ECLI:NL:RBROT:2020:11714

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
8662044
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en schadevergoeding in het kader van een overeenkomst

In deze zaak heeft Rijnmond-Bouw B.V. (hierna: Rijnmond) een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] voor betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 19.883,08, met wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op de stelling dat Rijnmond werkzaamheden heeft verricht en materialen heeft geleverd aan [gedaagde 1], die deze facturen niet heeft voldaan. In reconventie heeft [gedaagde 1] zich beroepen op verrekening met een schadevergoeding van € 69.477,85, die hij stelt te hebben geleden door tekortkomingen in de uitvoering van de overeenkomst door Rijnmond.

De kantonrechter heeft de procedure gevolgd en kennisgenomen van de dagvaarding, de conclusie van antwoord en de mondelinge behandeling. De feiten zijn als volgt: Rijnmond heeft werkzaamheden verricht aan de woning van [gedaagde 1] en heeft hiervoor facturen gestuurd, die niet zijn betaald. [gedaagde 1] heeft zijn zorgen geuit over de kosten en de kwaliteit van het werk, en heeft uiteindelijk besloten om de werkzaamheden van Rijnmond stop te zetten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Rijnmond niet in verzuim is geraakt, omdat er geen ingebrekestelling is verstuurd en er geen duidelijke afspraken waren over de uitvoeringstermijnen. De vordering van Rijnmond in conventie is toegewezen, terwijl de vordering van [gedaagde 1] in reconventie is afgewezen. [gedaagde 1] is hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de facturen en de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8662044 CV EXPL 20-25274
uitspraak: 18 december 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Rijnmond-Bouw B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. drs. C.J.M. Stubenrouch te Rotterdam,
tegen
[gedaagde 1]en
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats gedaagden] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. S. Sturrus-Burger te Den Haag.
Eiseres wordt hierna ‘Rijnmond’ genoemd, gedaagden gezamenlijk (in enkelvoud) ‘ [gedaagde 1] ’.

1..De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de dagvaarding met producties van 10 juli 2020;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties, van 22 september 2020;
  • het tussenvonnis van 12 oktober 2020 waarin een mondelinge behandeling van de zaak is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie van 18 november 2020;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak op 18 november 2020.

