ECLI:NL:RBROT:2020:11683

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
16 december 2020
Zaaknummer
C/10/595643 / HA ZA 20-423
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en forumkeuze in civiele procedure met meerdere gedaagden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 23 september 2020 een vonnis gewezen in een incident betreffende de bevoegdheid van de rechtbank. Eiseressen, Payfix Factoring B.V. en Payfix B.V., hebben vorderingen ingesteld tegen meerdere gedaagden, waaronder Bon Bravour B.V. en [persoon B]. De vorderingen zijn gebaseerd op een overeenkomst waarbij Payfix Factoring Bon Bravour voorfinancierde door middel van cessie van handelsvorderingen. De gedaagden, waaronder [persoon B], zijn afnemers van Bon Bravour en worden door Payfix Factoring aangesproken op onbetaalde vorderingen.

In het incident heeft [persoon B] aangevoerd dat de rechtbank Midden-Nederland bevoegd is, omdat hij daar woonachtig is. Hij betwist de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam, ondanks een forumkeuzebeding tussen Payfix Factoring en Bon Bravour. Payfix Factoring heeft echter gesteld dat de rechtbank Rotterdam bevoegd is op grond van artikel 107 Rv, omdat er een zodanige samenhang bestaat tussen de vorderingen dat gezamenlijke behandeling gerechtvaardigd is.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering in het incident van [persoon B] moet worden afgewezen. De rechtbank concludeert dat, gezien de samenhang tussen de vorderingen, de rechtbank Rotterdam bevoegd is om kennis te nemen van de vordering tegen [persoon B]. De beslissing houdt in dat [persoon B] in de proceskosten wordt veroordeeld en dat de zaak op 7 oktober 2020 weer op de rol komt voor beraad over een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/595643 / HA ZA 20-423
Vonnis in incident van 23 september 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAYFIX FACTORING B.V.,
gevestigd te Schiedam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAYFIX B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseressen in conventie in de hoofdzaak,
verweersters in reconventie in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. L.J. van Gastel te Amstelveen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BON BRAVOUR B.V.,
gevestigd te Herveld,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.J. Laagland te Eindhoven,
2.
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. R.G.M. Sleutels te Nijmegen,
3.
[persoon B],
wonende te [woonplaats B] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
eiser in het incident,
advocaat mr. R.W. Legters te Enter,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN OSCH SNACKS B.V.,
gevestigd te Zaltbommel,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. P.L.M.F. Roosendaal te Oss,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEATMASTER B.V.,
gevestigd te Doesburg,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.J. Laagland te Eindhoven,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARITIEME OFFSHORE SERVICE B.V.,
gevestigd te Ochten,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN VLIEGEN RIOOLTECHNIEK,
gevestigd te Ochten,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Eiseressen worden hierna aangeduid als Payfix Factoring. Gedaagde sub 1wordt aangeduid als Bon Bravour en gedaagde sub 3 als [persoon B] . De overige gedaagden worden als zodanig aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 april 2020, met producties;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie van [persoon B] ;
  • de afzonderlijke conclusies van antwoord, in sommige gevallen tevens conclusie van eis in reconventie van Bon Bravour en de overige gedaagden;
  • de conclusie van antwoord in het incident van Payfix Factoring.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De vordering in de hoofdzaak.

2.1.
Payfix Factoring heeft in één dagvaarding afzonderlijke vorderingen ingesteld tegen [persoon B] en de overige gedaagden. Die vorderingen houden er alle verband mee dat tussen Payfix Factoring en Bon Bravour een overeenkomst bestond op grond waarvan Payfix Factoring Bon Bravour voorfinancierde. Die voorfinanciering kwam erop neer dat Bon Bravour middels cessie haar handelsvorderingen aan Payfix Factoring overdroeg, tegen directe voldoening van die handelsvorderingen door Payfix Factoring, minus een aan Payfix Factoring toekomend percentage factorvergoeding. Payfix Factoring inde deze vorderingen vervolgens bij de afnemers van Bon Bravour. [persoon B] en de overige gedaagden zijn volgens Payfix Factoring allen afnemers van Bon Bravour. De vorderingen van Payfix Factoring in de hoofdzaak zijn er op gegrond dat de door Bon Bravour aan Payfix Factoring overgedragen vorderingen onbetaald blijven door [persoon B] en de overige gedaagden.
Het verweer van [persoon B] in de hoofdzaak komt er onder meer op neer dat hij niets verschuldigd is aan Payfix Factoring omdat Bon Bravour hem creditfacturen heeft verstrekt.

