ECLI:NL:RBROT:2020:11833

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
FT EA 18/489
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering homologatie van een akkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2020 uitspraak gedaan over de weigering van homologatie van een akkoord dat op 14 oktober 2020 was aangenomen in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de baten van de boedel bij voortzetting van de schuldsaneringsregeling de som van het aangeboden akkoord aanzienlijk te boven gaan. De schuldenaar had een boedelsaldo van € 4.402,44 en een boedelachterstand van € 3.502,16, wat de totale beschikbare middelen voor de schuldeisers op € 7.934,30 bracht. Het aangeboden akkoord hield in dat de schuldenaar € 3.000,00 ter beschikking stelde aan zijn schuldeisers tegen finale kwijting. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar niet alle schuldeisers gelijk had behandeld, aangezien het CJIB bevoorrecht werd zonder dat andere schuldeisers hierover waren geïnformeerd of ermee hadden ingestemd. De rechtbank concludeerde dat de homologatie van het akkoord moest worden geweigerd op basis van artikel 338, lid 2 Fw, en dat de schuldsaneringsregeling moest worden voortgezet. De uitspraak is gedaan door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van E.J. van Gruijthuijsen, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering homologatie akkoord
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 18 november 2020
In de schuldsaneringsregeling van:
[naam],
[adres]
[woonplaats]
schuldenaar,
bewindvoerder: [bewindvoerder]

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de beschikking ex artikel 349a Fw van 19 februari 2019 waarbij de termijn van de schuldsaneringsregeling is verlengd tot 18 juli 2022, het proces-verbaal van de raadpleging en beslissing van het aangeboden akkoord, gehouden op 14 oktober 2020 alsmede van het verslag van de waarnemend rechter-commissaris met daarin de overweging aan de rechtbank om de homologatie van het akkoord te weigeren.
Ter openbare terechtzitting van 10 november 2020 zijn verschenen:
- [bewindvoerder] bewindvoerder,
- [naam] , schuldenaar,
- mw. mr. P.E. Epping, advocaat schuldenaar, en
- mw. [beschermingsbewindvoerder] , beschermingsbewindvoerder schuldenaar.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

De op 18 mei 2018 op schuldenaar van toepassing verklaarde schuldsaneringsregeling is tussentijds verlengd tot 18 juli 2022 ter compensatie van tekortkomingen in de sollicitatieverplichting.
Het op 14 oktober 2020 aangenomen akkoord behelst dat schuldenaar naast zijn goederen die krachtens artikel 295 Fw thans tot de schuldsaneringsboedel behoren een bedrag van € 3.000,00 ter algehele en volledige beschikking van zijn schuldeisers stelt tegen finale kwijting.
Het boedelsaldo bedraagt € 4.402,44 en de boedelachterstand € 3.502,16. Per saldo had de boedel over een bedrag van € 7.934,30 dienen te beschikken..
In het verslag ex artikel 337, eerste lid, Fw geeft de waarnemend rechter-commissaris de rechtbank in overweging om de homologatie van het akkoord te weigeren.

3.De standpunten

Mr. Epping heeft aangevoerd dat alle schuldeisers het akkoord ondersteunen en dit dossier willen sluiten. Er is door alle schuldeisers ingestemd met dit akkoord. Door de moeder van schuldenaar kan nog een extra bedrag van € 1.500,00 (toevoeging rechtbank: bovenop het aangeboden akkoord) worden aangeboden. Verder heeft de moeder de intentie om nog meer geld beschikbaar te stellen. Daarnaast kan de beschermingsbewindvoerder nog een bedrag van € 500,00 ter beschikking stellen. Als het akkoord niet door de rechtbank wordt gehomologeerd zal de boedelachterstand alleen maar groter worden. Schuldenaar zit er emotioneel doorheen, hij wil nu van zijn schulden af en een nieuwe start maken. Schuldenaar is sinds oktober 2020 werkloos en in de sector waar schuldenaar werkzaam is geweest, geldt een winterstop.
De beschermingsbewindvoerder heeft bevestigd dat de beheersrekening van schuldenaar ruimte biedt om een bedrag van € 500,00 extra ter beschikking van crediteuren te stellen. Verder zal er deze maand nog een keer een boedelafdracht kunnen plaatsvinden waarna het inkomen van schuldenaar vermoedelijk gelijk zal zijn aan het vastgestelde vrij te laten bedrag. Sinds 2014 is het leefgeld van schuldenaar € 50,00 per maand en het zou voor schuldenaar goed zijn als een nieuw begin kan krijgen. De beschermingsbewindvoerder verwacht dat schuldenaar nog eenmaal een bedrag van € 340,00 aan de boedel kan overmaken.
De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat schuldeisers beter af zijn wanneer deze schuldsaneringsregeling wordt voortgezet. Periodes van werk en werkloosheid hebben zich bij schuldenaar afgewisseld. In de werkzame periodes was het inkomen redelijk hoog. De bewindvoerder geeft aan optimistisch te zijn over de baankansen van schuldenaar. Omdat de schuldsaneringsregeling nog lang loopt, zijn er aanmerkelijke boedelafdrachten te verwachten en kan een hogere uitkering worden gedaan aan de crediteuren. De bewindvoerder geeft aan zich in de berekening van de waarnemend rechter-commissaris te kunnen vinden. Om die reden is de bewindvoerder van mening dat de homologatie dient te worden geweigerd.

