In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiseres, Woonstad, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De huurovereenkomst betrof een woning in Rotterdam, waarbij de huurprijs € 619,20 per maand bedraagt. Woonstad stelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de huur, wat resulteerde in een achterstand van € 6.490,60 tot en met juni 2020. De gedaagde voerde aan dat hij bezig was met de Kredietbank om betalingsregelingen te treffen en dat hij in staat was om zijn huur tijdig te betalen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 september 2020, waar de gedaagde niet aanwezig was, heeft Woonstad de hoogte van de huurachterstand bevestigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de huurachterstand niet heeft betwist en dat deze inmiddels was opgelopen tot € 6.447,04. De rechter oordeelde dat de langdurige huurachterstand een toerekenbare tekortkoming vormde, die de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigde. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de wettelijke rente en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonstad direct kan overgaan tot uitvoering van de ontruiming. De rechter heeft ook de toekomstige huurtermijnen toegewezen, met een bedrag van € 619,20 per maand vanaf oktober 2020 tot de ontruiming plaatsvindt.