3.De vordering in het incident

3.1.
[persoon B] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van het onderhavige geschil tussen Payfix Factoring en [persoon B] , althans de vordering af te wijzen, althans Payfix Factoring niet te ontvangen in de vordering, met veroordeling van Payfix Factoring in de proceskosten bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
3.2.
Payfix Factoring voert verweer. Het verweer van Payfix Factoring strekt tot afwijzing van de incidentele vordering met veroordeling van [persoon B] in de proceskosten, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
[persoon B] heeft aan zijn vordering in het incident ten grondslag gelegd dat hij woonachtig is in Naarden en dat, gelet op artikel 99 Rv, de rechtbank Midden-Nederland bevoegd is om van de vordering tegen [persoon B] kennis te nemen. Volgens [persoon B] is er geen reden om van deze wettelijke hoofdregel af te wijken. De wijze van procederen door Payfix Factoring is volgens [persoon B] uitzonderlijk en ingewikkeld. Dat Payfix Factoring met Bon Bravour is overeengekomen dat de rechtbank Rotterdam bevoegd is, maakt niet dat [persoon B] zich daarbij aansluit, aldus [persoon B] . Tenslotte is afzonderlijke behandeling van de vordering die is ingesteld tegen [persoon B] heel goed mogelijk volgens [persoon B] .
4.2.
Payfix Factoring stelt zich op het standpunt dat de rechtbank Rotterdam op grond van artikel 107 Rv bevoegd is om kennis te nemen van de vordering tegen [persoon B] . Met Bon Bravour is volgens Payfix Factoring een forumkeuzebeding overeengekomen dat de rechtbank Rotterdam als de bevoegde rechter aanwijst om van geschillen tussen Payfix Factoring en Bon Bravour kennis te nemen. Volgens Payfix Factoring bestaat er een zodanige samenhang tussen de vorderingen die zij tegen Bon Bravour heeft ingesteld en de vorderingen op de overige gedaagden, waaronder [persoon B] , dat een gezamenlijke behandeling vereist is.
4.3.
Niet in geschil is dat deze rechtbank bevoegd is van de vordering van Payfix Factoring tegen Bon Bravour kennis te nemen. Op grond van artikel 107 Rv geldt, dat als er in een procedure meerdere gedaagden zijn en de rechter ten aanzien van één van hen bevoegd is, de rechter ook bevoegd is ten aanzien van de andere gedaagden, mits tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.
4.4.
Payfix Factoring stelt een vordering te hebben op [persoon B] voortvloeiend uit de met Bon Bravour gesloten overeenkomst tot voorfinanciering. Een verweer van [persoon B] is dat hij niets meer verschuldigd is omdat er aanleiding bestond voor Bon Bravour om [persoon B] creditfacturen te verstrekken. De vordering die Payfix Factoring tegen Bon Bravour heeft ingesteld, strekt ertoe deze creditfacturen ongedaan te maken. Hieruit volgt dat tussen de vorderingen van Payfix tegen [persoon B] en tegen Bon Bravour een zodanige samenhang bestaat dat gezamenlijke behandeling daarvan gerechtvaardigd is om redenen van doelmatigheid. De rechtbank Rotterdam is dus ook bevoegd in de procedure tussen Payfix Factoring en [persoon B] . Dit maakt de procedure weliswaar in praktische zin wat complexer, maar in juridische zin niet. [persoon B] hoeft zich immers slechts te bekreunen om de stellingen die Payfix Factoring jegens hem inneemt.
4.5.
De vordering in het incident zal worden afgewezen, met veroordeling van [persoon B] in de proceskosten.

5.De beslissing

De rechtbank,
in het incident:
wijst de vordering in het incident af;
veroordeelt [persoon B] in de proceskosten van het incident, aan de zijde van Payfix Factoring vastgesteld op € 543,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak:
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 oktober 2020 voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.F. Koekebakker, rolrechter, op 23 september 2020.
1861/638