ECLI:NL:RBROT:2020:12110

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
10/240295-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende bewijs voor poging doodslag en zware mishandeling; vrijspraak verdachte

Op 24 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de verdachte op het moment van de zitting preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet. De officier van justitie, mr. T.J. Lindhout, had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 24 maanden.

De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij de verklaring van een getuige centraal stond. Deze getuige verklaarde dat hij de verdachte herkende als de dader van de poging tot doodslag. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte als dader aan te merken. De verklaring van de getuige werd als onbetrouwbaar beschouwd, mede door de omstandigheden waaronder deze was afgelegd. Daarnaast was er geen DNA-bewijs dat de verdachte aan de misdaad kon koppelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft ook de kosten van de verdediging van de benadeelde partij op nihil vastgesteld. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van de rechtbank op de datum vermeld in het vonnis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/240295-20
Datum uitspraak: 24 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Rotterdam
,locatie Hoogvliet,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Vrijspraak

4.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de aangifte wordt ondersteund door het geconstateerde letsel en de verklaring van getuige [naam getuige] in combinatie met een aandachtsvestiging van dezelfde dag op dezelfde locatie met betrekking tot de verdachte. De verklaring van [naam getuige] is duidelijk en wijst naar de verdachte. Daarnaast komt het signalement dat de aangever geeft van de dader overeen met de omschrijving die [naam getuige] geeft van de verdachte.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het impliciet primair en impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Hiertoe overweegt zij als volgt.
Het dossier bevat slechts één bewijsmiddel dat de verdachte rechtstreeks als dader aanwijst, te weten de verklaring van getuige [naam getuige] . Hij verklaart direct nadat de politie ter plaatse komt desgevraagd dat hij weet wie de dader is, dat deze korte tijd bij hem verblijft en dat hij [bijnaam verdachte] heet. Hij komt, aldus de verbalisant, daarbij moeilijk uit zijn woorden. De verbalisant ziet dat diezelfde dag in het politiesysteem een aandachtsvestigings met betrekking tot [naam getuige] is opgemaakt waaraan een ander persoon, te weten de verdachte, is gekoppeld. Desgevraagd geeft [naam getuige] aan dat [bijnaam verdachte] niet de echte naam is, maar een bijnaam is van [voornaam verdachte] . De verbalisant vindt een foto van de verdachte in het politiesysteem. [naam getuige] kijkt dan mee op de telefoon van de verbalisant en verklaart dat hij de verdachte herkent als de dader.
De rechtbank is van oordeel dat terughoudend omgegaan moet worden met de verklaring van [naam getuige] , tevens inhoudende de herkenning, gelet op de omstandigheden waaronder deze is gedaan (het zien van één enkele foto) en de toestand waarin [naam getuige] verkeerde gelet op de opmerking van de verbalisant dat hij moeilijk uit zijn woorden kwam. De overige getuigen, die eventueel de verklaring van [naam getuige] zouden kunnen ondersteunen, geven een omschrijving van de dader die onvoldoende onderscheidend vermogen bevat om de verdachte als dader aan te kunnen merken. Daarbij acht de rechtbank bovendien van belang dat uit het DNA-onderzoek aan het mes waarmee de aangever is gestoken geen aanwijzing is verkregen op donorschap van celmateriaal van de verdachte.
4.3.
Conclusie
Het primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft [naam slachtoffer] zich in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 473,68 aan materiële schade en een vergoeding van
€ 2.500,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De verdediging heeft primair de niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij bepleit, omdat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Subsidiair is aangevoerd dat de vordering tot immateriële schade gematigd moet worden.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het impliciet primair en impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en K. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 september 2020 te Capelle aan den IJssel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in de slaap, althans het (voor)hoofd van die [naam slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.