In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008, die vanaf jonge leeftijd in aanraking is gekomen met politie en justitie. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door het Openbaar Ministerie, dat vreesde dat de minderjarige opnieuw in aanraking zou komen met de wet. De ouders van de minderjarige, die bij elkaar wonen, hebben aangegeven open te staan voor hulpverlening, maar hebben tot nu toe niet de juiste ondersteuning kunnen krijgen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de problematiek rondom de minderjarige erkend, maar heeft geen verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend, omdat de ouders bereid zijn om mee te werken aan hulpverlening.
Tijdens de zitting is de minderjarige gehoord, evenals zijn advocaat. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de ouders niet in staat zijn om hem voldoende te begrenzen. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden, met als doel de hulpverlening te coördineren en de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is op 11 december 2020 vastgesteld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.