ECLI:NL:RBROT:2020:12143

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
25 december 2020
Zaaknummer
10/065460-20 / TUL VV: 22/002763-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf voor hennepplanten en diefstal van stroom

Op 27 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van hennepplanten en medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar, alsook tot een taakstraf van 180 uren. De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking op 17 december 2019 in de woning van de verdachte, waar 536 hennepplanten werden aangetroffen. De verdachte had de sleutel van zijn woning aan een onbekende persoon gegeven, die de hennepkwekerij had opgezet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid had verschaft voor de hennepteelt en zich bewust was van de illegale stroomafname. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar achtte de medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit wel bewezen. De vordering van de benadeelde partij, Stedin Netbeheer B.V., werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van € 1.109,77 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat de straffen in overeenstemming waren met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/065460-20
Parketnummer vordering TUL VV: 22/002763-18
Datum uitspraak: 27 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. S. Schilder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Lindhout heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 (zowel primair als subsidiair) tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair (te weten het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten) tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
  • het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 22/002763-18.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde, nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat de verdachte wist dat de stroomvoorziening voor de hennepkwekerij buiten de meter om ging.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging is van mening dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde feiten en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verdediging is ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde van mening dat uit niets blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met de persoon/personen die betrokken zouden zijn bij het telen, dan wel aanwezig hebben, van de hennepplanten.
Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde (de medeplichtigheid) is de verdediging van mening dat dubbel opzet niet kan worden bewezen; de verdachte heeft geen opzet gehad op het verlenen van hulp bij het plegen van het misdrijf. Het enige wat de verdachte heeft gedaan is een hulpbehoevende man voorzien van onderdak. Daarnaast heeft de verdachte door die man onderdak te bieden niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat er in zijn woning een hennepkwekerij zou worden opgezet. Het enkel ter beschikking stellen van zijn woning is onvoldoende om te spreken van (voorwaardelijk) opzet.
Voorts kan op basis van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting niet worden aangenomen dat de verdachte de mannen opzettelijk hulp heeft verleend om de diefstal van elektriciteit te plegen, noch kan uit de feiten volgen dat hij opzet had op dat misdrijf.
4.2.3.
Beoordeling
Vaststaat dat op 17 december 2019 in de woning van de verdachte aan de [adres delict] te Spijkenisse een hennepkwekerij is aangetroffen. Tijdens de doorzoeking in de woning zijn 536 potten met aarde en resten van hennepplanten aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat hij de sleutel van zijn woning eind 2018/begin 2019 aan ene [naam persoon] heeft gegeven en dat die [naam persoon] tegen betaling in zijn woning zou verblijven. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat er door contacten van [naam persoon] een hennepkwekerij in zijn woning was opgebouwd en dat hij op een gegeven moment de sleutel van de achterdeur van zijn woning van [naam persoon] heeft gekregen. De verdachte werd er soms bij geroepen als er een rekening betaald moest worden, maar heeft niet meegeholpen in de hennepkwekerij. Hij kwam blijkens zijn verklaring ongeveer maandelijks bij de woning en is er tussentijds ook meerdere malen langere tijd verbleven.
De verdachte heeft vrij specifieke details gegeven over de kwekerij. Hij heeft verklaard dat de kwekerij ongeveer een jaar in werking is geweest. In die periode zouden er drie á vier oogsten zijn geweest. Als er geoogst moest worden kwamen er vijf á zes vrouwen knippen. Daarna werd de hennep verpakt in folie en ingewikkeld in lakens om vervolgens met de auto te worden vervoerd. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is echter niet duidelijk geworden wat de rol van de verdachte daarbij is geweest. Er is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt.
De rechtbank is wel van oordeel dat de verdachte de hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad. Gelet op het voorgaande kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepplanten in zijn woning. Deze hennepplanten bevonden zich voorts in de machtssfeer van de verdachte, nu hij de huurder was van de woning, meerdere keren in de woning is geweest, beschikte over de sleutel van de achterdeur van de woning en hij meerdere keren, in ieder geval vanaf twee weken voor zijn aanhouding, weer in de woning verbleef.
Uit de aangifte van Stedin Netbeheer B.V. blijkt dat de hennepkwekerij die is aangetroffen in de woning aan de [adres delict] te Spijkenisse werd voorzien van elektriciteit die niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal stroom zou worden afgetapt. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat illegale hennepkweek vaak gepaard gaat met diefstal van stroom. Daarbij komt dat de verdachte heeft verklaard dat hij heeft gezien dat in de meterkast een schakelbord was geïnstalleerd met hout, stopcontacten en heel veel kabels. Deze omstandigheden maken dat de verdachte zich er bewust van moet zijn geweest dat de hennepplantage in zijn woning gepaard ging met diefstal van elektriciteit. Hij heeft hiertoe opzettelijk gelegenheid verschaft door het ter beschikking stellen van zijn woning. Het handelen van verdachte is derhalve te kwalificeren als medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit.
4.2.4.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair.
hij, in de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 december 2019, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres delict] ), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 536 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2 subsidiair.
een of meer onbekend gebleven personen, in de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 december 2019, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom, dat aan een ander dan aan die onbekend gebleven persoon/personen en/of zijn/haar/hun mededader(s) toebehoorde, te weten aan Stedin Netbeheer BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven persoon/personen en/of zijn/haar/hun mededader(s) die weg te nemen hoeveelheid stroom onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 december 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon/personen een pand aan de [adres delict] ter beschikking te stellen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. primair.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2 subsidiair.
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een beroep op psychische overmacht toekomt, zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte heel erg bang was voor de mannen die in zijn woning een hennepkwekerij hadden opgebouwd. De verdachte werd door hen bedreigd met een vuurwapen en hij is door die mannen mishandeld. Van de verdachte kon dan ook niet worden verwacht dat hij weerstand bood tegen de druk van de mannen.
6.2.
Beoordeling
Een beroep op psychische overmacht kan alleen dan slagen wanneer er sprake is geweest van een van buiten komende drang, zodanig dat de verdachte daaraan redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden. Nu op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat de verdachte werd bedreigd, kan naar het oordeel van de rechtbank het bestaan van een dergelijke drang niet worden aangenomen. In dat verband overweegt de rechtbank voorts dat de verdachte zich kennelijk iedere maand, zonder een duidelijk doel, naar de woning heeft begeven en hij bovendien meerdere malen enkele weken in de woning heeft verbleven. Dit duidt er allerminst op dat de verdachte een zodanige angst had voor de mannen die hem naar zijn zeggen zouden hebben bedreigd, dat de drempel voor een geslaagd beroep op psychische overmacht wordt gehaald.
Het beroep op psychische overmacht wordt dan ook verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Voorwaardelijk getuigenverzoek

