4.1.3.Beoordeling
De verklaring van de aangeefster
De aangeefster heeft verklaard dat zij twee weken een relatie heeft gehad met (de medeverdachte) [naam medeverdachte 1] . Niet lang nadat deze relatie was beëindigd zocht [naam medeverdachte 1] contact met de aangeefster en vroeg hij haar om langs te komen in zijn kelderbox om daar te praten. De aangeefster ging naar de kelderbox. Enkele minuten nadat zij in de kelderbox kwam en met [naam medeverdachte 1] in gesprek was, stonden er ineens acht vrienden van [naam medeverdachte 1] voor de deur van de kelderbox, onder wie de verdachte. Deze vrienden wilden dat de aangeefster hen ging pijpen. Zij heeft toen “nee” gezegd. [naam medeverdachte 1] heeft haar toen een mes voorgehouden. Hij heeft hierbij tegen haar gezegd dat zij de jongens moest pijpen en als zij dat niet deed, hij haar ouders iets zou aandoen. De aangeefster raakte in paniek en moest huilen. [naam medeverdachte 1] heeft gepraat met zijn vrienden in de gang voor de kelderbox. Op dat moment was de aangeefster alleen in de kelderbox. Zij kon niet weg, want de deur werd geblokkeerd door de groep jongens. Van [naam medeverdachte 1] moest de aangeefster de jongens om de beurt pijpen. Dat heeft de aangeefster toen gedaan. Eén voor één zijn de jongens de kelderbox binnengekomen. De aangeefster heeft toen zes van de acht vrienden van [naam medeverdachte 1] gepijpt. [naam medeverdachte 1] bleef er iedere keer bij terwijl de aangeefster de andere jongens pijpte. Soms waren er naast hem nog meer jongens in de kelderbox aanwezig. Naast de zes vrienden heeft de aangeefster ook [naam medeverdachte 1] moeten pijpen. [naam medeverdachte 1] vroeg aan de aangeefster of zij hem ook ging pijpen. De aangeefster zei niets, maar draaide haar hoofd weg. [naam medeverdachte 1] sloeg haar toen in haar gezicht. De aangeefster heeft toen ook [naam medeverdachte 1] gepijpt. Van het pijpen van [naam medeverdachte 1] heeft de medeverdachte [naam medeverdachte 2] een filmpje gemaakt zonder dat de aangeefster dat wist.
Een paar weken na het incident in de kelderbox ontving de aangeefster van [naam medeverdachte 2] een sms met daarin screenshots van het filmpje. Ook stond in dit sms-bericht de tekst dat als zij niet wilde dat het filmpje rondgestuurd werd, zij de jongens weer moest pijpen. [naam medeverdachte 1] belde vervolgens de aangeefster op en zei tegen haar dat ze weer naar de kelderbox moest komen. De aangeefster is toen weer teruggegaan naar de kelderbox en heeft daar opnieuw jongens moeten pijpen.
Een paar dagen later is het nog een keer gebeurd. Na deze derde keer heeft de aangeefster een vriendin van haar in vertrouwen genomen en haar verteld wat er was gebeurd in de kelderbox. De daaropvolgende keren dat de aangeefster werd gebeld door [naam medeverdachte 1] heeft zij steeds contact gezocht met deze vriendin. De aangeefster is niet meer teruggegaan naar de kelderbox.
In het aanvullend verhoor van 11 juni 2019 heeft de aangeefster verteld over het pijpen van de verdachte. Zij verklaarde daarover dat zij de verdachte één keer heeft moeten pijpen. De verdachte zei tegen de aangeefster: “Ga je mij pijpen?” De aangeefster zei “nee” en bleef op afstand. Zij bleef tegenstribbelen. Toen kwam [naam medeverdachte 1] zich er mee bemoeien en heeft de aangeefster de verdachte gepijpt.
