ECLI:NL:RBROT:2020:11605

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
10/682215-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan het telen van hennepplanten in een woning met vrijspraak voor medeplegen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan het telen van hennepplanten in een woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met aftrek van voorarrest, voor zijn rol in de hennepteelt. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van het telen van hennepplanten in een woning, evenals van andere feiten die verband hielden met hennepteelt in een loods en voorbereidingshandelingen voor hennepkwekerijen in andere woningen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten, ondanks aanwijzingen in het dossier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wel degelijk medeplichtig was aan het telen van hennep in een woning, wat hij ook heeft bekend. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat heeft geleid tot een strafvermindering van 10%. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatschappelijke impact van hennepteelt in haar overwegingen meegenomen. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en de rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet in acht genomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/682215-17
Datum uitspraak: 25 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T.H.L. Kneepkens, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Baars heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde (bij feit 3 beperkt tot de periode van 1 maart 2016 tot en met 31 mei 2016);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 2 en 3
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van het telen en bewerken van hennepplanten in de loods aan de [adres delict 1] 16 (unit [unitnummer] ) te De Meern kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Ook is er wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van de onder 3 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen voor de in aanbouw zijnde hennepkwekerijen in de woningen aan de [adres delict 2] 2 te Klaaswaal en de [adres delict 3] 8 te Rotterdam. Bewezen is dat deze handelingen zijn begaan in de periode van 1 maart 2016 tot en met 31 mei 2016. Voor de periode daarvoor moet de verdachte partieel worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de aan de verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen worden verklaard en overweegt daarover het volgende.
Voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte met andere betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarbij moet de verdachte aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd.
In het dossier bevinden zich aanwijzingen voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij in de loods aan de [adres delict 1] 16 (unit [unitnummer] ) te De Meern. De rechtbank heeft evenwel geen bewijsmiddelen gevonden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte - al dan niet met anderen - één of meer van de hem verweten handelingen ten aanzien van het telen van hennep heeft verricht dan wel dat hij de hennepplanten in deze loods opzettelijk aanwezig heeft gehad. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij zich niets kan herinneren van deze hennepkwekerij. De verklaringen in het dossier, waar de officier van justitie naar heeft verwezen, zijn onvoldoende om te kunnen vaststellen dat hij een rol had in deze hennepkwekerij. Gelet hierop is er tevens onvoldoende bewijs voor de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid van de verdachte tot of aan de ten laste gelegde handelingen dan wel het aanwezig hebben van de hennepplanten.
Voor de onder 3 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen voor de in aanbouw zijnde hennepkwekerijen in de woningen aan de [adres delict 2] 2 te Klaaswaal en de [adres delict 3] 8 te Rotterdam geldt hetzelfde. Er zijn in het dossier wel aanwijzingen dat de verdachte hierbij betrokken was, maar er zijn geen bewijsmiddelen op grond waarvan kan worden vastgesteld dat hij - al dan niet met anderen - één of meer van de hem specifiek ten laste gelegde voorbereidingshandelingen heeft verricht.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van het telen en bewerken van hennepplanten in de woning aan de [adres delict 4] 74 te Dordrecht kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat zijn rol bij de hennepkwekerij in de woning aan de [adres delict 4] 74 te Dordrecht niet is te kwalificeren als medeplegen. De onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan het telen van hennep in deze woning kan, mede gelet op de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting, wel bewezen worden.
4.2.3.
Beoordeling
Vrijspraak feit 1 primair (medeplegen)
De rechtbank stelt voorop dat voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarbij moet de verdachte aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd.
Vast staat dat de verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij in de woning aan de [adres delict 4] 74 te Dordrecht. De verdachte heeft dat op de zitting ook bekend.
Hij heeft verklaard dat hij ongeveer drie keren met zijn neef [naam medeverdachte] is meegegaan naar deze woning en toen [naam medeverdachte] en [naam persoon] (de huurder van deze woning) heeft geholpen met de opbouw van de hennepkwekerij. Hij ontkent andere werkzaamheden te hebben verricht. Er zijn ook geen bewijsmiddelen in het dossier op basis waarvan kan worden vastgesteld dat zijn rol bij deze hennepkwekerij groter is geweest. Er is dus geen bewijs dat hij - al dan niet met anderen - één of meer van de hem verweten handelingen ten aanzien van het kweken van hennep dan wel het aanwezig hebben van hennep in deze woning heeft verricht. De verdachte wordt daarom van het onder 1 primair ten laste gelegde (mede)plegen van dit feit vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 1 subsidiair (medeplichtigheid)
De onder 1 ten laste gelegde medeplichtigheid aan het telen van hennep in deze woning is door de verdachte bekend. Dit feit zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1 subsidiair.