2..De feiten

Er wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
Rijnmond is een opleidingsbedrijf. (Leerling)werknemers van Rijnmond hebben werkzaamheden verricht aan de woning van [gedaagde 1] . Rijnmond heeft daarnaast materiaal geleverd aan [gedaagde 1] .
2.2
Rijnmond heeft bij factuur van 19 oktober 2019 € 7.964,75 bij [gedaagde 1] in rekening gebracht, bij factuur van 4 november 2019 € 5.236,90 en bij factuur van 31 december 2019 € 6.681,43, bij elkaar een bedrag van € 19.883,08. [gedaagde 1] heeft deze facturen niet betaald. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat [gedaagde 1] de eerdere door Rijnmond naar hem verstuurde facturen wel heeft betaald.
2.3
[gedaagde 1] schrijft in een e-mail aan Rijnmond van 29 oktober 2019, voor zover nu van belang:
Hierbij spreken wij onze zorgen uit over de kosten die gemaakt worden door Rijnmond Bouw. Dit hebben wij ook reeds een aantal keer mondeling aangekaart.
In hierbij aangehechte Excel bestand is een opsomming van wat er tot nu betaald is aan Rijnmond Bouw; een bedrag van € 61.738,94 inc. Btw. Dit is ver boven ons oorspronkelijke begroting voor de gevraagde werkzaamheden. Nou zijn er wel aanvaardbare verklaringen voor de overschrijding maar wat ons erg is tegengevallen is de productiviteit. Voordat wij in zee waren gegaan met Rijnmond Bouw hadden wij een offerte opgevraagd bij [bedrijf] (zie bijlage):
(…)
Graag bereid om hier op zeer korte termijn over te praten.
2.4
Rijnmond schrijft in een brief aan [gedaagde 1] van 4 november 2019, voor zover nu van belang:
Reeds 2 maanden geleden heeft u bij ondergetekende, in het spaarzame overleg tussen ons, aangegeven rond de tafel te zitten om over de financiële dwaling inzake de bouw van uw woning te willen praten. Wij hebben aangegeven dit te ondersteunen en u zou een afspraak inplannen. Echter tot op heden nog geen reactie van u mogen ontvangen.
In uw brief van dinsdag 29 oktober 2019 stelt u, terecht, dat er een hele scheef groei zit in het aantal uren van Rijnmond bouw, maar tevens geeft u aan dat dit door de productiviteit van onze leerlingen en begeleiding zou komen. Deze redenatie veeg ik direct van tafel gezien de extra werkzaamheden niet, niet voorzien, mee genomen moesten worden maar ook de miscommunicatie van uw begeleider, [naam 1] .
De basis van onze werkzaamheden waren het aftimmeren van de woning inclusief de gevel, echter zijn er vele zaken bij gekomen waar het ontbrak aan deugdelijke tekeningen, begeleiding en details. Het kan niet zo zijn dat dit u onbekend ter oren komt, gezien de vele ergernissen die zowel van uw kant dan wel onze zijde zijn gekomen. Stagnatie, veranderingen, wijzigingen of bestaande detaillering en constructies, ga zo maar door. Dit helpt geenszins de voortgang en al helemaal niet de kostenrekening. Het lijkt ons nog vers in het geheugen dat u en snapsapp heeft opgericht om de communicatie te bevorderen waar [naam 1] al direct uitstapte en wij als Rijnmond Bouw ook hier positief mee om zijn gegaan. Ondertekende zit nog steeds in deze app maar is nimmer van de grond gekomen. Voorts helpt het ook niet om afgelopen zondag rond 22.30 een mail te sturen met de mededeling dat betalingen zijn opgeschort en werkzaamheden deels stilgelegd met als bijlage een prijsopgave van [bedrijf] . Rijnmond Bouw schort de werkzaamheden op tot dat er meer duidelijk is in hoe verder te gaan. Om zo snel mogelijk het werk af te ronden zodat u uw woning kunt betrekken.
2.5
[gedaagde 1] schrijft in een e-mail aan Rijnmond van 7 januari 2020, voor zover nu van belang:
Volgend op ons gesprek eerder vandaag hebben wij afgesproken om de inzet van Rijnmond Bouw voorlopig te staken. De reden hiervoor betreft een verschil van inzicht rondom de facturatie van het geleverde werk. Ik zal ter opheldering, een bouwcalculatie van de werkzaamheden op laten stellen door een onafhankelijk bureau. Zodra dit rond is zal ik de uitkomsten hiervan met jou delen. Jij gaf nog wel aan de werkzaamheden onder handen af te ronden, zoals de lekkages, isolatie en kantplanken rondom de dakkappellen- en mogelijk ook het storten van de uitgehakte riolering.
2.6
[gedaagde 1] schrijft in een e-mail aan Rijnmond van 19 maart 2020, voor zover nu van belang:
Aannemer [naam 2] heeft ook het werk van Rijnmond Bouw nagelopen en constateerde tot onze grote verbazing ruim 55 gebreken. Hier zijn wij erg van geschrokken en in alle eerlijkheid is hiermee het laatste beetje vertrouwen in Rijnmond Bouw als vakkundig bedrijf helaas weggeëbd. Wij hebben aannemer [naam 2] dan ook opdracht gegeven om de gebreken te herstellen en het werk af te maken. Begrijpelijkerwijs is dit een zeer vervelende constatering- temeer omdat dit er ook nog eens bovenop komt. Hieronder volgt een opsomming van posten waarvoor wij Rijnmond Bouw aansprakelijk stellen en vragen wij jullie om de door ons geleden financiële schade, volledig te vergoeden. Ik ga er vanuit dat jullie beroepsaansprakelijkheidsverzekering uitkomst zal bieden en de schade voor beide partijen zo beperkt blijft.

3..Het geschil (in conventie en in reconventie)

3.1
Rijnmond vordert in conventie veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van de onder 2.2 genoemde facturen van in totaal € 19.883,08, met wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagde 1] in de kosten van de procedure.
3.2
[gedaagde 1] beroept zich in conventie op verrekening met zijn vordering in reconventie. [gedaagde 1] stelt in reconventie namelijk dat Rijnmond de overeenkomst niet naar behoren uitgevoerd heeft en dat hij daarom schade geleden heeft. [gedaagde 1] begroot zijn schade op € 69.477,85. [gedaagde 1] vordert in reconventie voor recht te verklaren dat hij dit bedrag aan schade heeft geleden en hij vordert Rijnmond ertoe te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van (€ 69.477,85 - € 19.883,08 =) € 49.594,77, met wettelijke rente, € 1.270,95 aan buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van Rijnmond in de kosten van de procedure.
3.3
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee Rijnmond en [gedaagde 1] hun vorderingen en het verweer daartegen (verder) onderbouwen.

