In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De kinderen verblijven in een pleeggezin en de moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, heeft aangegeven dat zij niet meer in staat is om voor hen te zorgen. De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft op 16 november 2020 een verzoek ingediend om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 16 juni 2021, de datum waarop de ondertoezichtstelling afloopt.
De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de moeder en een vertegenwoordigster van de GI gehoord. Uit de stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de moeder overbelast is en niet in staat is om de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen te vervullen. Diverse hulpverleningsvormen zijn ingezet, maar deze hebben niet het gewenste resultaat opgeleverd. De moeder heeft zelf aangegeven dat zij niet meer voor de kinderen kan zorgen, wat heeft geleid tot de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen.
De kinderrechter oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij in het pleeggezin blijven, waar zij de rust en stabiliteit kunnen krijgen die zij nodig hebben. De kinderrechter heeft de GI in overweging gegeven om overleg te voeren met de Raad voor de Kinderbescherming over het toekomstperspectief van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 december 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.