De aangeefster heeft in het aanvullend verhoor van 5 augustus 2019 verklaard dat er ook seks is geweest. Op de vraag van de politie wat zij daarmee bedoelde, heeft zij geantwoord dat sommige jongens met hun piemel in haar vagina zijn geweest en dat dit alle drie de keren in de kelderbox is gebeurd. Er werd tegen haar gezegd dat zij haar onderbroek uit moest doen en voorover moest buigen. De aangeefster heeft gezegd dat ze dat niet wilde en bleef in eerste instantie gewoon staan. [naam medeverdachte 1] werd boos en verhief zijn stem. De aangeefster weet nog wel wie er allemaal met hun piemel in haar vagina zijn geweest, maar zij weet niet meer precies wie op welk moment. De aangeefster heeft verklaard dat zij één keer op deze manier seks heeft gehad met de verdachte.
De aangeefster is gehoord bij de rechter-commissaris op 14 januari 2020. Zij heeft daar onder meer verklaard dat zij bij de politie de waarheid heeft gesproken.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster
De verklaringen van de aangeefster vormen de kern van de bewijsconstructie. De vraag is of die verklaringen voldoende betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De verklaringen van de aangeefster zijn voor het overgrote deel consistent. Zo heeft de aangeefster al bij het informatieve gesprek op 19 december 2018 verklaard over het verzoek van [naam medeverdachte 1] om naar de kelderbox te komen. Ondanks dat zij niet exact de datum kan noemen waarop dit is gebeurd, heeft de aangeefster vanaf het begin consequent aangegeven dat dit tijdens de ramadan in 2018 moet zijn geweest. Zij heeft steeds verteld dat zij met een mes is bedreigd. In het informatieve gesprek heeft zij niet verklaard wie dit mes hanteerde, maar in de daarop volgende verklaringen noemt de aangeefster steeds [naam medeverdachte 1] als degene die haar bedreigde met het mes. De aangeefster heeft al bij het informatieve gesprek de namen genoemd van de verdachte en de medeverdachten en is in haar latere verklaringen bij die namen gebleven. Zij heeft ook consequent verklaard over twee vrienden die erbij waren, maar die in de gang voor de kelderbox bleven staan en die zij niet heeft moeten pijpen. In de aangifte heeft de aangeefster uitgebreider verklaard, maar niets dat in strijd is met haar verklaring van december 2018. Wel zijn er nuanceverschillen in de aangifte en de daaropvolgende verhoren, maar deze zijn niet zodanig dat daarmee de verklaringen van de aangeefster ongeloofwaardig worden. Op de belangrijke punten heeft de aangeefster consistent verklaard.
Wel heeft de aangeefster pas in het verhoor van 5 augustus 2019 verklaard over vaginaal penetreren met de penis door vijf van de zeven verdachten. In dit verhoor, maar ook later bij de rechter-commissaris heeft de aangeefster daarover gezegd dat zij dit lange tijd heeft verzwegen, omdat zij haar ouders niet nog meer pijn wilde doen of boos wilde maken.
De rechtbank acht dit een aannemelijke en geloofwaardige verklaring. Het is immers doorgaans niet eenvoudig voor een slachtoffer van een zedenfeit om direct volledig openheid van zaken te geven en alles tot in detail te kunnen en durven vertellen. Soms worden uit zelfbescherming of bescherming van naasten gebeurtenissen en herinneringen verdrongen. Dat maakt dat er, ondanks zorgvuldig vragen door de zedenrecherche, af en toe tijd nodig is voordat een volledige verklaring wordt afgelegd. Dat de aangeefster pas op een later tijdstip heeft verklaard over deze vorm van seks maakt haar verklaringen daarom niet minder betrouwbaar.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster wordt evenmin aangetast door het gegeven dat zij in haar verklaring bij de rechter-commissaris op 14 januari 2020 bepaalde vragen niet heeft kunnen beantwoorden. Tijdens dit verhoor heeft zij meerdere keren te kennen gegeven dat zij het niet precies meer weet. Zij kon zich op dat moment, ten overstaan van zes advocaten van de verdachten, niet alles meer herinneren. Hoewel dit ongelukkig is, is het gelet op het tijdsverloop en de setting toch ook niet verwonderlijk. In de kern heeft de aangeefster ook bij de rechter-commissaris op wezenlijke onderdelen hetzelfde verteld als bij de politie. Zij heeft bovendien verklaard dat zij eerder bij de politie de waarheid heeft gesproken.
Wat wel afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de aangeefster is de omstandigheid dat op haar telefoon niets is terug te vinden aangaande het contact dat zij met [naam medeverdachte 1] heeft gehad, terwijl uit politieonderzoek duidelijk is geworden dat zij (na het doen van de aangifte) op haar telefoon heeft gezocht naar informatie over het leeghalen van de telefoon “zodat de politie geen informatie vindt”. Dat de aangeefster deze zoekopdracht heeft gedaan op verzoek van haar toenmalige vriend, getuige [naam getuige 1] , is door hem ontkend en acht de rechtbank niet geloofwaardig. Het heeft er dus alle schijn van dat de aangeefster haar telefoon heeft gewist. Waarom de aangeefster dit heeft gedaan, is voor de rechtbank een vraagteken. Het maakt dat de rechtbank kritisch naar de verklaringen van de aangeefster kijkt en daarin zwaar laat meewegen of er steunbewijs is voor cruciale elementen, zoals de dwang.
Dit brengt de rechtbank dan ook bij de vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaringen van de aangeefster.
De rechtbank ziet dit bewijs allereerst in de (schriftelijke) verklaring van [naam medeverdachte 1] . Voorafgaand aan het verhoor bij de rechter-commissaris heeft [naam medeverdachte 1] een schriftelijke verklaring opgesteld. Uit deze verklaring en het verhoor bij de rechter-commissaris blijkt dat hij meerdere keren seks heeft gehad met de aangeefster (haar met zijn penis vaginaal heeft gepenetreerd) in zijn kelderbox. Ook heeft hij verklaard dat de aangeefster hem meerdere keren heeft gepijpt. [naam medeverdachte 3] was erbij aanwezig, terwijl hij werd gepijpt door de aangeefster. [naam medeverdachte 3] werd daarna ook gepijpt door haar. Er was gefilmd door [naam medeverdachte 2] . [naam medeverdachte 1] had het lampje van een telefoon gezien op het moment dat de aangeefster “met hem bezig was”. Ook schreef [naam medeverdachte 1] in zijn verklaring dat er meerdere jongens in het halletje voor de kelderbox stonden die allemaal luidruchtig riepen dat zij ook gepijpt wilden worden. De jongens kwamen toen één voor één binnen in de kelderbox en de aangeefster heeft toen meerdere jongens gepijpt. Volgens [naam medeverdachte 1] is de aangeefster ook nog een tweede keer met [naam medeverdachte 3] in de kelderbox geweest. [naam medeverdachte 3] heeft toen tegen [naam medeverdachte 1] gezegd dat de aangeefster hem had gepijpt en dat zij hadden geneukt. [naam medeverdachte 1] heeft verder verklaard over [naam medeverdachte 4] die in de kelderbox door de aangeefster werd gepijpt. [naam medeverdachte 4] heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris ook verklaard dat de aangeefster hem op voorstel van [naam medeverdachte 1] heeft gepijpt in diens kelderbox. Ook de verklaring van [naam medeverdachte 4] ondersteunt dus de aangifte.
Op 18 juni 2019 is [naam] bij de politie als verdachte (van het bezit en verspreiden van kinderporno) gehoord. Hij heeft verklaard dat de aangeefster hem heeft verteld dat ze was verkracht en het moeilijk heeft gehad. Ze had dit verteld, nadat hij haar had geconfronteerd met een filmpje waarop te zien was dat zij [naam medeverdachte 1] pijpte. Dit had ze hem verteld in de winter, ongeveer zeven maanden voor het verhoor. Hoewel [naam] , het zelf moeilijk vond om te geloven dat daadwerkelijk sprake was geweest van verkrachting, kan wel worden vastgesteld dat de aangeefster dit tegen hem heeft gezegd. Dat maakt dat ook deze verklaring ondersteuning biedt aan die van de aangeefster.