4..De beoordeling

in reconventie
4.1
[eiser] doet in conventie een beroep op verrekening met zijn vordering in reconventie. De vordering in reconventie wordt daarom eerst beoordeeld.
4.2
Als Rijnmond de met [eiser] gesloten overeenkomst niet zoals afgesproken uitvoert, moet Rijnmond de schade die [eiser] daardoor lijdt vergoeden (artikel 6:74 lid 1 BW). De schade bedraagt volgens [eiser] in totaal € 69.477,85. Dit bedrag bestaat uit drie onderdelen, te weten (1) schade door gebreken in het uitgevoerde werk,
(2) schade als gevolg van het uitlopen van de werkzaamheden en (3) schade doordat te veel uren in rekening zijn gebracht.
schade door gebreken in het uitgevoerde werk
4.3
Voordat [eiser] recht heeft op vergoeding van schade door gebreken in uitgevoerd werk, moet Rijnmond zoals dat heet ‘in verzuim’ zijn (artikel 6:74 lid 2 BW). Wat deze schadepost betreft komt Rijnmond in verzuim als zij geen gehoor geeft aan een schriftelijke aanmaning van [eiser] , waarin deze haar een redelijke termijn geeft de overeenkomst alsnog naar behoren na te komen, met andere woorden een redelijke termijn om de gebreken te herstellen (artikel 6:82 lid 1 BW, de zogenoemde ‘ingebrekestelling’). In deze zaak is die ingebrekestelling echter niet verstuurd. Rijnmond is daarom in ieder geval niet via die weg in verzuim geraakt.
4.4
Rijnmond raakt zonder ingebrekestelling in verzuim als [eiser] uit een mededeling van Rijnmond moet afleiden dat deze de gebreken niet zal herstellen, met andere woorden dat Rijnmond tekort zal schieten in de nakoming van de verbintenis (artikel 6:83 aanhef en onder c BW). De gemachtigde van [eiser] deed tijdens de mondelinge behandeling van de zaak (ook) een beroep op deze grond door te stellen dat [eiser] de gebreken meerdere keren bij Rijnmond heeft aangekaart, dat Rijnmond dus meerdere mogelijkheden tot herstel geboden zijn maar dat Rijnmond hier niet op in is gegaan. Deze stelling is echter in strijd met wat [eiser] zelf tijdens de mondelinge behandeling verklaarde, namelijk dat toen de gebreken eenmaal geconstateerd waren, hij geen vertrouwen meer in Rijnmond had. Dit gebrek aan vertrouwen staat ook in de e-mail van [eiser] aan Rijnmond van 19 maart 2020 (zie 2.6). Het gebrek aan vertrouwen van [eiser] in Rijnmond heeft er dus toe geleid dat Rijnmond niet in de gelegenheid is gesteld de gebreken te herstellen. Het is niet zo dat Rijnmond op enig moment de handdoek in de ring heeft gegooid. Rijnmond is dus ook via deze weg niet in verzuim geraakt.
4.5
De conclusie van de twee vorige overwegingen is dat Rijnmond wat de gestelde schade door gebreken in het uitgevoerde werk betreft niet in verzuim is geraakt. Alleen al om die reden heeft [eiser] geen recht op vergoeding van die schade door Rijnmond.
schade als gevolg van het uitlopen van de werkzaamheden
4.6
Ook wat deze schadepost betreft moet Rijnmond in verzuim zijn voordat [eiser] recht heeft op vergoeding van zijn schade. Een ingebrekestelling zoals besproken onder 4.3 is niet nodig. Voldoende is dat de afgesproken datum waarop het werk klaar zou zijn, niet wordt gehaald (artikel 6:83 aanhef en onder a BW).
4.7
Het punt wat deze schadepost betreft is dat de kantonrechter niet tot het oordeel kan komen dat Rijnmond en [eiser] een datum (en datum kan ruim uitgelegd worden, zoals ‘in de zomer’ of ‘in oktober’) hebben afgesproken waarop het werk af zou zijn. Rijnmond betwist in het geheel dat zoiets afgesproken is en [eiser] maakt niet heel concreet wanneer dan precies is afgesproken wanneer het werk klaar zou zijn. De mededelingen van [naam 3] (de directeur van Rijnmond) waar [eiser] zich in dit verband op beroept (zoals ‘voor de zomer zit je erin’) lijken, als het al gezegd is, eerder onderdeel van een ‘gezellig praatje op de bouwplaats’ te zijn dan een harde toezegging waar [eiser] rechten aan kan ontlenen.
4.8
Kortom, ook wat deze schadepost betreft is Rijnmond niet in verzuim geraakt. Een recht op vergoeding van deze schade door Rijnmond heeft [eiser] daarom niet.
