ECLI:NL:RBROT:2020:11900

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
10.222588.20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen uit woningen en tuinen met bewijswaardering en strafoplegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen uit woningen en tuinen. De verdachte werd beschuldigd van vijf diefstallen, waarbij hij op verschillende momenten goederen heeft weggenomen uit de woningen van slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vlak na de eerste diefstal werd aangehouden en voldeed aan het signalement dat door de slachtoffers was gegeven. Camerabeelden toonden aan dat de verdachte gestolen goederen weggooide, wat leidde tot zijn identificatie als dader.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte voor de feiten 1, 3, 4, 6 en 7 wettig en overtuigend schuldig was. De rechtbank heeft de vrijspraak van de feiten 2 en 5 geaccepteerd, omdat deze niet bewezen konden worden. De verdachte heeft ontkend de dader te zijn, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen van verbalisanten, overtuigend.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen blijk gaf van inzicht in zijn gedrag en dat er geen mogelijkheden waren voor alternatieve straffen of begeleiding. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
10.222588.20
Datum uitspraak: 2 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. J. de Haan.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – kort weergegeven – op neer dat de verdachte van verschillende slachtoffers goederen heeft gestolen vanuit hun huis of tuin.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 en 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feiten 2 en 5)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 en 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (feiten 1, 3, 4, 6 en 7)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van alle feiten is vrijspraak bepleit, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de persoon is die zichtbaar is op de beelden.
4.2.2.
Beoordeling
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, stelt de rechtbank het volgende vast.
Feit 1
In de nacht van 2 september 2020 vond er een diefstal plaats vanuit een woning gelegen aan de [adres delict 1] te Schiedam. Door de bewoners is aangifte gedaan van diefstal van onder meer een HP laptop en een iPhone 7. Met behulp van de inloggegevens van de iPhone, kon de locatie daarvan getraceerd worden naar de omgeving van de Nieuwe Binnenweg te Rotterdam. Voorts overhandigde de bewoner van [adres] camerabeelden vanaf haar deurbel, waarop de vermoedelijke dader te zien was. Dit betrof een man met een donkere huidskleur en een stevig postuur in een donkerkleurig trainingspak. Kort daarop werd bij het Museumpark in Rotterdam een man op een fiets aangehouden die voldeed aan het signalement. Dit bleek de verdachte te zijn.
Op beelden van het nabijgelegen museum Boijmans Van Beuningen heeft de rechtbank een persoon op een fiets waargenomen met een donker trainingspak en een lichtgekleurde bies op de zijkanten van zijn heupen tot aan zijn knieën. Deze persoon gooit op enig moment een tas in de struiken. In de desbetreffende struiken werd later een tas gevonden met daarin onder meer een HP laptop en iPhone 7, die later door de bewoner van de [adres delict 1] werden herkend als zijn eigendom. Enkele minuten later komt er een politiewagen in beeld. Deze stopt ter hoogte van een fietser op de stoep. Deze persoon bleek de verdachte te zijn. Op het politiebureau zijn foto’s van de verdachte genomen, waarop te zien is dat hij een donkerblauw trainingspak draagt met een lichtgekleurde bies op de zijkanten van zijn heupen tot aan zijn knieën.
De verdachte heeft ontkend dat hij de persoon is geweest die eerder de tas met gestolen goederen in de struiken heeft geworpen. Echter, gelet op het signalement dat overeenkomt met het uiterlijk van de verdachte die nacht en nu hij de enige persoon was die zich – op dat nachtelijke tijdstip – op een fiets in die omgeving bevond, acht de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig en wordt vastgesteld dat de verdachte wel deze persoon was.
Voorts concludeert de rechtbank dat de verdachte de goederen eerder die nacht heeft gestolen uit de woning aan de [adres delict 1] te Schiedam. Gelet op het korte tijdsbestek van ongeveer anderhalf uur tussen de diefstal en het moment waarop de verdachte in de nacht wordt aangetroffen in de omgeving van de woning, het feit dat zijn signalement overeen kwam met het signalement van de persoon die op de camerabeelden vanuit de deurbel te zien was en het feit dat de verdachte de gestolen goederen in de struiken heeft gegooid, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd.
Het onder 1 ten laste gelegde kan daarmee wettig en overtuigend bewezen worden.
Feiten 3, 4, 6 en 7
Uit politieonderzoek is gebleken dat er door verschillende andere personen in Schiedam aangifte is gedaan van diefstal waarbij de aangevers camerabeelden van de dader hadden aangeleverd. De camerabeelden van de aangevers van de overige feiten zijn ook ter zitting bekeken.
De rechtbank heeft hierop waargenomen dat het in iedere opname een man betreft met een stevig postuur, gekleed in een trainingspak en een pet van Nike (telkens achterstevoren gedragen) en schoenen met zwarte zolen. Boven zijn rechter knie zit een scheur in de broek. De man loopt steeds een tuin binnen, kijkt rond, loopt voorzichtig verder en neemt vervolgens iets mee. Eén keer is te zien dat hij in een auto zit op het terrein van de aangever, daar iets doet bij het dashboardkastje, vervolgens uitstapt en vanaf het terrein een fiets meeneemt. De rechtbank stelt vast dat het bij iedere diefstal om een en dezelfde persoon gaat.
De camerabeelden behorende bij bovengenoemde aangiftes zijn bekeken door onder andere de verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , die de verdachte gehoord hebben. Beide verbalisanten herkenden de verdachte op de camerabeelden.
De rechtbank twijfelt niet aan de herkenning van de verbalisanten en ziet ook zelf de gelijkenissen tussen de persoon op de beelden en de verdachte, onder meer ten aanzien van zijn postuur, de kenmerken in zijn gezicht en zijn manier van bewegen.
Al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat de verdachte de persoon is geweest die de onder 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde diefstallen heeft gepleegd. Deze feiten kunnen daarmee wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder 1, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 2 september 2020 te Schiedam, in een woning aan de [adres delict 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, tassen, een (leren) jas, een laptop (HP) en/of een telefoon (Iphone 7),
diegeheel aan een ander toebehoorde
n, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 28 juli 2020 te Schiedam, op een besloten erf waarop een woning stond, [adres delict 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een gereedschapskist en limonade,
diegeheel aan een ander toebehoorde
n, te weten aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 29 mei 2020 te Schiedam, op een besloten erf waarop een woning stond, [adres delict 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een fiets en een navigatiesysteem,
diegeheel aan een ander toebehoorde
n, te weten aan [naam slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op 25 mei 2020 te Schiedam, op een besloten erf waarop een woning stond, [adres delict 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, acht flesjes frisdrank,
diegeheel aan een ander toebehoorde
n, te weten aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij op 13 mei 2020 te Schiedam, op een besloten erf waarop een woning stond, [adres delict 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een fiets,
diegeheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen cursief verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feiten 3, 4, 6 en 7:
telkens diefstal, op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op vijf afzonderlijke momenten diefstal gepleegd door middel van insluiping in een tuin of woning. Deze feiten vonden telkens plaats midden in de nacht, in een tijdsbestek van enkele maanden. Bij één adres kwam hij zelfs op twee andere data terug, om ook andere spullen uit de tuin buit te maken.
Door diefstal vanuit een tuin, of erger nog, een woning, heeft de verdachte het woongenot van de slachtoffers aangetast en hen een onveilig gevoel gegeven. De rechtbank vindt dit ernstige feiten. De verdachte lijkt niet over de gevolgen voor de slachtoffers na te hebben gedacht en was enkel uit op zijn eigen financiële gewin.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
26 november 2020. Dit rapport houdt – kort weergegeven – het volgende in.
Tijdens het gesprek met de reclassering maakte betrokkene een impulsieve, dwingende en
externaliserende indruk, waarbij hij hard en ongecontroleerd sprak. De reclassering heeft de indruk dat hij onvoldoende probleembesef en zelfinzicht bezit en er bij hem sprake is van onvoldoende copingsvaardigheden. Hij is zorgmijdend, al wekt hij de indruk zorg te willen hebben: het is dan ook de vraag of hij onwillig of onmachtig is om mee te werken aan hulpverlening.
Om te kunnen interveniëren binnen het leefgebied psychosociaal functioneren is een nieuw persoonlijkheidsonderzoek nodig, dat degelijk uitgevoerd wordt. Met een diagnose kan er een degelijk hulpverleningsplan opgesteld worden.
Bij een veroordeling adviseren wij een straf zonder bijzondere voorwaarden. Wij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst en de hoeveelheid van de feiten is alleen een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, gelet op de ernst van de feiten en het herhalende karakter daarvan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. S.N. Abdoelkadir en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 2 september 2020 te Schiedam, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [adres delict 1] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, tassen, een (leren) jas, een laptop (HP) en/of een telefoon (Iphone 7), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 9 augustus 2020 te Schiedam, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres delict 4] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, twee laptops en/of twee computermuizen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 28 juli 2020 te Schiedam, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres delict 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een gereedschapskist en/of limonade, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 28 mei 2020 of 29 mei 2020 te Schiedam, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres delict 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een fiets en/of een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 27 mei 2020 te Schiedam, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres delict 5] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een fiets en/of een acculader, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op of omstreeks 25 mei 2020 te Schiedam, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres delict 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, acht flesjes frisdrank, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij op of omstreeks 13 mei 2020 te Schiedam, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres delict 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een fiets, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.