ECLI:NL:RBROT:2020:11693

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
10/660403-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor moord, veroordeling voor valse aangifte en hulp bij ontkomen aan nasporing

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij de moord op een slachtoffer, het doen van een valse aangifte en het behulpzaam zijn aan een medeverdachte in het ontkomen aan de nasporing. De zitting vond plaats op 24 en 30 november en 1 december 2020, waarna het onderzoek op 18 december 2020 werd gesloten. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte opzettelijk heeft bijgedragen aan de dood van het slachtoffer, waardoor hij van deze beschuldiging werd vrijgesproken. Echter, de rechtbank vond het wel bewezen dat de verdachte een valse aangifte had gedaan en dat hij behulpzaam was geweest aan een medeverdachte die betrokken was bij een misdrijf. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De vorderingen van de nabestaanden van het slachtoffer werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer. De rechtbank benadrukte het belang van de juistheid van aangiften en de gevolgen van het doen van een valse aangifte, vooral in het kader van ernstige misdrijven zoals moord.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/660403-18
Datum uitspraak: 18 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] .
De raadsvrouw van de verdachte is mr. C.G.Th. van de Weerd, advocaat te Dordrecht.
De officieren van justitie zijn mr. C.J.A. de Bruijn en mr. S.M. Scheer (hierna samen: de officier van justitie).
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 24 en 30 november 2020 en 1 december 2020. Het onderzoek op de zitting is op 18 december 2020 gesloten.
Kern van dit vonnis
Op de zitting is geen discussie geweest over de strafrechtelijke betrokkenheid van de verdachte bij de moord op de heer [naam slachtoffer] (hierna ook: het slachtoffer). Net als de officier van justitie en de verdediging vindt ook de rechtbank niet bewezen dat de verdachte bij zijn handelen wist dat dat bijdroeg aan de dood van het slachtoffer. De verdachte wordt daarvan dus vrijgesproken. Wel wordt de verdachte in dit vonnis veroordeeld voor het doen van een valse aangifte en voor het - kort gezegd - behulpzaam zijn aan het ontkomen aan de nasporing van een medeverdachte.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdachte wordt - samengevat - beschuldigd van betrokkenheid bij de gewelddadige dood van het slachtoffer, het doen van een valse aangifte en een medeverdachte behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing. De volledige tekst van de beschuldiging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De rechtbank vindt niet bewezen dat de verdachte strafrechtelijk betrokken was bij de dood van het slachtoffer. Het doen van een valse aangifte en behulpzaam zijn van een medeverdachte in het ontkomen aan de nasporing vindt de rechtbank wel bewezen. De vrijspraak, de bewezenverklaring en de bewijsmotivering worden in hoofdstuk 2 van dit vonnis uiteengezet en uitgelegd. Het overzicht van de bewijsmiddelen staat in hoofdstuk 3 van dit vonnis.
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen waar straf op staat. Welke dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 4 van dit vonnis. In dat hoofdstuk worden ook de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
De rechtbank komt tot een gevangenisstraf van 30 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Hoofdstuk 5 van dit vonnis vermeldt de overwegingen van de rechtbank die tot deze straf hebben geleid.
De vorderingen van acht nabestaanden van het slachtoffer worden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer wordt vrijgesproken. In hoofdstuk 6 is deze beslissing van de rechtbank uitgewerkt.
Hoofdstuk 7 van dit vonnis bevat de beslissingen over de inbeslaggenomen goederen.
Hoofdstuk 8 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

1..De beschuldiging in de tenlastelegging

1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogels afgeschoten op het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer] , tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] (op 25 oktober 2018) is overleden;
subsidiair
[naam medeverdachte 1] op of omstreeks 17 oktober 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft die [naam medeverdachte 1] en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogels afgeschoten op het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer] , tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] (op 25 oktober 2018) is overleden, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 14 oktober 2018 tot en met 19 oktober 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
  • op 14 oktober 2018 een scooter (kenteken [kentekennummer] ) op zijn, verdachtes naam te (laten) stellen, en/of
  • met die scooter zogenoemde voorobservaties te doen, en/of
  • die scooter aan één of meer van zijn mededaders ter beschikking te stellen, en/of
  • op 19 oktober 2018 valse aangifte van diefstal van die scooter te doen;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2018 tot en met 17 oktober 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord/doodslag in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in de artikelen 289/287 jo 47 oplevert, althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een scooter (kenteken [kentekennummer] ) kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2018 te Rotterdam aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd, immers heeft hij, verdachte toen aldaar ten overstaan van [naam verbalisant] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, opzettelijk in strijd met de waarheid, aangifte gedaan van het feit dat zijn scooter in de periode van 16 oktober 2018 tot en met 17 oktober 2018 gestolen zou zijn.
3.
hij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2018 tot en met 18 oktober 2018 te Rotterdam en/of Tilburg, in elk geval in Nederland, opzettelijk een persoon, te weten medeverdachte [naam medeverdachte 1] die schuldig was aan en/of verdachte was van enig misdrijf, te weten moord en/of doodslag en/of poging doodslag en/of poging zware mishandeling en/of vernieling, heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van en/of aanhouding door een of meer ambtenaren van justitie en/of politie, immers heeft hij, verdachte op 19 oktober 2018 willens en wetens en op verzoek van die [naam medeverdachte 1] , valselijk aangifte gedaan van diefstal van een (bij de misdrijven gebruikte) scooter (terwijl hij wist dat die scooter niet gestolen was).