Naast deze verklaringen bevindt zich in het dossier de beschrijving van drie filmpjes waarop onder meer te zien is dat de aangeefster [naam medeverdachte 1] pijpt. De aangeefster heeft op dat moment alleen een onderbroek aan en is verder helemaal naakt. Op een van de filmpjes is te zien dat [naam medeverdachte 1] een condoom van zijn geslachtsdeel haalt en op een stellage legt. Op deze stellage liggen meerdere gebruikte condooms en een mes. Op dit filmpje is ook te zien dat zich naast de aangeefster, [naam medeverdachte 1] en de filmer nog een vierde persoon in de ruimte bevindt en is te horen dat wordt gezegd: “ [naam medeverdachte 2] , je bent toch niet aan het filmen.” De filmpjes bevestigen op meerdere punten de verklaringen van de aangeefster, waarbij de aanwezigheid van het mes tussen de gebruikte condooms een wezenlijke ondersteuning is van de verklaring van de aangeefster.
Verder ziet de rechtbank steunbewijs in het in de kelderbox aangetroffen DNA-materiaal van [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 4] . Er zijn spermasporen gevonden in de kelderbox die blijkens onderzoek door het NFI afkomstig blijken van deze medeverdachten. De verklaring die [naam medeverdachte 5] heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn sperma in de kelderbox acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Dan zijn er nog diverse tapgesprekken waaruit bevestiging volgt van de verklaringen van de aangeefster. Deze gesprekken vonden plaats kort nadat de medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] door de politie waren aangehouden en deze gesprekken kunnen in die context geplaatst worden.
Getuige [naam getuige 2] is door de aangeefster genoemd als een van de twee jongens die wel in de gang voor de deur van de kelderbox stond, maar die zij niet heeft hoeven pijpen. In het tapgesprek tussen getuige [naam getuige 2] en zijn moeder, zegt [naam getuige 2] :
“Nou wij waren met z'n allen waren wij buiten en toen euh dat was toen een vriendinnetje van [naam medeverdachte 1] toen gingen wij naar de kelder en ik wist niet dat hij met haar daar heen ging, hij riep ons allemaal hij zei kom naar mijn kelder, wij komen daar en toen gingen die jongens die nu uit bed zijn gehaald die gingen met haar die kelder in en ik stond gewoon voor de deur. Ik stond voor de deur. Ik stond voor de deur. En dat meisje weet dat, ik heb dat meisje niet eens aangekeken. Ik heb nog gezegd tegen die jongens van euh ze is 15 of 16 doe een beetje, gedraag je een beetje.”
Op de vraag van zijn moeder of hij zweert dat hij niets heeft gedaan, antwoordde getuige [naam getuige 2] :
“Ik ga geen meisje verkrachten.”
[naam medeverdachte 6] zegt in een tapgesprek met [naam medeverdachte 4] dat zij ook de lul kunnen zijn, hetgeen [naam medeverdachte 4] bevestigt. [naam medeverdachte 6] zegt dan:
“echt waar, wij ook, wij hebben ook gedingest. Ik was daar ook. Daar heb je zelf ook het meisje geneukt, verdorie! Echt waar, echt als ze gaan praten broer. We zijn echt de lul he.”
En in het tapgesprek tussen [naam medeverdachte 5] en de verdachte is gezegd dat zij, samen met twee anderen alle vier ‘geveegd’ gaan worden. [naam medeverdachte 5] vraagt aan de verdachte:
“Wat hebben ze gesnitcht?”, waarop de verdachte antwoordt dat hij het niet weet, maar dat hij denkt van wel. [naam medeverdachte 5] vraagt vervolgens:
“Wie is er nu de lul?”waarop de verdachte antwoordt:
“Jij, ik, [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 4] .”
De verklaringen van de aangeefster, in onderling verband beschouwd met de andere bewijsmiddelen zijn voldoende consistent en bevatten diverse met elkaar overeenkomende details, zodat zij naar het oordeel van de rechtbank als voldoende betrouwbaar kunnen gelden. Dat de aangeefster mogelijk berichten van haar telefoon heeft gewist, maakt dit niet anders. De rechtbank gebruikt de verklaringen van de aangeefster voor het bewijs. Dit betekent in het geval van de verdachte dat de rechtbank ervan uit gaat dat ook hij in de kelderbox is geweest en zich daar heeft laten pijpen door de aangeefster. Dat hij ook met de aangeefster heeft geneukt, acht de rechtbank niet bewezen. Op dit punt is de verklaring van de aangeefster onvoldoende concreet en daarvoor is evenmin steun te vinden in de overige bewijsmiddelen.
Van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht is sprake wanneer de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil verricht of heeft ondergaan. Doorslaggevend bij die vraag is of het slachtoffer heeft gedaan of toegestaan wat zij zonder de dwang niet zou hebben gedaan of toegestaan. Hierbij gaat het om de totale bedreigende situatie die mede door de daad van de verdachte wordt geschapen.
Voor de beantwoording van de vraag of hieraan in dit geval is voldaan, is het volgende relevant.
De verdachte maakte deel uit van een groep van in totaal negen jongens die in de kelderbox en in het gangetje voor de kelderbox aanwezig was. Er is door jongens op de gang geroepen dat zij ook gepijpt wilden worden door de aangeefster. De aangeefster bevond zich op dat moment in de kleine en volle kelderbox. Zij kon niet weg, omdat de jongens die riepen dat zij gepijpt wilden worden de weg naar buiten blokkeerden. De verdachte heeft bijgedragen aan het fysieke en numerieke overwicht bij de deur van de kelderbox. De verdachte heeft in de gang gewacht tot het zijn beurt was om de kelderbox in te gaan en zich te laten pijpen door de aangeefster. In de kelderbox heeft hij gezien dat de aangeefster nagenoeg geheel ontkleed was. Voor de verdachte was het duidelijk dat de aangeefster hem tegen haar wil heeft gepijpt. De aangeefster heeft immers verklaard dat zij elke keer “nee” heeft gezegd toen haar werd gezegd de volgende persoon te moeten pijpen. Nadat de verdachte klaar was, was de volgende aan de beurt.
Deze feitelijkheden hebben gemaakt dat de aangeefster de verdachte heeft gepijpt.
Uit de verklaringen van de aangeefster volgt dat naast deze feitelijkheden [naam medeverdachte 1] geweld heeft gebruikt tegen haar en dat hij degene is geweest die met geweld tegen haar en haar ouders heeft gedreigd. Terwijl de andere jongens op de gang voor de kelderbox stonden te wachten heeft [naam medeverdachte 1] de aangeefster in de kelderbox, waarvan de deur op dat moment gesloten was, bedreigd met het mes en haar gezegd de jongens te pijpen, omdat haar ouders anders iets zou worden aangedaan. [naam medeverdachte 1] is ook de enige over wie de aangeefster heeft verklaard dat hij haar heeft geslagen. Er is geen bewijs dat de verdachte wist of kon weten van het geweld dat door [naam medeverdachte 1] was uitgeoefend. Evenmin is er bewijs dat de verdachte wist van de bedreiging met geweld jegens de aangeefster en haar ouders.
Van deze uitvoeringshandelingen die zijn genoemd in de tenlastelegging zal de verdachte worden vrijgesproken.
Daarnaast zal de verdachte worden vrijgesproken van het dreigen met het verspreiden van het filmpje als de aangeefster niet nogmaals naar de kelderbox toe zou komen. Er is immers geen bewijs dat de verdachte ten tijde van de gebeurtenissen in de kelderbox in 2018 wist of kon weten dat er een filmpje was dat werd gebruikt om de aangeefster te dwingen.
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten voor de deur van de kelderbox gestaan en daarmee tezamen een fysiek en numeriek overwicht veroorzaakt. Zij hebben samen geroepen dat zij ook gepijpt wilden worden door de aangeefster en zijn vervolgens aansluitend op elkaar één voor één de kelderbox ingegaan, waarbij steeds minstens één van de anderen aanwezig bleef. Soms stond de volgende jongen al met zijn broek op zijn enkels te wachten tot hij aan de beurt was. Deze feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de conclusie dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank acht om deze redenen het medeplegen bewezen.
De verdachte is ten laste gelegd dat de verkrachting meermaals is gepleegd. De aangeefster heeft ook verklaard over drie keer dat zij in de kelderbox is geweest waarbij zij iedere keer de jongens heeft moeten pijpen. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van de aangeefster bij de eerste keer dat de aangeefster naar de kelderbox moest komen. Dat is de keer dat ook het filmpje is gemaakt. De aangeefster is echter in haar verklaringen onvoldoende concreet over wie er na die eerste keer de opvolgende keren bij zijn geweest. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat de verdachte meermaals de aangeefster heeft verkracht en spreekt de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.