In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 november 2020 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een strafzaak. De verzoeker had de wraking aangevraagd op basis van vermeende partijdigheid van de rechter, mr. R.A.F. Gerding, tijdens de behandeling van zijn strafzaak op 9 oktober 2020. De verzoeker stelde dat de rechter het recht op een eerlijk proces had geschonden door geen publiek toe te laten en door niet alle verzochte getuigen te horen. De rechtbank oordeelde dat de beslissing om geen publiek toe te laten een ordemaatregel was in het kader van de COVID-19 maatregelen en dat dit geen aanwijzing voor partijdigheid opleverde. Daarnaast werd gesteld dat de beslissing van de rechter om slechts één getuige te horen een processuele beslissing was die niet kon leiden tot wraking. De rechtbank benadrukte dat de wet bepaalt dat een verdachte in een strafzaak alleen recht heeft op rechtsbijstand van een advocaat en dat de weigering van de rechter om een niet-ingeschreven gemachtigde toe te laten geen aanwijzing voor vooringenomenheid was. De wrakingskamer concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van de verzoeker dat de rechter partijdig was, en wees het verzoek tot wraking af.