ECLI:NL:RBROT:2020:11534

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
10/810219-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak over groepsverkrachting in kelderbox te Maassluis

Op 14 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een groepsverkrachting in 2018. De zaak betreft een incident waarbij de destijds zestienjarige aangeefster in een kelderbox in Maassluis door een groep van zeven jongens, waaronder de verdachte, is verkracht. De aangeefster was in de kelderbox en kon niet ontsnappen omdat de jongens de uitgang blokkeerden. De verdachte heeft bijgedragen aan het fysieke overwicht en heeft gewacht op zijn beurt om seksuele handelingen met de aangeefster te verrichten, terwijl hij wist dat zij niet wilde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 120 dagen en een werkstraf van 60 uur. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 5.000,- toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade. De rechtbank heeft de dagvaarding voor een tweede feit nietig verklaard, omdat de tenlastelegging niet duidelijk was. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties, en heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het dreigen met het verspreiden van een filmpje.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/810219-19
Datum uitspraak: 14 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzittingen van 17 en 30 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. Scheer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 136 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan behandeling indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht en een contactverbod met de aangeefster;
  • met opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht inhoudende een contactverbod met de aangeefster, waarbij voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende jeugddetentie voor de duur van drie dagen wordt toegepast met een maximum van zes maanden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden, het uit te oefenen toezicht en de vrijheidsbeperkende maatregel;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie;
  • opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

4..Geldigheid dagvaarding ten aanzien van feit 2

Op grond van artikel 261, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering moet de tenlastelegging, op straffe van nietigheid, een opgave behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd, alsmede de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan, zodat duidelijk is waartegen de verdachte zich moet verdedigen.
In de tenlastelegging is onder feit 2 een aantal concrete ontuchtige handelingen omschreven waarbij een mens en een dier zijn betrokken. Duidelijk is dat deze handelingen zichtbaar zijn op een film en/of een mobiele telefoon. Ook is een bestandsnaam genoemd, met verwijzing naar de toonmap. Het is echter onduidelijk welke strafbare gedraging(en) de verdachte word(t)(en) verweten, nu dit niet in de tenlastelegging is vermeld. Weliswaar is artikel 254a van het Wetboek van Strafrecht genoemd als strafbepaling die zou zijn overtreden, maar de concrete verdenking ontbreekt. Daarom is onduidelijk of de verdachte het verspreiden en/of openlijk tentoonstellen en/of vervaardigen en/of invoeren en/of doorvoeren en/of uitvoeren en/of het in bezit hebben wordt verweten.
Uit het voorgaande volgt dat door de wijze waarop dit feit is omschreven onduidelijk is waar de verdachte zich tegen dient te verweren. Het voldoet daarmee niet aan de in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde eis van een (duidelijk en concrete) opgave van het feit. De rechtbank zal daarom ambtshalve de dagvaarding ten aanzien van dit feit nietig verklaren.
Conclusie
De dagvaarding is nietig ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering feit 1
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie baseert zich hierbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
5.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde in verband met het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster onvoldoende betrouwbaar zijn en daarom niet tot bewijs kunnen dienen. De aangeefster heeft wisselend verklaard. Daarnaast zijn vooral in haar laatste verklaring bij de politie sturende vragen nodig geweest om de gebeurtenissen in kaart te kunnen brengen. Zij verklaarde toen ineens over vaginaal penetreren, daar waar zij in haar eerdere verklaringen daarover niet heeft gesproken. Bovendien worden de verklaringen van de aangeefster, over de aanwezigheid en de gedragingen van de verdachte in de kelderbox, onvoldoende ondersteund door overige of objectieve bewijsmiddelen zoals sporen. Van de verdachte zijn geen spermasporen in de kelderbox gevonden.
Subsidiair is aangevoerd dat van een nauwe en bewuste samenwerking geen sprake is, zodat het medeplegen niet kan worden bewezen. Tussen de verdachte en de aangeefster hebben geen seksuele handelingen plaatsgevonden. Dat de aangeefster in de kelderbox mogelijk seksuele handelingen heeft moeten verrichten tegen haar wil in, kan niet aan de verdachte worden toegerekend. Als de verdachte al op enig moment bij de kelderbox aanwezig is geweest, blijkt nergens uit het dossier dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde verkrachting.
5.1.3.