De verdediging heeft ter terechtzitting het voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 2] en [naam getuige 3] , indien de rechtbank van oordeel is dat de verdachte geen geslaagd beroep op psychische overmacht toekomt.
De rechtbank is van oordeel dat dit verzoek dient te worden afgewezen.
Ook al zou de rechtbank uitgaan van de verklaring van de verdachte dat hij werd bedreigd en zou dit door de voornoemde getuigen worden bevestigd, heeft die bedreiging de verdachte er - zoals hiervoor reeds genoemd - niet van weerhouden om - zoals blijkt uit de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring - met regelmaat terug te gaan naar zijn woning om te vragen of “ze weg wilden gaan” en om daar vervolgens meerdere keren enige tijd te verblijven. Daaruit blijkt ook dat de verdachte een confrontatie met genoemde personen niet schuwde. Die omstandigheid staat aan een geslaagd beroep op psychische overmacht in de weg. Daarmee bestaat er geen noodzaak of verdedigingsbelang om genoemde getuigen te doen horen.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft in de door hem gehuurde woning samen met anderen een grote hoeveelheid hennepplanten aanwezig gehad. Op de dag dat de daar aanwezige hennepkwekerij werd ontdekt, waren er 536 potten voor hennepplanten in de woning aanwezig. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan de medeplichtigheid aan de diefstal van een hoeveelheid elektriciteit van Stedin Netbeheer B.V. In de woning van de verdachte was een illegale stroomaansluiting ten behoeve van de hennepkwekerij gemaakt, buiten de meter om.
Hennep is een stof die schadelijk is voor de volksgezondheid. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de handel in verdovende middelen. Bovendien leiden hennepkwekerijen veelal direct en indirect tot andere vormen van criminaliteit en vormen zij vanwege het grote brandgevaar een serieuze bedreiging voor de veiligheid van de personen die in de directe omgeving daarvan wonen of werken.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke richtlijnen (LOVS) en straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

9..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd Stedin Netbeheer B.V. ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 11.145,54 aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu naar haar mening de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
9.2.
Standpunt verdediging
Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu naar de mening van de verdediging de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn beperkte rol met betrekking tot dit feit.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering met betrekking tot de post “arbeidsloon” genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de posten “hoeveelheid elektriciteit hennepverbruik” en “het capaciteitstarief”, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, nu dit niet voldoende is onderbouwd. Zonder nadere onderbouwing van de wijze waarop de omvang van deze gestelde schade is berekend, kan die omvang niet worden vastgesteld. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 december 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.109,77, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10..Vordering tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van 18 november 2019 van het gerechtshof Den Haag is de verdachte ter zake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en wederspannigheid veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, waarvan een gedeelte groot 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 3 december 2019.
10.2.
Beoordeling
Nu de rechtbank voorafgaand aan de zitting een e-mail van het Openbaar Ministerie heeft ontvangen waarin staat dat de vordering tot tenuitvoerlegging met betrekking tot de zaak met parketnummer 22/002763-18 niet aan de orde is op de terechtzitting van 13 oktober 2020, is de rechtbank met de officier van justitie als de verdediging van oordeel dat het Openbaar Ministerie thans niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 48, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

12.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V., te betalen een bedrag van
€ 1.109,77 (zegge: elfhonderdnegen euro en zevenenzeventig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.109,77(hoofdsom,
zegge: elfhonderdnegen euro en zevenenzeventig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
21 (eenentwintig) dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 22/002763-18.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. R. Brand en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 december 2019, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres delict] ), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 536 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 december 2019, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres delict] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 536 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 december 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2
hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 december 2019, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Stedin Netbeheer BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid stroom onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 december 2019, te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die onbekend gebleven persoon/personen en/of zijn/haar/hun mededader(s) toebehoorde, te weten aan Stedin Netbeheer BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven persoon/personen en/of zijn/haar/hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid stroom onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 17 december 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon/personen een pand aan de [adres delict] ter beschikking te stellen.