2..De bewijsbeslissingen

Feit 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer, zodat de verdachte van betrokkenheid bij die dood - in alle onder 1 ten laste gelegde varianten - zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feit 2
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt net als de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en vindt bewezen dat:
2.
hij op 19 oktober 2018 te Rotterdam aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd, immers heeft hij ten overstaan van [naam verbalisant] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam, opzettelijk in strijd met de waarheid, aangifte gedaan van het feit dat zijn scooter in de periode van 16 oktober 2018 tot en met 17 oktober 2018 gestolen zou zijn.
3.
hij omstreeks de periode van 17 oktober 2018 tot en met 18 oktober 2018 te Rotterdam opzettelijk [naam medeverdachte 1] , die verdachte was van enig misdrijf, behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van en/of aanhouding door ambtenaren van justitie en/of politie, immers heeft hij op 19 oktober 2018 op verzoek van die [naam medeverdachte 1] , valselijk aangifte gedaan van diefstal van een scooter.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring is gegrond op de in hoofdstuk 3 van dit vonnis opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen vormen ook de basis voor de hiernavolgende vaststellingen, overwegingen en conclusies die - mede naar aanleiding van de gevoerde bewijsverweren - bij de bewezenverklaring zijn betrokken.
Op 14 oktober 2018 kocht [naam medeverdachte 1] een scooter. Deze scooter is op verzoek van [naam medeverdachte 1] op naam van de verdachte gezet. [naam medeverdachte 1] vroeg de verdachte op 17 oktober 2018 om bij de politie aangifte te doen van diefstal van deze scooter en daarbij een verhaal te verzinnen en de naam van [naam medeverdachte 1] niet te noemen. De verdachte had hier vraagtekens bij. De volgende dag (18 oktober 2018) vertelde [naam medeverdachte 1] aan de verdachte dat de scooter was gebruikt voor een moord. De verdachte deed vervolgens op 19 oktober 2018 aangifte van diefstal van de scooter en verklaarde daarbij in strijd met de waarheid dat de scooter van hem was, dat hij deze voor zijn woning had gezet en dat deze er de volgende dag niet meer stond.
Door zo en met die wetenschap aangifte te doen heeft de verdachte - minst genomen - willens en wetens de aanmerkelijke kans op de koop toegenomen dat hij een valse aangifte deed en dat hij daardoor [naam medeverdachte 1] als verdachte van enig misdrijf behulpzaam was bij het (tijdelijk) ontkomen aan diens nasporing en aanhouding door justitie en politie.

3..De bewijsmiddelen

1.
Verklaring van de verdachte op de zitting
Op 17 oktober 2018 zei [naam medeverdachte 1] tegen mij dat ik aangifte moest doen omdat zijn scooter was gestolen. Toen we in de winkel waren, zei [naam medeverdachte 1] : ‘Ik ga niet meer mee aangifte doen, noem mijn naam maar niet.’ Ik vroeg hem waarom niet. Hij zei: ‘Dat boeit jou niet, zeg mijn naam niet.’ Ik werd een beetje bang. Ik had vraagtekens. Ik kan u zeggen dat ik van [naam medeverdachte 1] een heel verhaal moest verzinnen. Ik moest van hem zeggen dat de scooter bij mij stond. Op 19 oktober 2018 heb ik aangifte gedaan bij de politie en verklaard dat de scooter is gestolen.
2.
Onderzoek van de politie, verklaring [naam verdachte] [1]
Op 19 oktober 2018 verscheen voor mij, [naam verbalisant] , hoofdagent van politie Eenheid Rotterdam op Bureau Zuidplein te Rotterdam, [naam verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] op [geboorteplaats verdachte] . Hij verklaarde het volgende. Ik wil aangifte doen van diefstal van mijn scooter.
3.
Onderzoek van de politie, verklaring van [naam verdachte] [2]
[naam medeverdachte 1] vroeg of ik een scooter op mijn naam wilde zetten. Na de overschrijving op 14 oktober 2018 belde ik [naam medeverdachte 1] om te zeggen dat hij de scooter kon meenemen. Bij de aangifte heb ik gelogen om [naam medeverdachte 1] te beschermen. Ik heb op 18 oktober 2018 gehoord van [naam medeverdachte 1] dat de scooter was gebruikt voor moord.

