ECLI:NL:RBROT:2020:12142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
25 december 2020
Zaaknummer
10/177273-20 / TUL VV: 10/681265-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling met een mes

Op 27 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 6 juli 2020 in Dordrecht een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte heeft tijdens een conflict met een medewerker van een winkel met een mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van het bovenlichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verweer dat hij een kapotte kledinghanger in plaats van een mes gebruikte, wettig en overtuigend schuldig is bevonden aan de poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verklaring van de aangever en camerabeelden als bewijs gebruikt, waaruit blijkt dat de verdachte daadwerkelijk een mes in zijn hand had en daarmee meerdere stekende bewegingen heeft gemaakt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van zes maanden, die was opgelegd in een eerdere zaak. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in zijn handelen en heeft zich niet gehouden aan de voorwaarden die aan eerdere straffen waren verbonden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden zijn voor bijzondere voorwaarden, gezien het risico op recidive en het gebrek aan medewerking van de verdachte aan reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/177273-20
Parketnummer vordering TUL VV: 10/681265-17
Datum uitspraak: 27 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden, met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/681265-17.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. De verdediging gaat uit van de verklaring van de verdachte dat hij geen mes maar een kapotte kledinghanger in zijn hand had. Voorts blijkt uit de camerabeelden dat de verdachte geen stekende, maar een zwaaiende beweging heeft gemaakt. Dit feitencomplex, het maken van een zwaaiende beweging met een kapotte kledinghanger, past naar de mening van de verdediging meer bij een mishandeling dan bij een poging zware mishandeling.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat op 6 juli 2020 onenigheid is ontstaan tussen de verdachte en aangever, waarna zij in een worsteling terecht zijn gekomen. Hierbij heeft de verdachte met een voorwerp de rug van aangever geraakt, waardoor op de rug van aangever een driehoekige verwonding en een kras is ontstaan.
Aangever heeft verklaard dat hij zag dat de verdachte een mes in zijn hand had toen de verdachte naar hem uithaalde. De verdachte heeft zowel bij de rechter-commissaris als ter terechtzitting verklaard dat hij een kapot gemaakte kledinghanger in zijn hand had en aangever daarmee heeft geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de verklaring van aangever en de beschrijving van de camerabeelden door verbalisant [naam verbalisant] , met het daarbij gevoegde ‘still’ van de camerabeelden waarop duidelijk te zien is dat de verdachte een mes in zijn hand heeft, kan worden bewezen dat de verdachte een mes in zijn hand had.
Voorts is op de camerabeelden te zien dat de verdachte het mes bovenhands vast heeft en daarmee meerdere stekende bewegingen maakt in de richting van het bovenlichaam van aangever. De rechtbank is van oordeel dat het met een mes meerdere stekende bewegingen maken in de richting van het bovenlichaam van aangever, naar de uiterlijke verschijningsvorm zodanig is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat de verdachte daarmee de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht dan ook de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 juli 2020 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met kracht, met een mes, heeft gestoken in de rug van die [naam slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair.
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft met een mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van het bovenlichaam van een medewerker van een winkel, omdat de verdachte niet direct zijn geld terug kreeg voor een product waarvan de verdachte beweerde dat het kapot was en omdat hij de eigenaar niet kreeg te spreken.
De verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast zal het handelen van de verdachte ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving hebben veroorzaakt, nu de poging tot zware mishandeling in het openbaar, voor de ingang van een winkel, heeft plaatsgevonden. Daarbij hebben meerdere personen blijkens het dossier ongewild getuige moeten zijn van het gewelddadige optreden van de verdachte.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en hij bovendien in een proeftijd liep van een eerder opgelegd voorwaardelijk strafdeel, eveneens betreffende een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportage
Antes, afdeling reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 september 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is al geruime tijd sprake van problematiek op vrijwel alle leefgebieden. Zo heeft de verdachte geen huisvesting, had hij geruime tijd geen zinvolle dagbesteding en zijn er financiële problemen. Er is in het verleden sprake geweest van verslavingsproblematiek (cocaïne). Omdat hij in de afgelopen jaren niet meewerkte aan behandeling, is onduidelijk in hoeverre deze problematiek nog speelt.
Het algemene beeld is dat de verdachte over onvoldoende vaardigheden beschikt om op een juiste manier om te kunnen gaan met problemen. Daarbij lijkt hij onvoldoende inzicht te hebben in zijn eigen handelen en de mogelijke consequenties hiervan.
Het risico op recidive wordt gemiddeld tot hoog ingeschat. In de afgelopen jaren stond de verdachte onder toezicht van de reclassering, maar hield hij zich niet aan de bijzondere voorwaarden. Ook in het huidige contact met rapporteur heeft hij laten weten niet (meer) bereid te zijn om mee te werken aan bijzondere voorwaarden en een verplicht reclasseringscontact. Wij zien daarom geen mogelijkheden om met interventies de kans op recidive te beperken. Het advies van de reclassering is dan ook om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit, alsmede het strafblad van de verdachte, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met daaraan gekoppeld een meldplicht en reclasseringscontact. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte momenteel een goede verstandhouding heeft met zijn toezichthouder en bovendien gebaat is bij toezicht. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, gelet op het rapport van de reclassering waaruit blijkt dat de verdachte zich eerder niet heeft gehouden aan bijzondere voorwaarden en de reclassering geen mogelijkheden meer ziet om met interventies de kans op recidive te beperken. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank inmiddels voldoende kansen gehad. Hij heeft desondanks laten zien dat hij zich op geen enkele manier laat sturen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 20 juli 2018 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van onder andere een poging tot zware mishandeling en een mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden, waarvan een gedeelte groot 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar. De proeftijd is ingegaan op 4 augustus 2018.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat nu de proeftijd bijna is verstreken en er heel veel dingen tijdens de proeftijd wel goed zijn gegaan, het niet opportuun is om de verdachte de gehele voorwaardelijke straf uit te laten zitten.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf. Daarbij zij erop gewezen dat de verdachte zich blijkens het reclasseringsrapport evenmin aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden, hoewel hij daarin al zeer tegemoet is gekomen door de reclassering.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van de bij vonnis van 20 juli 2018 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. R. Brand en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 juli 2020 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met kracht, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken, althans (een) slaande beweging(en) heeft gemaakt in/op de rug van die [naam slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot ene veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 juli 2020 te Dordrecht [naam slachtoffer] heeft mishandeld door met kracht, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp te steken/krassen, in/op de rug van die [naam slachtoffer] .