ECLI:NL:RBROT:2020:1167

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
13 februari 2020
Zaaknummer
10/248324-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in Capelle aan den IJssel met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 11 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof met geweld. De verdachte, geboren op Curaçao en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met diverse bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 oktober 2019 in Capelle aan den IJssel een jas met waardevolle inhoud heeft weggenomen van een slachtoffer, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de jas van het slachtoffer heeft afgenomen door hem te slaan en te schoppen, wat leidde tot verwondingen bij het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder ambulante behandeling en reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn licht verstandelijke beperking en antisociale persoonlijkheidstrekken, zoals vastgesteld door een psycholoog. De rechtbank heeft de verdachte ook de verplichting opgelegd om zich aan te sluiten bij een zorginstelling en zijn financiën op orde te krijgen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/248324-19
Datum uitspraak: 11 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. T.F.B. Veerman, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en de vrijspraak van het ten laste gelegde medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij Fivoor of een soortgelijke instelling en indien nodig woonbegeleiding, inspanningsverlichting voor een zinvolle dagbesteding en het op orde hebben van zijn financiën en het afbetalen van zijn schulden, met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake was van medeplegen, omdat de verdachte heeft verklaard dat hij alleen heeft gehandeld. Voorts is het niet de opzet van de verdachte geweest om de aangever te beroven, maar om hem als vermeend pedofiel een les te leren.
Formeel, dus qua verschijningsvorm kan het feit als diefstal met geweld worden gekwalificeerd, maar materieel gezien - kijkend naar de context van het hele gebeuren - heeft het feit een toch wat andere lading dan een ordinaire straatroof. De opzet lijkt gericht te zijn op de mishandeling van de aangever.
4.1.2.
Beoordeling
De verklaring van de verdachte dat hij geen opzet had om de aangever te beroven, maar dat hij de aangever alleen een lesje wilde leren, omdat de verdachte dacht dat hij een pedofiel was, acht de rechtbank onaannemelijk. Deze verklaring van de verdachte wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de jas van aangever, met daarin onder andere zijn portemonnee, heeft weggenomen. Deze jas en de inhoud daarvan zijn dezelfde dag aangetroffen in de auto van de verdachte. Uit het voorgaande volgt dat het oogmerk van de verdachte in ieder geval (mede) was gericht op wegnemen van de jas van aangever. Het verweer wordt verwopen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
De ten laste gelegde diefstal met geweld is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 oktober 2019 te Capelle aan den IJssel op
de openbare weg te weten op de 's-Gravenweg, een jas, met daarin (onder andere) een portemonnee met inhoud en
een telefoon (Samsung S9) en een sleutelbos en handschoenen,
toebehorendeaan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van
geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door die [naam slachtoffer]
- bij de schouders vast te pakken en aan zijn jas te trekken en die jas uit (proberen) te trekken en-te schoppen/trappen tegen de benen, tengevolge waarvan die [naam slachtoffer] ten val kwam
-meermalen te slaan/stompen en schoppen/trappen tegen een been en de borst en in het gezicht, althans het lichaam, terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Het slachtoffer was in de vroege ochtend te voet op weg naar zijn werk. De verdachte is vanuit het niets uit zijn auto gesprongen en heeft het slachtoffer onverhoeds op een uiterst intimiderende manier staande gehouden. De verdachte heeft het slachtoffer uitgescholden en de jas van het slachtoffer opengeritst. Toen het slachtoffer zich daartegen verzette, heeft de verdachte het slachtoffer in het gezicht geslagen en tegen zijn been geschopt. Ook toen het slachtoffer ten val kwam, is de verdachte doorgegaan met slaan en schoppen. Het slachtoffer is door dit forse geweld uiteindelijk in de parallel aan de ’s-Gravenweg gelegen sloot terechtgekomen. Pas toen hield het geweld op. De verdachte heeft vervolgens de jas van het slachtoffer meegenomen, en hem in het water aan zijn lot overgelaten. Het slachtoffer heeft daardoor op een koude ochtend, zonder jas en met natte kleding, zelf hulp moeten zoeken. De hele situatie moet voor het slachtoffer zeer beangstigend en vernederend zijn geweest. In het ziekenhuis is later die ochtend gebleken dat het slachtoffer een verwonding aan het gezicht heeft opgelopen en er sprake was van meerdere (zware) kneuzingen op de benen. Dit is een ernstig feit, dat ook in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere malen is veroordeeld voor vermogensdelicten.