4..De verboden gedragingen en de strafbaarheid

Kwalificatie
De onder 2 en 3 bewezen feiten zijn in de wet verboden gedragingen en leveren de volgende strafbare feiten op:
de eendaadse samenloop van:
Feit 2
aangifte doen dat een strafbaar feit is gepleegd, wetende dat het niet gepleegd is;
Feit 3
opzettelijk iemand die verdachte is van enig misdrijf, behulpzaam zijn in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door de ambtenaren van de justitie of politie.
Strafbaarheid
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5..De onderbouwing van de straf

Inleiding
De rechtbank zal in dit hoofdstuk beslissen welke straf aan de verdachte moet worden opgelegd en uitleggen waarom. Daartoe zullen de feiten en (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de concrete afwegingen die hebben geleid tot de straf die aan de verdachte wordt opgelegd.
De ernst en de omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft op verzoek van een medeverdachte valse aangifte gedaan van de diefstal van een scooter, die bij een liquidatie was gebruikt. Hierdoor is de verdachte die medeverdachte behulpzaam geweest in het (tijdelijk) ontkomen aan de nasporing door de politie en justitie. De rechtbank rekent dit de verdachte aan, ook omdat justitiële autoriteiten moeten kunnen uitgaan van de juistheid van een aangifte.
Persoon en de persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 november 2020 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verder is van belang dat de reclassering in de vroeghulprapportage van 8 februari 2019 heeft vermeld dat het beeld is ontstaan dat er mogelijk misbruik is gemaakt van het vertrouwen van de verdachte. Ook heeft de reclassering de indruk dat er sprake is van een lager cognitief functioneren van de verdachte.
Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat de zaak veel impact op hem heeft gehad. Hij heeft een maand vastgezeten. Het gaat nu weer beter met de verdachte. Hij heeft inmiddels werk en een jong gezin.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 80 uur geëist.
Conclusie van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan de rechtbank alleen een gevangenisstraf opleggen. Net als de officier van justitie vindt de rechtbank het voldoende dat deze onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk is aan het voorarrest van de verdachte. De rechtbank zal de verdachte daarom een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. De verdachte hoeft dus niet weer de gevangenis in.
Een dergelijke gevangenisstraf vindt de rechtbank een passende bestraffing voor de bewezen verklaarde feiten, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. In afwijking van de eis van de officier van justitie zal de rechtbank dus niet ook nog een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Voor de beslissing om geen voorwaardelijke straf op te leggen is ook van belang dat de verdachte in de jaren voor en na deze feiten geen andere strafbare feiten heeft gepleegd.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 55, 188 en 189 van het Wetboek van Strafrecht.

6..De vorderingen van de benadeelde partijen

De nabestaanden van het slachtoffer, [naam nabestaande 1] , [naam nabestaande 2] , [naam nabestaande 3] , [naam nabestaande 4] , [naam nabestaande 5] , [naam nabestaande 6] , [naam nabestaande 7] en [naam nabestaande 8] , hebben zich als benadeelden in het geding gevoegd. Zij vorderen vergoeding van schade die zij hebben geleden als gevolg van de dood van het slachtoffer. Nu de verdachte echter van betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer wordt vrijgesproken en aan hem voor dat feit geen straf of maatregel wordt opgelegd, worden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De rechtbank geeft dus geen inhoudelijke beslissing op deze vorderingen.
De benadeelde partijen moeten de kosten betalen die door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen zijn gemaakt, maar deze kosten worden begroot op nihil.

7..De beslissingen over de inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie heeft gevorderd de onder de verdachte in beslag genomen Gilera Runner, kunststof kappen (Piaggio) en voorwiel inclusief stuurstang (Piaggio) verbeurd te verklaren. Dit is de scooter (en onderdelen daarvan) die op naam van de verdachte stond en ten aanzien waarvan de verdachte een valse aangifte van diefstal heeft gedaan.
De inbeslaggenomen Gilera Runner, kunststof kappen (Piaggio) en voorwiel inclusief stuurstang (Piaggio) zullen worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met betrekking tot deze voorwerpen begaan en degene aan wie deze voorwerpen feitelijk toebehoren, medeverdachte [naam medeverdachte 1] , was hiermee bekend.
Wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.

8..Alle beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 2 en 3:
  • 1 STK Bromfiets Kl: zwart, Gilera Runner zonder kentekenplaten, zwaar beschadigd;
  • 3 STK Bromfietsonderdelen, Piaggio, kunststof kappen;
  • 1 STK Bromfietsonderdelen, PIAGGIO, voorwiel incl stuurstang;
verklaart de benadeelde partijen [naam nabestaande 1] , [naam nabestaande 2] , [naam nabestaande 3] , [naam nabestaande 4] , [naam nabestaande 5] , [naam nabestaande 6] , [naam nabestaande 7] en [naam nabestaande 8] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen [naam nabestaande 1] , [naam nabestaande 2] , [naam nabestaande 3] , [naam nabestaande 4] , [naam nabestaande 5] , [naam nabestaande 6] , [naam nabestaande 7] en [naam nabestaande 8] hoofdelijk in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.D.B. Reuter, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 18 december 2020.

Voetnoten

1.De paginanummers die in de voetnoten worden genoemd verwijzen naar schriftelijke stukken ex art. 344 Sv die o.m. zijn opgenomen in het ‘Zaaksdossier, zaak Scooter, [kenmerknummer] ’; tenzij anders is vermeld. In dit geval betreft dat pagina’s 244 tot en met 247.
2.Pagina’s 1269 tot en met 1287.