Beoordeling
De verklaring van de aangeefster
De aangeefster heeft verklaard dat zij twee weken een relatie heeft gehad met (de medeverdachte) [naam medeverdachte 1] . Niet lang nadat deze relatie was beëindigd zocht [naam medeverdachte 1] contact met de aangeefster en vroeg hij haar om langs te komen in zijn kelderbox om daar te praten. De aangeefster ging naar de kelderbox. Enkele minuten nadat zij in de kelderbox kwam en met [naam medeverdachte 1] in gesprek was, stonden er ineens acht vrienden van [naam medeverdachte 1] voor de deur van de kelderbox, onder wie de verdachte. Deze vrienden wilden dat de aangeefster hen ging pijpen. Zij heeft toen “nee” gezegd. [naam medeverdachte 1] heeft haar toen een mes voorgehouden. Hij heeft hierbij tegen haar gezegd dat zij de jongens moest pijpen en als zij dat niet deed, hij haar ouders iets zou aandoen. De aangeefster raakte in paniek en moest huilen. [naam medeverdachte 1] heeft gepraat met zijn vrienden in de gang voor de kelderbox. Op dat moment was de aangeefster alleen in de kelderbox. Zij kon niet weg, want de deur werd geblokkeerd door de groep jongens. Van [naam medeverdachte 1] moest de aangeefster de jongens om de beurt pijpen. Dat heeft de aangeefster toen gedaan. Eén voor één zijn de jongens de kelderbox binnengekomen. De aangeefster heeft toen zes van de acht vrienden van [naam medeverdachte 1] gepijpt. [naam medeverdachte 1] bleef er iedere keer bij terwijl de aangeefster de andere jongens pijpte. Soms waren er naast hem nog meer jongens in de kelderbox aanwezig. Naast de zes vrienden heeft de aangeefster ook [naam medeverdachte 1] moeten pijpen. [naam medeverdachte 1] vroeg aan de aangeefster of zij hem ook ging pijpen. De aangeefster zei niets, maar draaide haar hoofd weg. [naam medeverdachte 1] sloeg haar toen in haar gezicht. De aangeefster heeft toen ook [naam medeverdachte 1] gepijpt. Van het pijpen van [naam medeverdachte 1] heeft de medeverdachte [naam medeverdachte 2] een filmpje gemaakt zonder dat de aangeefster dat wist.
Een paar weken na het incident in de kelderbox ontving de aangeefster van [naam medeverdachte 2] een sms met daarin screenshots van het filmpje. Ook stond in dit sms-bericht de tekst dat als zij niet wilde dat het filmpje rondgestuurd werd, zij de jongens weer moest pijpen. [naam medeverdachte 1] belde vervolgens de aangeefster op en zei tegen haar dat ze weer naar de kelderbox moest komen. De aangeefster is toen weer teruggegaan naar de kelderbox en heeft daar opnieuw jongens moeten pijpen.
Een paar dagen later is het nog een keer gebeurd. Na deze derde keer heeft de aangeefster een vriendin van haar in vertrouwen genomen en haar verteld wat er was gebeurd in de kelderbox. De daaropvolgende keren dat de aangeefster werd gebeld door [naam medeverdachte 1] heeft zij steeds contact gezocht met deze vriendin. De aangeefster is niet meer teruggegaan naar de kelderbox.
In het aanvullend verhoor van 11 juni 2019 heeft de aangeefster verteld over het pijpen van de verdachte. Zij verklaarde daarover dat de verdachte zijn onderbroek en broek helemaal uit had. Terwijl de aangeefster de verdachte pijpte, was de verdachte in het Turks met [naam medeverdachte 1] aan het praten.
De aangeefster heeft in het aanvullend verhoor van 5 augustus 2019 verklaard dat er ook seks is geweest. Op de vraag van de politie wat zij daarmee bedoelde, heeft zij geantwoord dat sommige jongens met hun piemel in haar vagina zijn geweest en dat dit alle drie de keren in de kelderbox is gebeurd. Er werd tegen haar gezegd dat zij haar onderbroek uit moest doen en voorover moest buigen. De aangeefster heeft gezegd dat ze dat niet wilde en bleef in eerste instantie gewoon staan. [naam medeverdachte 1] werd boos en verhief zijn stem. De aangeefster weet nog wel wie er allemaal met hun piemel in haar vagina zijn geweest, maar zij weet niet meer precies wie op welk moment. Ze heeft verklaard dat zij met de verdachte één keer op deze manier seks heeft gehad.
