In deze zaak heeft Rijnmond-Bouw B.V. (hierna: Rijnmond) een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] voor betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 19.883,08, met wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op de stelling dat Rijnmond werkzaamheden heeft verricht en materialen heeft geleverd aan [gedaagde 1], die deze facturen niet heeft voldaan. In reconventie heeft [gedaagde 1] zich beroepen op verrekening met een schadevergoeding van € 69.477,85, die hij stelt te hebben geleden door tekortkomingen in de uitvoering van de overeenkomst door Rijnmond.
De kantonrechter heeft de procedure gevolgd en kennisgenomen van de dagvaarding, de conclusie van antwoord en de mondelinge behandeling. De feiten zijn als volgt: Rijnmond heeft werkzaamheden verricht aan de woning van [gedaagde 1] en heeft hiervoor facturen gestuurd, die niet zijn betaald. [gedaagde 1] heeft zijn zorgen geuit over de kosten en de kwaliteit van het werk, en heeft uiteindelijk besloten om de werkzaamheden van Rijnmond stop te zetten.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat Rijnmond niet in verzuim is geraakt, omdat er geen ingebrekestelling is verstuurd en er geen duidelijke afspraken waren over de uitvoeringstermijnen. De vordering van Rijnmond in conventie is toegewezen, terwijl de vordering van [gedaagde 1] in reconventie is afgewezen. [gedaagde 1] is hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de facturen en de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.