schade doordat te veel uren in rekening zijn gebracht
4.9
Wat deze schadepost betreft gaat het niet om verzuim maar om de vraag of Rijnmond tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst door wat zij bij [eiser] in rekening heeft gebracht. De kantonrechter ziet echter de tekortkoming van Rijnmond niet. Partijen zijn het er in ieder geval over eens dat afgerekend zou worden op basis van ‘uurtje-factuurtje’ en dat is gebeurd. [eiser] stelt in dit verband dat het gaat om marktconform factureren en over dat wat redelijk is. Om tot het oordeel te kunnen komen dat Rijnmond niet marktconform of onredelijk gefactureerd heeft, moet echter eerst vaststaan welke afspraken partijen nu hebben gemaakt over wat Rijnmond precies zou gaan doen en voor hoeveel geld dit (ongeveer) moest gebeuren. Pas als dat duidelijk is, kan beoordeeld worden of Rijnmond zich aan de afspraken heeft gehouden of niet. Uit wat partijen in de stukken zeggen en op de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, moet echter de conclusie getrokken worden dat geen afspraken zijn gemaakt en dat [eiser] Rijnmond welbeschouwd carte blanche heeft gegeven. Het resultaat is dat [eiser] voor zijn gevoel nu teveel betaalt, maar dit gevoel is niet aan Rijnmond te wijten.
4.1
Voor veroordeling van Rijnmond tot veroordeling van de schade die [eiser] geleden stelt te hebben, bestaat zoals hiervoor overwogen geen aanleiding. De vordering van [eiser] in reconventie wordt daarom afgewezen.
in conventie
4.11
De vordering van Rijnmond in conventie tot veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van de onder 2.2 genoemde facturen van in totaal € 19.883,08 is toewijsbaar. Het beroep dat [gedaagde 1] doet op verrekening met zijn vordering in reconventie slaagt immers niet omdat de vordering in reconventie niet toewijsbaar is.
4.12
De rente die Rijnmond vordert over de factuurbedragen is ook toewijsbaar.
in conventie en in reconventie
4.13
[gedaagde 1] is in conventie en in reconventie de in het ongelijk gestelde partij. Hij wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure. Aan gemachtigdensalaris worden in conventie hele punten toegekend voor de dagvaarding en voor het bijwonen van de mondelinge behandeling. In reconventie wordt een halve punt toegekend voor de conclusie van antwoord in reconventie. Eén punt aan gemachtigdensalaris bedraagt in conventie gelet op het financiële belang van de conventie € 360,-, in reconventie € 721,-. Het totaal aan gemachtigdensalaris bedraagt dus € 1.080,50.
4.14
[gedaagde 1] , voor de duidelijkheid: [gedaagde 1] én [gedaagde 2] , wordt, zoals Rijnmond vordert, ‘hoofdelijk’ veroordeeld tot betaling aan Rijnmond van wat toewijsbaar is in deze zaak. Dit betekent dat Rijnmond de toewijsbare bedragen in zijn geheel bij beide gedaagden kan incasseren, uiteraard tot maximaal éénmaal de toe te wijzen bedragen. Als [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] in hun onderlinge financiële verhouding denkt te veel of te weinig betaald te hebben, moeten zij dit met elkaar regelen.
4.15
Dit vonnis wordt zoals Rijnmond vordert ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde 1] aan de veroordelingen moet voldoen, ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk om € 19.883,08 aan Rijnmond te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf de vervaldata van de facturen waaruit dit bedrag bestaat tot aan de dag van de algehele betaling (en over het desbetreffende bedrag van de factuur);
veroordeelt [gedaagde 1] hoofdelijk in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de kant van Rijnmond in conventie en in reconventie vastgesteld op € 86,80 aan kosten voor de dagvaarding, € 996,- aan griffierecht en € 1.080,50 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders in conventie en in reconventie gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686