De aangeefster is gehoord bij de rechter-commissaris op 14 januari 2020. Zij heeft daar onder meer verklaard dat zij bij de politie de waarheid heeft gesproken.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster
De verklaringen van de aangeefster vormen de kern van de bewijsconstructie. De vraag is of die verklaringen voldoende betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De verklaringen van de aangeefster zijn voor het overgrote deel consistent. Zo heeft de aangeefster al bij het informatieve gesprek op 19 december 2018 verklaard over het verzoek van [naam medeverdachte 1] om naar de kelderbox te komen. Ondanks dat zij niet exact de datum kan noemen waarop dit is gebeurd, heeft de aangeefster vanaf het begin consequent aangegeven dat dit tijdens de ramadan in 2018 moet zijn geweest. Zij heeft steeds verteld dat zij met een mes is bedreigd. In het informatieve gesprek heeft zij niet verklaard wie dit mes hanteerde, maar in de daarop volgende verklaringen noemt de aangeefster steeds [naam medeverdachte 1] als degene die haar bedreigde met het mes. De aangeefster heeft al bij het informatieve gesprek de namen genoemd van de verdachte en de medeverdachten en is in haar latere verklaringen bij die namen gebleven. Zij heeft ook consequent verklaard over twee vrienden die erbij waren, maar die in de gang voor de kelderbox bleven staan en die zij niet heeft moeten pijpen. In de aangifte heeft de aangeefster uitgebreider verklaard, maar niets dat in strijd is met haar verklaring van december 2018. Wel zijn er nuanceverschillen in de aangifte en de daaropvolgende verhoren, maar deze zijn niet zodanig dat daarmee de verklaringen van de aangeefster ongeloofwaardig worden. Op de belangrijke punten heeft de aangeefster consistent verklaard.
Wel heeft de aangeefster pas in het verhoor van 5 augustus 2019 verklaard over vaginaal penetreren met de penis door vijf van de zeven verdachten. In dit verhoor, maar ook later bij de rechter-commissaris heeft de aangeefster daarover gezegd dat zij dit lange tijd heeft verzwegen, omdat zij haar ouders niet nog meer pijn wilde doen of boos wilde maken.
De rechtbank acht dit een aannemelijke en geloofwaardige verklaring. Het is immers doorgaans niet eenvoudig voor een slachtoffer van een zedenfeit om direct volledig openheid van zaken te geven en alles tot in detail te kunnen en durven vertellen. Soms worden uit zelfbescherming of bescherming van naasten gebeurtenissen en herinneringen verdrongen. Dat maakt dat er, ondanks zorgvuldig vragen door de zedenrecherche, af en toe tijd nodig is voordat een volledige verklaring wordt afgelegd. Dat de aangeefster pas op een later tijdstip heeft verklaard over deze vorm van seks maakt haar verklaringen daarom niet minder betrouwbaar.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster wordt evenmin aangetast door het gegeven dat zij in haar verklaring bij de rechter-commissaris op 14 januari 2020 bepaalde vragen niet heeft kunnen beantwoorden. Tijdens dit verhoor heeft zij meerdere keren te kennen gegeven dat zij het niet precies meer weet. Zij kon zich op dat moment, ten overstaan van zes advocaten van de verdachten, niet alles meer herinneren. Hoewel dit ongelukkig is, is het gelet op het tijdsverloop en de setting toch ook niet verwonderlijk. In de kern heeft de aangeefster ook bij de rechter-commissaris op wezenlijke onderdelen hetzelfde verteld als bij de politie. Zij heeft bovendien verklaard dat zij eerder bij de politie de waarheid heeft gesproken.
Wat wel afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de aangeefster is de omstandigheid dat op haar telefoon niets is terug te vinden aangaande het contact dat zij met [naam medeverdachte 1] heeft gehad, terwijl uit politieonderzoek duidelijk is geworden dat zij (na het doen van de aangifte) op haar telefoon heeft gezocht naar informatie over het leeghalen van de telefoon “zodat de politie geen informatie vindt”. Dat de aangeefster deze zoekopdracht heeft gedaan op verzoek van haar toenmalige vriend, getuige [naam getuige 1] , is door hem ontkend en acht de rechtbank niet geloofwaardig. Het heeft er dus alle schijn van dat de aangeefster haar telefoon heeft gewist. Waarom de aangeefster dit heeft gedaan, is voor de rechtbank een vraagteken. Het maakt dat de rechtbank kritisch naar de verklaringen van de aangeefster kijkt en daarin zwaar laat meewegen of er steunbewijs is voor cruciale elementen, zoals de dwang.
Steunbewijs
Dit brengt de rechtbank dan ook bij de vraag of er voldoende steunbewijs is voor de verklaringen van de aangeefster.
