In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2020 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om [naam kind] bij de vader te plaatsen voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 2 november 2020. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren.
De feiten wijzen op zorgen over de opvoedsituatie van [naam kind] bij de moeder, die op 22 januari 2020 heeft aangegeven te willen verhuizen naar Doetinchem. De school heeft echter geconstateerd dat de aanmelding voor de nieuwe school nog niet rond was, wat zou betekenen dat [naam kind] niet naar school zou kunnen. De GI heeft zorgen geuit over de veiligheid van [naam kind] en de opvoedkwaliteiten van de moeder, vooral na zorgelijke uitspraken van [naam kind] op school. De vader heeft ingestemd met het verzoek van de GI, terwijl de moeder zich daartegen verzet.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding, en dat dit in het belang van [naam kind] is. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, met de nadruk op het belang van rust en stabiliteit voor [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 12 februari 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.