen. De verbalisant zag dat de voordeur openstond en dat deze geforceerd was. Op het moment dat hij bij de voordeur stond, hoorde hij geluiden aan de achterzijde van de woning. Aan de achterzijde aangekomen, hoorde hij het geluid van brekende takken. De verbalisant is enkele tientallen meters de struiken ingelopen tot hij bij een sloot kwam die parallel ligt aan de Dorpslaan. Intussen hadden de ter plaatse aangekomen verbalisanten ter hoogte van [adres] geritsel horen komen uit de bosjes en het geluid van water, waaruit zij opmaakten dat er iemand in de nabij gelegen sloot was gesprongen. Nadat de verbalisant die als eerste ter plaatse was een aantal meter langs de sloot liep, trof hij achter een boomstronk en lage struiken, liggend op zijn buik, de medeverdachte aan. Bij diens schoenen lagen zwarte handschoenen. Omstreeks 04:18 uur werd in de wijk Pendrecht, hemelsbreed ongeveer 400 meter verwijderd van de [adres delict] , de verdachte lopend aangetroffen. Hij rook naar slootwater en zijn jas, broek en schoenen waren nat en zaten onder het kroos en de modder. Buiten de verdachte waren de verbalisanten in de wijk niemand tegen gekomen.
De politie heeft vastgesteld dat het gehele perceel [adres delict] is afgeschermd door een hek dan wel een sloot. Op 21 september 2020 zag de politie bij het toegangshek een zilverkleurige schakel van een ketting op de grond liggen. De aangever heeft verklaard dat hij op 20 september 2020 rond 19:00 uur was weggegaan bij de woning en het toegangshek had afgesloten met een zilverkleurig kettingslot.
Op basis van het voorgaande staat vast dat er op 21 september 2020 rond 03:51 uur is geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres delict] en dat de inbrekers op de vlucht zijn geslagen toen de politie arriveerde.
Beide verdachten zijn kort na deze poging tot inbraak aangetroffen in omstandigheden die duiden op betrokkenheid bij het strafbare feit. Immers is de medeverdachte midden in de nacht aangetroffen in de directe omgeving, namelijk op het omheinde terrein van de betreffende woning. Hij had zich verstopt in de bosschages en had zwarte handschoenen bij zich. Ook de verdachte is kort na de poging tot inbraak aangetroffen in de nabije omgeving van de woning. Zijn kleding was nat en hij rook naar slootwater terwijl even daarvoor verbalisanten bij de naastgelegen woning geluid van water hadden gehoord en een nat spoor uit de sloot zagen komen en daaruit hadden geconcludeerd dat er iemand in de sloot was gesprongen en het terrein via de sloot had verlaten in de richting van de wijk Pendrecht.
De verdachte heeft verklaard dat hij de avond daarvoor op een feestje was geweest aan de Slinge. Met betrekking tot de omstandigheden waarin hij is aangetroffen heeft hij geen enkele verklaring willen afleggen. De medeverdachte heeft eveneens verklaard dat hij de avond daarvoor op een feestje was geweest aan de Slinge. Hij heeft daarnaast verklaard dat hij te voet op weg was naar zijn woning in Delfshaven en de bosschages was ingegaan om te gaan slapen.
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, waarbij de verdachte in omstandigheden is aangetroffen die schreeuwen om een uitleg en bij het uitblijven van een aannemelijke verklaring hierover van de verdachte, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat de verdachte de tenlastegelegde poging tot diefstal in vereniging heeft gepleegd.
4.1.3.
Conclusie
Het tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 21 september 2020 te Rotterdam in/uit een woning,
gelegen aan de Dorpslaan
tezamen en in vereniging met een ander
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om
geld en/of goed(eren) van zijn, verdachtes en zijn mededaders gading, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde(n), weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en/of verbreking
vaneen deur van voornoemde woning en/of een slot van het hek van de woning
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit/en

Het bewezen feit levert op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak/verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf /en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. Hoewel de bewoner enige tijd daarvoor was overleden en van een inbreuk op diens privacy derhalve niet kan worden gesproken, is wel sprake van overlast voor de nabestaande(n) en de omwonenden. Voor deze overlast en het nadeel heeft de verdachte geen oog gehad. Woninginbraken of pogingen daartoe veroorzaken niet alleen materiële schade, maar zorgen ook onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt. De verdachte heeft zich om deze gevolgen niet bekommerd en kennelijk slechts aan zijn eigen financiële voordeel gedacht.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapport
Reclassering Nederland heeft in het kader van een andere strafzaak een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 oktober 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft moeite met het op de rit krijgen van zijn leven: hij heeft geen huisvesting, mist een structurele dagbesteding, heeft schulden en een deels negatief sociaal netwerk en kan terugvallen in middelenmisbruik en gokken bij emotionele instabiliteit. Er is sprake van onvoldoende copingsvaardigheden en zelfinzicht. Betrokkene heeft enige impulsiviteitsproblematiek en heeft problemen met assertiviteit. Bij een veroordeling zijn het ontbreken van structuur, de negatieve sociale contacten en zijn negatieve beïnvloedbaarheid vermoedelijk de aanleiding geweest tot het plegen van het delict.
De verdachte loopt momenteel in een reclasseringstoezicht, dat redelijk verloopt en het contact is goed. Ook krijgt hij begeleiding en ondersteuning door Humane Zorg. Er is een delictpatroon met betrekking tot verkeersdelicten, meerdere delicten zijn onder invloed van middelen gepleegd. Na veroordeling en een veroordeling voor vermogensdelicten uit 2020, kan er ook gesproken worden van een delictpatroon met betrekking tot vermogensdelicten.
De verdachte heeft met zijn moeder, broers en zussen goede contacten en heeft een positieve houding naar hulpverlening en begeleiding toe. Betrokkene heeft een langdurige relatie met een betrokken partner. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en dagbesteding.
Ten behoeve van de onderhavige strafzaak heeft de reclasseringswerker [naam] per e-mail van 16 december 2020 medegedeeld dat de verdachte inmiddels een kamer bewoont via begeleid wonen bij Humane Zorg. De aanvraag voor een uitkering loopt en hij is begonnen met het zoeken naar een betaalde baan. Hij krijgt eerst zelf de kans om iets te vinden, maar als dit vrijdag 18 december 2020 nog niet is gelukt, dan zal Humane Zorg dagbesteding regelen. Zowel de reclassering als Humane Zorg hebben het idee dat het delictgedrag te wijten is aan een negatief sociaal netwerk. Betrokkene verblijft nu in een kamer in Rotterdam Noord, buiten zijn sociale omgeving die zich bevindt in Rotterdam West. Naar het inzicht van de reclassering is de begeleiding die de verdachte momenteel krijgt van belang om een delictvrij bestaan te kunnen opbouwen.
De reclassering hoopt dat bij een eventuele veroordeling de schorsingsvoorwaarden die momenteel gelden worden opgelegd.
De rechtbank heeft acht geslagen op genoemd rapport en de e-mail van de reclassering.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd en eerder door de rechtbank zijn opgelegd in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 (één) maand niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op de Marconistraat 2 te Rotterdam;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa of CoVa Plus, of een andere gedragsinterventie die gericht is op de cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde werkt mee aan het vinden en het behouden van een nuttige en structurele dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en K. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 december 2020.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging/ tekst gewijzigde tenlastelegging/ tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 21 september 2020 te Rotterdam in/uit een woning,
gelegen aan de Dorpslaan
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om
geld en/of goed(eren) van zijn, verdachtes en/of zijn mededaders gading, dat/die geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [naam slachtoffer]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader, weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking
een deur en/of slot van voornoemde woning en/of een slot van het hek/de omheining om/van
de woning heeft verbroken, althans geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)