ECLI:NL:RBROT:2020:11818
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in kort geding
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam op 23 november 2020 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoeker voelde zich tijdens de zitting van 13 november 2020 niet gehoord door de rechter, mr. P. de Bruin, en heeft dit als reden voor zijn wrakingsverzoek aangevoerd. Tijdens de zitting had de rechter vragen gesteld aan beide partijen, maar verzoeker had niet kenbaar gemaakt dat hij zelf het woord wilde voeren. De rechter is niet verplicht om een partij die met een advocaat procedeert de gelegenheid te geven om zelf te spreken, tenzij dit expliciet wordt aangegeven door de partij of zijn advocaat. De wrakingskamer oordeelde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek werd ongegrond verklaard, waarbij de wrakingskamer ook besloot om het formele vereiste van indiening door de advocaat te negeren, gezien de omstandigheden van de zaak. De beslissing werd genomen in het belang van de voortgang van de procedure en om onnodige kosten en vertraging te voorkomen.