ECLI:NL:RBROT:2020:11825

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
605770 / HA RK 20-1068
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot eiswijziging

Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van drie besloten vennootschappen tegen mr. J.B. Smits, rechter in een civielrechtelijke procedure. De verzoeksters vroegen wraking omdat zij meenden dat de rechter hen niet voldoende gelegenheid had gegeven om te reageren op een bezwaar van de gedaagde tegen hun eiswijziging. De rechter had de eiswijziging afgewezen, stellende dat deze een geheel nieuwe grondslag voor de vordering in conventie betrof en in strijd met de goede procesorde was. De wrakingskamer oordeelde dat er geen sprake was van schending van het beginsel van hoor en wederhoor, aangezien de rechter op basis van de processtukken had beslist en de verzoeksters niet in hun rechten waren benadeeld. De wrakingskamer benadrukte dat een onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, omdat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. C.J.C. Korteland.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer/rekestnummer: 605770 / HA RK 20-1068
Beslissing van 4 november 2020
op het verzoek van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

1. [naam vennootschap 1] B.V.,

gevestigd te Europoort - Rotterdam,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

2. [naam vennootschap 2] B.V.,

gevestigd te Europoort - Rotterdam,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

3. [naam vennootschap 3] B.V.,

gevestigd te Moerdijk,
verzoeksters,
advocaat mr. S.C van Paridon.
strekkende tot wraking van:
mr. J.B. Smits, rechter in de rechtbank Rotterdam, team Handel en Haven (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Verzoeksters hebben bij brief van 12 oktober 2020 wraking verzocht van de rechter in de civielrechtelijke procedure tussen verzoeksters als eiseressen en de besloten vennootschap [naam gedaagde vennootschap] B.V. te Rotterdam als gedaagde. Deze procedure draagt als kenmerk C/10/594079 / HA ZA 20-328.
De rechter heeft niet in de wraking berust.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure waarin zich onder meer bevindt de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek en de door verzoeksters en de griffier gevoerde correspondentie.
Verzoeksters en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek
is behandeld. De rechter heeft van de geboden mogelijkheid om voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren geen gebruik gemaakt. Ter zitting van de wrakingskamer van
26 oktober 2020 zijn verschenen de advocaat van verzoeksters mr. S.C. van Paridon en de rechter. De advocaat heeft aan de hand van aantekeningen het standpunt van verzoeksters nader toegelicht. De rechter heeft ter zitting gereageerd op het wrakingsverzoek.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek hebben verzoeksters - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Verzoeksters hebben kennisgenomen van de e-mail van de griffier van 8 oktober 2020 waarin zij zijn bericht dat de door verzoeksters bij conclusie van dupliek in reconventie verzochte eiswijziging wordt geweigerd. Door de rechter is een oordeel over de eiswijziging ten nadele van verzoeksters gegeven. De rechter heeft zich hierbij enkel gebaseerd op het standpunt van de gedaagde die bezwaar tegen de eiswijziging heeft gemaakt, zonder dat verzoeksters in de gelegenheid zijn gesteld daarop te reageren. De gedaagde neemt met haar bezwaar een standpunt in dat moet worden gezien als een incident waarover verzoeksters zich nog hadden moeten kunnen uitlaten. De wederpartij had bovendien een antwoordakte moeten nemen. De eiswijziging van verzoeksters is zomaar van tafel geveegd. De rechter heeft daarnaast geen rekenschap gegeven van de omstandigheid dat de gedaagde zelf (meermaals) haar vorderingen heeft gewijzigd. Gelet daarop is volgens verzoeksters sprake van een processuele beslissing waarbij het beginsel van hoor en wederhoor in de zin van artikel 19 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is geschonden, op grond waarvan vrees bestaat voor vooringenomenheid van de rechter.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust. De rechter heeft aangegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die een grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Daarbij is
- verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Er is geen sprake van schending van hoor en wederhoor en er bestaat ook geen enkele grond om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. Verzoeksters hebben hun eis in conventie gewijzigd bij gelegenheid van de conclusie van dupliek in reconventie. De gedaagde in conventie heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechter heeft hierna beslist op de eiswijziging. Beide partijen zijn even vaak aan de beurt geweest. Er is geen voorschrift dat verzoeksters als eiseressen nogmaals in de gelegenheid hadden moeten worden gesteld om te reageren. Iedere procedure heeft zijn einde. Het maakt niet uit hoeveel eiswijzigingen in de procedure (door de wederpartij, de gedaagde) zijn gedaan, omdat deze alle op hun eigen merites beoordeeld moeten worden. Dat de wederpartij geen bezwaar heeft gemaakt via het nemen van een antwoordakte betekent evenmin dat verzoeksters nog recht hadden op een nadere reactie. Het bezwaar van de wederpartij is vormvrij en de rechter kan zelfs ambtshalve beslissen op de eiswijziging.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeksters een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeksters geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Bij e-mail van 8 oktober 2020 heeft de griffier aan verzoeksters medegedeeld dat de bij conclusie van dupliek in reconventie verzochte eiswijziging bestaat uit het opvoeren van een geheel nieuwe grondslag voor de vordering in conventie en dat de eiswijziging bij de huidige stand van zaken als in strijd met een goede procesorde zal worden geweigerd. Dit is een processuele beslissing van de rechter. Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen. De motivering van een beslissing kan evenmin grond vormen voor wraking, tenzij de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven.
De wrakingskamer is van oordeel dat hiervan geen sprake is bij de totstandkoming of motivering van de beslissing van de rechter, zoals verwoord in de e-mail van de griffier van 8 oktober 2020.
Uit de omstandigheid dat de rechter op het verzoek tot eiswijziging van verzoeksters ingevolge artikel 130 Rv heeft beslist na het bezwaar van de gedaagde bij rolbericht kan naar het oordeel van de wrakingskamer geen schending van het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor worden afgeleid. Ook van de manier waarop de beslissing door de griffier aan verzoeksters kenbaar is gemaakt kan niet gezegd worden dat deze beslissing niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter. De door verzoeksters aangehaalde uitspraken kunnen niet tot een ander oordeel leiden, nu daaraan andere uitgangspunten ten grondslag liggen.
3.4
Het wrakingsverzoek is mitsdien ongegrond en wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot wraking van mr. J.B. Smits.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Buizer, voorzitter en mr. A. Verweij en
mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2020 in tegenwoordigheid van mr. C.J.C. Korteland, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-