ECLI:NL:RBROT:2020:11716
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de toepassing van het Schattingsbesluit in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.T. Meijhuis, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder waarin de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 47,39%. Dit volgde uit een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid, die eerder was vastgesteld op 43,15%. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken, waarbij de eiser aanvoerde dat de berekening van de arbeidsdeskundige onjuist was en dat de mediaan uit de drie hoogst verlonende functies moest worden genomen, inclusief de reductiefactor. Verweerder stelde echter dat de berekening correct was en dat de arbeidsdeskundige de juiste methodiek had toegepast volgens het Schattingsbesluit.
De rechtbank heeft overwogen dat de tekst van het Schattingsbesluit niet dwingt tot selectie van de drie functies met de hoogste loonwaarde zonder reductiefactor, maar dat de selectie moet resulteren in de grootste resterende verdiencapaciteit per uur. De rechtbank concludeerde dat de arbeidsdeskundige de berekening op de juiste wijze had uitgevoerd en dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 47,39% terecht was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.