[naam medeverdachte] , in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met 30 mei 2016 te Dordrecht in een pand aan de [adres delict 4]
opzettelijk heeft geteeld hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welk misdrijfverdachte in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met 31 mei 2016 te Dordrecht
meermalen, telkens opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
dat pand geschikt te maken/in te richten voor het telen/kweken van hennepplanten
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1 subsidiair.
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van hennepplanten in een woning.
Hennepteelt is onaanvaardbaar en moet vanwege het belang van de volksgezondheid, om sociale en economische redenen en ter bestrijding van de bijkomende criminaliteit worden bestreden. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. De hennepteelt is echter niet alleen uit het oogpunt van de volksgezondheid maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook omdat met de handel in hennep buiten de reguliere en legale economie om grote winsten worden gemaakt. De handel in softdrugs is al sinds lange tijd grotendeels in handen van criminelen/criminele organisaties omdat er veel geld mee te verdienen is. Het gevolg is dat er allerlei andere vormen van criminaliteit door worden veroorzaakt en mee samenhangen. Daar komt bij dat de hennepteelt in woningen overlast, verloedering en (brand)gevaarlijke situaties in die woningen en daarmee in woonwijken veroorzaakt. Dit alles maakt dat dergelijke feiten consequent moeten worden bestreden en dat daartegen streng moet worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk strafbare feit. Op zijn documentatie staat wel een veroordeling door het Gerechtshof Den Haag van 10 februari 2020 voor onder meer een Opiumwetdelict (overtreding van artikel 11a van de Opiumwet), maar dit arrest is nog niet onherroepelijk. Dit weegt daarom niet mee bij de strafoplegging. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zal er wel rekening mee worden gehouden dat dit arrest is gewezen na het plegen van het onderhavige strafbare feit.
7.4.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
De verdachte is in de onderhavige zaak op 6 september 2016 in verzekering gesteld. Op deze datum is in deze zaak de redelijke termijn aangevangen. Tussen die datum en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim vier jaren. Dit betekent een overschrijding van de redelijke termijn met ruim twee jaren. Deze overschrijding houdt deels verband met de door de verdediging ingediende onderzoekswensen, maar is grotendeels niet toe te rekenen aan de verdachte. Evenmin is er sprake van andere bijzondere (zaaksinhoudelijke) omstandigheden die een logische verklaring geven voor deze overschrijding. Dit dient daarom gecompenseerd te worden door vermindering van de straf met 10 %.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Mede in verband met de vrijspraak ten aanzien van een deel van de feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is geëist, niet de juiste straf. Gezien de hierboven beschreven ernst van het feit en in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht de rechtbank een taakstraf op zijn plaats. De verdachte heeft een aandeel gehad in een ernstig Opiumwetdelict, maar meegewogen wordt dat zijn aandeel hierin beperkter is geweest dan dat van de medeverdachten en dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Bij de bepaling van de duur van de taakstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 48, 49 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

8..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
36 (zesendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
18 (achttien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en K. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2020.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met 30 mei 2016 te
Dordrecht,
in een pand aan de [adres delict 4]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
al dan niet in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt 355 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ZAAK 3
art 3 ahf/ond 3 Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte] ,
althans een of meer onbekend gebleven personen
in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met 30 mei 2016 te Dordrecht in een pand aan de [adres delict 4]
met elkaar, althans één van hen,
(telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad 355 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 november 2015 tot en met 31 mei 2016 te Dordrecht, althans elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
  • dat pand geschikt te maken/in te richten voor het telen/kweken van hennepplanten, en/of
  • (vervolgens) die hennepplanten te verzorgen, en/of
  • die hennepplanten te oogsten en/of
  • die hennepplanten, althans de oogst daarvan, te bewaken;
ZAAK 3
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 22 mei 2014 te De Meern, in een pand aan de [adres delict 1] ,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
al dan niet in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 780 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ZAAK 6
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte] ,
althans een of meer onbekend gebleven personen,
in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 22 mei 2014 te De Meern, in een pand aan de [adres delict 1] ,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 780 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 november 2013 tot en met 22 mei 2014 te De Meern, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
  • dat pand geschikt te maken/in te richten voor het telen/kweken van hennepplanten, en/of
  • (vervolgens) die hennepplanten te verzorgen, en/of
  • die hennepplanten te oogsten
ZAAK 6
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2015 tot en met 31 mei 2016 te Rotterdam en Klaaswaal, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
stoffen en/of voorwerpen
te weten:
in een pand aan de [adres delict 3] te Rotterdam armaturen, snelheidsregelaars, transformatoren, koolstoffilters en slakkenhuizen en
in een pand aan de [adres delict 2] te Klaaswaal 670 plantenpotten en koolstoffilters
heeft bereid, bewerkt, verwerkt of voorhanden gehad,
en/of
ruimten voorhanden heeft gehad,
te weten een pand aan de [adres delict 3] te Rotterdam en een pand aan de [adres delict 2] te Klaaswaal,
waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, te weten:
  • het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
  • het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
ZAKEN 4 EN 5
art 11a Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht