ECLI:NL:RBROT:2020:11867

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
20 december 2020
Zaaknummer
C/10/608039 / JE RK 20-3176
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in een pleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De kinderen verblijven in een pleeggezin en de moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, heeft aangegeven dat zij niet meer in staat is om voor hen te zorgen. De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft op 16 november 2020 een verzoek ingediend om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 16 juni 2021, de datum waarop de ondertoezichtstelling afloopt.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de moeder en een vertegenwoordigster van de GI gehoord. Uit de stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de moeder overbelast is en niet in staat is om de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen te vervullen. Diverse hulpverleningsvormen zijn ingezet, maar deze hebben niet het gewenste resultaat opgeleverd. De moeder heeft zelf aangegeven dat zij niet meer voor de kinderen kan zorgen, wat heeft geleid tot de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen.

De kinderrechter oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij in het pleeggezin blijven, waar zij de rust en stabiliteit kunnen krijgen die zij nodig hebben. De kinderrechter heeft de GI in overweging gegeven om overleg te voeren met de Raad voor de Kinderbescherming over het toekomstperspectief van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 december 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/608039 / JE RK 20-3176
datum uitspraak: 1 december 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2013 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2016 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] ,

[naam kind 3] ,

geboren op [geboortedatum kind 3] 2019 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen [naam kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 16 november 2020, ingekomen bij de griffie op 18 november 2020.
Op 1 december 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] .

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verblijven in een pleeggezin.
Bij beschikking van 16 juni 2020 zijn [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht gesteld tot 16 juni 2021. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 16 december 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 16 juni 2021.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De GI heeft van de kinderrechter op 16 juni 2020 de opdracht gekregen om te onderzoeken of de moeder in staat is om een veilige en stabiele thuissituatie voor de kinderen te creëren. De moeder en de kinderen zijn in dat kader voor een gezinsopname bij Horizon opgenomen. In overleg met de gedragswetenschapers vanuit Horizon is er besloten om de gezinsopname thuis voort te zetten. Tijdens deze gezinsopname zijn zorgen ten aanzien van huisvesting en financiën aan het licht gekomen. Op 10 november 2020 heeft de moeder in een gesprek met de GI aangegeven niet meer voor de kinderen te kunnen zorgen. De GI heeft toen besloten de nog lopende machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg te gebruiken. Sindsdien verblijven [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een pleeggezin. De GI is samen met Horizon van mening dat de moeder de kinderen niet de rust en stabiliteit kan bieden die zij nodig hebben. De GI zal op zoek gaan naar perspectief biedende pleeggezinnen voor de kinderen. De moeder werkt momenteel aan zichzelf. De GI heeft samen met de moeder afgesproken dat een persoonlijkheidsonderzoek wordt afgenomen bij haar. Dit is echter nog niet van de grond gekomen.

Het standpunt van de moeder

De moeder wil graag weten wanneer haar kinderen weer naar huis komen. De moeder krijgt niet de juiste hulp, waardoor de kinderen niet naar huis kunnen komen. Het is de moeder te veel geworden. De moeder wil graag iemand hebben waar zij op terug kan vallen als zij het niet meer trekt. De moeder heeft om een weekendpleeggezin gevraagd. Deze hulpvraag is nog steeds niet door de GI opgepakt. De moeder heeft sinds het moment dat haar kinderen uit huis zijn geplaatst alleen maar aan haarzelf gewerkt. De moeder wil graag dat haar kinderen rustig en veilig thuis kunnen wonen. De moeder is vanwege haar schulden naar een budgetbeheerder gegaan. Ook wil de moeder graag weer beginnen met haar opleiding of werk gaan zoeken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder overbelast is en het haar niet lukt om tegemoet te komen aan de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen. Er zijn diverse vormen van hulpverlening ingezet. Deze hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. De moeder is volgens de GI en Horizon vanwege haar belaste verleden en persoonlijke problematiek niet in staat om [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] een voldoende veilige en verantwoorde opvoedingsomgeving te bieden. De moeder heeft op 10 november 2020 zelf bij de GI aangegeven niet meer in staat te zijn voor [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] te zorgen. Zij zijn vervolgens met gebruikmaking van de nog geldende machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg opnieuw in een pleeggezin geplaatst.
[naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] hebben voor hun ontwikkeling rust en stabiliteit nodig. De kinderrechter is daarom van oordeel dat het op dit moment niet mogelijk is dat [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] weer bij de moeder gaan wonen. Het is in het belang van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] dat het verblijf in het pleeggezin wordt gecontinueerd, om ze zo te bieden wat zij nodig hebben, en dat de komende periode het toekomstperspectief van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] duidelijk wordt. De kinderrechter geeft de GI in overweging daarover overleg te voeren met de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder heeft in die periode de tijd en de ruimte om aan haar persoonlijke problematiek te werken.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] daarom verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg tot 16 juni 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.