7.3.2.
Rapportages
GGZ-psycholoog drs. Y. Noorlander heeft op 15 januari 2020 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt het volgende in. Bij verdachte is sprake van een licht verstandelijke beperking en antisociale persoonlijkheidstrekken. Het is voor de verdachte moeilijk om de gevolgen van zijn handelen te overzien. Op basis hiervan adviseert de psycholoog om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Verdachte heeft geen vast woonadres en een negatief sociaal netwerk. Het recidivegevaar kan worden beperkt als het patroon van instabiliteit in het leven van verdachte wordt doorbroken. Het waar mogelijk versterken van vaardigheden middels gedragsmatige interventies, kan het recidiverisico verder doen verlagen. De psycholoog adviseert om, mocht de rechtbank tot een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf besluiten, als bijzondere voorwaarde een verplichte ambulante begeleiding op te leggen. Indien zou blijken dat de ambulante begeleiding onvoldoende tegenwicht biedt aan de aanwezige risicofactoren, kan er alsnog opgeschaald worden naar intensievere zorg in de vorm van opname in een setting voor begeleid wonen, zoals bij Stichting Pameijer of een soortgelijke instelling.
Reclassering Nederland heeft op 20 januari 2020 een rapport over de verdachte opgemaakt. De verdachte heeft op meerdere leefgebieden problemen. Zo heeft verdachte schulden en is verdachte bekend met het gebruik van cannabis. De reclassering schat het recidiverisco in als gemiddeld. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met, kort gezegd, de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante begeleiding;
  • een inspanningsverplichting tot het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding;
  • een inspanningsverplichting tot het op orde hebben van zijn financiën en het afbetalen van zijn schulden.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van beide rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Zoals eerder overwogen adviseert de psycholoog de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt het advies van de deskundige op dit punt over. Zowel de psycholoog als de reclassering adviseren bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft eerder geen hulp in een voorwaardelijk strafkader gekregen en heeft aangegeven bereid te zijn de voorwaarden na te leven. Een deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank dan ook – conform de reclasseringsrapportage en de eis van de justitie – voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het verzoek van de officier van justitie om het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren wordt afgewezen, nu niet is voldaan aan de daarvoor geldende eis dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal indien de reclassering dit nodig acht, verblijven in de instelling voor begeleid wonen, ingezet door het FACT of soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling. Mocht deze begeleiding onvoldoende zijn kan er ingezet worden op begeleid wonen bij de Pameijer of soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling;
de veroordeelde heeft de inspanningsverplichting tot het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding. Zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen instelling, dit ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling;
de veroordeelde heeft de inspanningsverplichting tot het op orde hebben van zijn financiën en het afbetalen van zijn schulden. Zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen instelling, dit ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en J.J. Kuipers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 oktober 2019 te Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op of
aan de openbare weg te weten op de 's-Gravenweg, een jas, met daarin (onder andere) een portemonnee met inhoud en/of
een telefoon (Samsung S9) en/of een sleutelbos en/of handschoenen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam slachtoffer]
- bij de schouders vast te pakken en/of aan zijn jas te trekken en/of die jas uit (proberen) te trekken en/of
-te schoppen/trappen tegen de benen, althans het lichaam, tengevolge waarvan die [naam slachtoffer] ten val kwam
-(meermalen) te slaan/stompen en/of schoppen/trappen tegen een been en/of de borst en/of in het gezicht, althans het lichaam, terwijl die
[naam slachtoffer] op de grond lag
- tegen het lichaam te schoppen/trappen ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer] in een sloot is gevallen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )