ECLI:NL:RBROT:2020:11941

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
10.166186.20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag, veroordeling poging tot zware mishandeling met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte had zijn buurman met een mes in de buik gestoken tijdens een confrontatie, waarbij de verdachte stelde dat hij handelde uit zelfverdediging. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een noodweersituatie, aangezien de verdachte het mes al had gepakt voordat de aangever met een biljartkeu op hem afkwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde en dat de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen was.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, deelname aan een gedragsinterventie, een contactverbod met het slachtoffer en inspanningsverplichtingen voor het vinden van werk en huisvesting. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen strafblad voor soortgelijke feiten en er was onvoldoende informatie over zijn psychosociaal functioneren, maar de rechtbank achtte een gevangenisstraf passend om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
10.166186.20
Datum uitspraak: 16 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – kort gezegd – op neer dat de verdachte heeft geprobeerd zijn buurman te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door hem te steken met een mes.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag;
  • bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, zich zal melden bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden zal volgen, geen contact zal opnemen met het slachtoffer en zich zal inspannen een dagbesteding en huisvesting te vinden en te behouden, en openheid zal geven in cannabisgebruik.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (impliciet primair - poging tot doodslag)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het impliciet primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijsoverweging (impliciet subsidiair - poging tot zware mishandeling)
Vaststaat dat de aangever door de verdachte in zijn buik is gestoken met een mes. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de aangever met een afgebroken biljartkeu op hem af kwam. In de worsteling die daarop volgde, lukte het de verdachte om met zijn arm om de deur heen een mes te pakken uit zijn kamer. Vervolgens werd hij door de aangever bijna van de trap geduwd en terwijl de verdachte met zijn handen naar de trapleuning greep, heeft hij vermoedelijk de aangever geraakt met het mes, dat hij in zijn hand hield.
De rechtbank begrijpt hieruit dat de verdachte ontkent met opzet te hebben gehandeld. De rechtbank is echter van oordeel dat de verklaring van de verdachte wordt weerlegd door wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe overweegt zij het volgende.
Allereerst wordt zijn verklaring weersproken door de verklaringen van de aangever en de getuige [naam getuige] . Beiden verklaren dat de aangever zijn toegangsdeur op slot had gedaan nadat hij door de verdachte bedreigd was (met het mes). Toen de aangever de deur weer opende, stond de verdachte al in de gang met het mes en pakte de aangever de biljartkeu ter verdediging. Voorts verklaart de aangever dat de verdachte hem bewust probeerde te steken, overal waar hij maar kon. [naam getuige] heeft waargenomen dat de verdachte steekbewegingen maakte in de richting van de aangever. De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van de aangever en getuige [naam getuige] elkaar tegenspreken. De rechtbank is echter van oordeel dat hoewel zij op bepaalde punten wisselend verklaren, hun verklaringen op bovengenoemde essentiële punten wel overeenkomen.
Voorts wijkt de verklaring van de verdachte ter zitting op belangrijke punten af van zijn eerdere verklaringen, zoals afgelegd bij de politie. Aldaar verklaarde hij immers vanuit zelfverdediging te hebben gehandeld en de aangever met het mes gericht op diens lichaam te hebben gestoken. Bovendien verklaarde hij dat hij op enig moment zijn kamer in rende en het mes op zijn nachtkastje pakte, om weer terug de hal in te gaan.
Tot slot blijkt ook uit de bevindingen van de verbalisanten dat de verdachte wel degelijk met opzet heeft gehandeld. Zij verbaliseren dat de verdachte voordeed hoe hij de aangever stak: hij balde zijn vuist met zijn duim naar voren gericht en bewoog herhaaldelijk zijn arm naar voren en achteren, in korte snelle bewegingen. Voorts is in een proces-verbaal opgenomen dat de verdachte op het politiebureau verklaarde dat hij het jammer vond dat hij de aangever niet beter gestoken had.
Op grond van voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte de aangever opzettelijk in de buik heeft gestoken.
