Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een geldboete van vijftigduizend euro, waarvan twintigduizend euro voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.
4..Geldigheid dagvaarding
5..Waardering van het bewijs
Standpunt van de verdediging
6..Strafbaarheid feiten
7..Strafbaarheid verdachte
8..Motivering straf
9..In beslag genomen voorwerpen
10..Toepasselijke wettelijke voorschriften
- de artikelen 14a, 4b, 14c, 23, 24c, 36b, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht,
- de artikelen 1 onder 1°, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten,
- artikelen 3.2 en 6.2 van de Wet dieren,
- artikel 2.1 van het Besluit dierlijke producten,
- artikel 2.4 van de Regeling dierlijke producten,
- artikelen 3 en 4 van de Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, laatst gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/355 van de Commissie van 11 maart 2016 en
- artikel 18 van de Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, laatst gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/228 van de Commissie van 9 februari 2017.
11..Bijlagen
12..Beslissing
geldboete van € 40.000,00 (veertigduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
235 dagen hechtenis;
€ 20.000,00 (twintigduizend euro),bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
135 dagen hechtenis,
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
proeftijd, die wordt gesteld op
drie jaar;
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;