4.De beoordeling

Krachtens artikel 338 lid 2 Fw jo. artikel 153 lid 2, aanhef en onder 1º, Fw moet de homologatie worden geweigerd indien de baten des boedels de som van het akkoord aanmerkelijk te boven gaan.
Onder de baten van de boedel dient in geval van een schuldsanering naast het beschikbare boedelsaldo ook te worden te worden verstaan de baten die bij voortzetting van de schuldsaneringsregeling te verwachten zijn (ECLI:NL:PHR:2001:AD5362).
In dit geval is allereerst van belang dat bij de beoordeling van het vorenstaande de ontstane boedelachterstand ad € 3.502,16 niet buiten beschouwing kan worden gelaten nu het hier om een van de kernverplichtingen (art. 295, eerste lid, Fw) van de schuldenaar gaat en de omvang van de boedel met laatstgenoemd bedrag had moeten zijn toegenomen bij een correcte nakoming van de verplichtingen van de schuldenaar.
Uit het overzicht boedelafdrachten van de bewindvoerder d.d. 29 september 2020 valt af te leiden dat schuldenaar van begin van de schuldsaneringsregeling tot en met oktober 2020 op basis van het vastgestelde vrij te laten bedrag een gemiddelde maandelijkse afdracht capaciteit had van € 257,00.Verder blijkt uit genoemd overzicht dat schuldenaar gedurende die periode niet iedere maand inkomen ontving. Naar het oordeel van de rechtbank is de aanname van de waarnemend rechter-commissaris van een gemiddelde maandelijkse afloscapaciteit van € 218,00 van schuldenaar redelijk en zelfs aan de lage kant nu schuldenaar over een periode van twee maanden in het geheel geen inkomen ontving.
Gelet op de leeftijd van schuldenaar en het feit dat schuldenaar alleen gedurende de winterstop een periode van werkloosheid voorziet, acht de rechtbank het aannemelijk dat schuldenaar gedurende voorzetting van de schuldsaneringsregeling (deels) inkomen uit arbeid zal kunnen generen en in staat kan worden geacht om (deels) maandelijkse afdrachten aan de boedel te voldoen. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het aannemelijk dat schuldenaar gedurende de voortzetting van de regeling minimaal gedurende een en twintig maanden gemiddeld € 218,00 p/m aan de boedel zal kunnen afdragen.
Indachtig het voorgaande maakt de rechtbank een vergelijking van de inkomsten op basis van de voortzetting van de schuldsaneringsregeling en het aangenomen akkoord, dit alles bij gelijk blijvende kosten.
Met een kans op een extra bijdrage van de moeder buiten het aan de rechtbank voorgelegde akkoord om, kan daarbij geen rekening worden gehouden.
voortzetting wsnp
boedelsaldo + 1 x afdracht € 340,00
€ 4.740,00
boedelachterstand
€ 3.500,00
boedelafdrachten 21 x € 218 - 21 x € 56,00 bv-salaris)
€ 3.400,00
som des boedels
€ 11.640,00
aangenomen akkoord
boedel saldo + 1 x afdracht € 340,00
€ 4.740,00
aanbod in akkoord
€ 3.000,00
aanvullend depot beheersrekening
€ 500,00
som akkoord
€ 8.240,00
Uit het voorgaande volgt dat bij voortzetting van de schuldsaneringsregeling de baten des boedels de som van het akkoord aanmerkelijk te boven gaan.
Nu de toets aan artikel 153 lid 2, aanhef en onder 1º, Fw uitsluitend beperkt is tot een rekenkundige afweging en dit artikel geen ruimte laat voor een belangenafweging (ECLI:NL:HR:2006:AZ1111) en uit het voorgaande blijkt dat bij voortzetting van de regeling de baten des boedels de som van het aangenomen akkoord aanmerkelijk te boven gaan, zal de rechtbank het akkoord niet homologeren.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat nu het CJIB door dit akkoord wordt bevoorrecht terwijl niet is gebleken dat de overige schuldeisers hierover zijn geïnformeerd en er mee hebben ingestemd, schuldenaar niet alle schuldeisers gelijk heeft behandeld. Ook dit gegeven had op de voet van artikel 338, lid 2 Fw jo artikel 153, lid 3, sub 3 aan homologatie van het akkoord in de weg gestaan.

5.De beslissing

De rechtbank:
- weigert de homologatie van het op 14 oktober 2020 aangenomen akkoord;
- verstaat dat de schuldsaneringsregeling wordt voortgezet.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van E.J. van Gruijthuijsen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 november 2020. [1]
De griffier is buiten staat deze
beschikking mede te ondertekenen.