Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1. [naam vennootschap 1] B.V.,
en
2. [naam vennootschap 2] B.V.,
en
Rechtbank Rotterdam
Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van drie besloten vennootschappen tegen mr. J.B. Smits, rechter in een civielrechtelijke procedure. De verzoeksters vroegen wraking omdat zij meenden dat de rechter hen niet voldoende gelegenheid had gegeven om te reageren op een bezwaar van de gedaagde tegen hun eiswijziging. De rechter had de eiswijziging afgewezen, stellende dat deze een geheel nieuwe grondslag voor de vordering in conventie betrof en in strijd met de goede procesorde was. De wrakingskamer oordeelde dat er geen sprake was van schending van het beginsel van hoor en wederhoor, aangezien de rechter op basis van de processtukken had beslist en de verzoeksters niet in hun rechten waren benadeeld. De wrakingskamer benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. C.J.C. Korteland.