ECLI:NL:RBROT:2020:1171

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
13 februari 2020
Zaaknummer
C/10/590224 / JE RK 20-224
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2020 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om [naam kind] bij de vader te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 2 november 2020. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren.

De feiten wijzen op zorgen over de opvoedsituatie van [naam kind] bij de moeder, die op 22 januari 2020 heeft aangegeven te willen verhuizen naar Doetinchem. De school heeft echter geconstateerd dat de aanmelding voor de nieuwe school nog niet rond was, wat zou betekenen dat [naam kind] niet naar school zou kunnen. De GI heeft zorgen geuit over de veiligheid van [naam kind] en de opvoedkwaliteiten van de moeder, vooral na zorgelijke uitspraken van [naam kind] op school. De vader heeft ingestemd met het verzoek van de GI, terwijl de moeder zich daartegen verzet.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding, en dat dit in het belang van [naam kind] is. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, met de nadruk op het belang van rust en stabiliteit voor [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 12 februari 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/590224 / JE RK 20-224
datum uitspraak: 4 februari 2020

beschikking machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2010 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van
24 januari 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 4 februari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader, - een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] en een collega.
De moeder heeft ter zitting een brief met bijlage overlegd.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de vader.
Bij beschikking van 18 oktober 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
2 november 2020.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 24 januari 2020 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader verleend voor de duur van vier weken, te weten tot
21 februari 2020, waarbij het overige is aangehouden.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 2 november 2020.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder heeft op 22 januari 2020 kenbaar gemaakt dat zij voornemens was om op 25 januari 2020 te verhuizen naar Doetinchem. De school heeft aangegeven dat de aanmelding op de nieuwe school van [naam kind] in Doetinchem nog niet geheel rond was, met als gevolg dat [naam kind] niet naar school zou kunnen. De GI heeft aan de moeder gevraagd hoe zij de bezoekregeling met de vader wilde vormgeven na de verhuizing. Zij gaf aan dat dit de verantwoordelijkheid is van de vader en dat hij [naam kind] moet komen ophalen en terugbrengen naar Doetinchem. Dit is echter niet met de vader besproken. De GI is van oordeel dat dit onduidelijkheid veroorzaakt voor [naam kind] en dat dit niet in zijn belang is. Daarbij komt dat er zorgen bestaan over de opvoedsituatie van [naam kind] bij de moeder, dit naar aanleiding van een gesprek met [naam kind] op school op 24 januari 2020. [naam kind] heeft tijdens dit gesprek zorgelijke uitspraken gedaan. De GI heeft daarom zorgen over de veiligheid van [naam kind] . Voorts acht de GI het van belang dat hij zijn schoolgang kan continueren op zijn huidige school en dat er ingezet wordt op de naschoolse dagbehandeling. [naam kind] is hiervoor aangemeld, maar het intakegesprek is reeds twee keer afgezegd door de moeder. De grootste zorg is dat [naam kind] momenteel niet de behandeling krijgt die hij nodig heeft. Hoewel de moeder bij de GI zorgen heeft geuit over de opvoedsituatie bij de vader, heeft de GI de indruk dat de vader in staat is om [naam kind] een stabiele opvoedsituatie te bieden. Ook zijn er geen signalen van onveiligheid. Ten slotte wil de GI opmerken dat, indien [naam kind] bij de vader blijft wonen, het van belang is dat het contact tussen [naam kind] en de moeder blijft bestaan.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder heeft zich ter zitting verzet tegen het verzoek van de GI. De verhuizing naar Doetinchem was in oktober 2019 al bekend bij de GI, dit in verband met de plaatsing van haar dochter [naam] in Harreveld. De moeder heeft zorgen over [naam kind] in de thuissituatie bij de vader. Zij wil hulp voor haar zoon. De moeder heeft een goede school voor [naam kind] gevonden en hij kan logopedie krijgen. Ook de naschoolse dagbehandeling kan in Doetinchem plaatsvinden.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er zorgen bestaan over sociaal-emotionele en fysieke veiligheid van [naam kind] in de opvoedsituatie bij de moeder. [naam kind] heeft op school zorgelijke uitspraken gedaan over de thuissituatie bij de moeder. Ook heeft de school zorgen geuit over de opvoedkwaliteiten van de moeder. Bij [naam kind] is sprake van kindeigen problematiek en hij is gebaat bij naschoolse dagbehandeling. Hoewel de aanmelding voor naschoolse dagbehandeling reeds heeft plaatsgevonden, is de afspraak voor het intakegesprek reeds twee keer afgezegd door de moeder. Recent heeft de moeder kenbaar gemaakt dat zij voornemens is om op zeer korte termijn met [naam kind] te verhuizen naar Doetinchem om bij haar nieuwe partner te gaan wonen. Dit zou betekenen dat [naam kind] van school moet veranderen en dat de noodzakelijk geachte naschoolse dagbehandeling geen doorgang kan vinden. Daarbij komt dat de aanmelding voor de nieuwe school van [naam kind] in Doetinchem niet tijdig geregeld was, waardoor [naam kind] geen onderwijs zou kunnen volgen. In verband met voornoemde zorgen is [naam kind] met een (spoed)machtiging van de kinderrechter bij de vader geplaatst, waar hij tot op heden verblijft.
In de komende periode is het van belang dat de GI met beide ouders in gesprek gaat om de door de moeder geuite zorgen omtrent de opvoedsituatie bij de vader te bespreken en om te bezien hoe de contact- en bezoekmomenten tussen [naam kind] en de moeder op een positieve wijze kunnen worden vormgegeven.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, zoals is verzocht door de GI.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader, met ingang van
4 februari 2020 tot 2 november 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2020 door mr. P.L. van Dijke, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.