Het subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 juni 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam slachtoffer] met een mes in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hem een geslaagd beroep op noodweer(exces) toekomt. De verdachte zag zich geconfronteerd met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding: hij werd door de aangever aangevallen met een afgebroken biljartkeu. Hij heeft daarna het mes pas gepakt en de aangever gestoken. Indien de rechtbank van oordeel is dat de verdachte niet proportioneel gehandeld heeft, stelt de verdediging zich op het standpunt dat dit handelen het gevolg was van een hevige gemoedsbeweging.
6.2.
Beoordeling
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen stuit af op de feiten en omstandigheden zoals overwogen onder 4.2. Uit de verklaringen van zowel de aangever als getuige [naam getuige] blijkt immers dat de verdachte het mes al had gepakt voordat de aangever uit zijn kamer kwam met de (halve) biljartkeu, en dat de verdachte opzettelijk steekbewegingen maakte in zijn richting. Dit laatste wordt bevestigd door de verklaring van de verbalisanten over de wijze waarop de verdachte voordeed hoe hij zou hebben gestoken. De verdachte heeft zelf met het mes de controntatie opgezocht.
Er was derhalve geen sprake van een situatie waarin voor de verdachte de noodzaak bestond tot verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor, zodat het verweer niet slaagt.
Omdat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, slaagt ook het beroep op noodweerexces reeds daarom niet.
Het verweer wordt op beide punten verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door zijn buurman met een mes in de buik te steken. Het slachtoffer klopte op de deur van de verdachte om hem te vragen naar geleend geld. De verdachte heeft daarop direct het mes gepakt. Zelfs toen het slachtoffer zich in zijn huis had opgesloten, liet de verdachte het er niet bij zitten en wachtte hij hem op in hun gedeelde gang. In de daaropvolgende vechtpartij heeft de verdachte het slachtoffer met het mes gestoken.
Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en veiligheidsgevoelens van het slachtoffer. Daarnaast had het incident veel ernstiger af kunnen lopen en mogen beiden van geluk spreken dat het bij beperkt letsel gebleven is. De verdachte heeft totaal geen rekening gehouden met de mogelijke gevolgen voor het slachtoffer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
21 september 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
9 november 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte voorafgaande de huidige aanhouding beschikte over huisvesting, een passende dagbesteding en dat er geen problemen waren op het gebied van zijn sociale omgeving of financiën. De verdachte lijkt in enige mate te beschikken over vaardigheden tot reflectie maar hiertoe dienen hem wel heel gerichte vragen gesteld te worden. Er is onvoldoende informatie verkregen om een goede inschatting te maken betreffende zijn psychosociaal functioneren, intelligentievermogen en zijn vaardigheden tot agressie regulatie. Ondanks het feit dat er geen eerdere signalen zijn voor het verlies van zelfbeheersing of gebruik van geweld wordt impulsiviteit van betrokkene niet uitgesloten. Daarnaast blijft het onduidelijk of, en indien van toepassing, cannabisgebruik een mogelijke rol heeft gespeeld in zijn gedrag en de keuzes die hij heeft gemaakt. Het lijkt van belang dat er aandacht is voor dit laatste, en dat de verdachte vaardigheden traint om doordachte delictvrije keuzes te maken in de toekomst.
Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met de onderstaande bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, contactverbod met het slachtoffer en inspanningsverplichting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit acht de rechtbank alleen een gevangenisstraf passend. De op te leggen straf is lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank acht heeft geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie CoVa of CoVa plus, of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden; de reclassering bepaalt de aard en invulling van deze training; de veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer, [naam slachtoffer] , geboren [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] in [geboorteland slachtoffer] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het openbaar ministerie verantwoord vindt; de politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
4. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden van een dagbesteding in de vorm van werk, voor het vinden en behouden van passende huisvesting en zal openheid en inzage tonen in het gebruik van cannabis;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, met uitzondering van de onder 3. genoemde voorwaarde;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. S.N. Abdoelkadir en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 juni 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam slachtoffer] met een mes in de buik, althans het lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.