De rechtbank ziet dit bewijs allereerst in de (schriftelijke) verklaring van [naam medeverdachte 1] . Voorafgaand aan het verhoor bij de rechter-commissaris heeft [naam medeverdachte 1] een schriftelijke verklaring opgesteld. Uit deze verklaring en het verhoor bij de rechter-commissaris blijkt dat hij meerdere keren seks heeft gehad met de aangeefster (haar met zijn penis vaginaal heeft gepenetreerd) in zijn kelderbox. Ook heeft hij verklaard dat de aangeefster hem meerdere keren heeft gepijpt. [naam medeverdachte 3] was erbij aanwezig, terwijl hij werd gepijpt door de aangeefster. [naam medeverdachte 3] werd daarna ook gepijpt door haar. Er was gefilmd door [naam medeverdachte 2] . [naam medeverdachte 1] had het lampje van een telefoon gezien op het moment dat de aangeefster “met hem bezig was”. Ook schreef [naam medeverdachte 1] in zijn verklaring dat er meerdere jongens in het halletje voor de kelderbox stonden die allemaal luidruchtig riepen dat zij ook gepijpt wilden worden. De jongens kwamen toen één voor één binnen in de kelderbox en de aangeefster heeft toen meerdere jongens gepijpt. Volgens [naam medeverdachte 1] is de aangeefster ook nog een tweede keer met [naam medeverdachte 3] in de kelderbox geweest. [naam medeverdachte 3] heeft toen tegen [naam medeverdachte 1] gezegd dat de aangeefster hem had gepijpt en dat zij hadden geneukt. [naam medeverdachte 1] heeft verder verklaard over de verdachte die in de kelderbox door de aangeefster werd gepijpt. [naam medeverdachte 4] heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris ook verklaard dat de aangeefster hem op voorstel van [naam medeverdachte 1] heeft gepijpt in diens kelderbox. Ook de verklaring van [naam medeverdachte 4] ondersteunt dus de aangifte.
Op 18 juni 2019 is [naam medeverdachte 5] bij de politie als verdachte (van het bezit en verspreiden van kinderporno) gehoord. Hij heeft verklaard dat de aangeefster hem heeft verteld dat ze was verkracht en het moeilijk heeft gehad. Ze had dit verteld, nadat hij haar had geconfronteerd met een filmpje waarop te zien was dat zij [naam medeverdachte 1] pijpte. Dit had ze hem verteld in de winter, ongeveer zeven maanden voor het verhoor. Hoewel [naam medeverdachte 5] , het zelf moeilijk vond om te geloven dat daadwerkelijk sprake was geweest van verkrachting, kan wel worden vastgesteld dat de aangeefster dit tegen hem heeft gezegd. Dat maakt dat ook deze verklaring ondersteuning biedt aan die van de aangeefster.
Naast deze verklaringen bevindt zich in het dossier de beschrijving van drie filmpjes waarop onder meer te zien is dat de aangeefster [naam medeverdachte 1] pijpt. De aangeefster heeft op dat moment alleen een onderbroek aan en is verder helemaal naakt. Op een van de filmpjes is te zien dat [naam medeverdachte 1] een condoom van zijn geslachtsdeel haalt en op een stellage legt. Op deze stellage liggen meerdere gebruikte condooms en een mes. Op dit filmpje is ook te zien dat zich naast de aangeefster, [naam medeverdachte 1] en de filmer nog een vierde persoon in de ruimte bevindt en is te horen dat wordt gezegd: “ [naam medeverdachte 2] , je bent toch niet aan het filmen.” De filmpjes bevestigen op meerdere punten de verklaringen van de aangeefster, waarbij de aanwezigheid van het mes tussen de gebruikte condooms een wezenlijke ondersteuning is van de verklaring van de aangeefster.
Verder ziet de rechtbank steunbewijs in het in de kelderbox aangetroffen DNA-materiaal van [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 6] . Er zijn spermasporen gevonden in de kelderbox die blijkens onderzoek door het NFI afkomstig blijken van deze medeverdachten. De verklaring die [naam medeverdachte 6] heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn sperma in de kelderbox acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Dan zijn er nog diverse tapgesprekken waaruit bevestiging volgt van de verklaringen van de aangeefster. Deze gesprekken vonden plaats kort nadat de medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] door de politie waren aangehouden en deze gesprekken kunnen in die context geplaatst worden.
Getuige [naam getuige 2] is door de aangeefster genoemd als een van de twee jongens die wel in de gang voor de deur van de kelderbox stond, maar die zij niet heeft hoeven pijpen. In het tapgesprek tussen getuige [naam getuige 2] en zijn moeder, zegt [naam getuige 2] :
“Nou wij waren met z'n allen waren wij buiten en toen euh dat was toen een vriendinnetje van [naam medeverdachte 1] toen gingen wij naar de kelder en ik wist niet dat hij met haar daar heen ging, hij riep ons allemaal hij zei kom naar mijn kelder, wij komen daar en toen gingen die jongens die nu uit bed zijn gehaald die gingen met haar die kelder in en ik stond gewoon voor de deur. Ik stond voor de deur. Ik stond voor de deur. En dat meisje weet dat, ik heb dat meisje niet eens aangekeken. Ik heb nog gezegd tegen die jongens van euh ze is 15 of 16 doe een beetje, gedraag je een beetje.”
Op de vraag van zijn moeder of hij zweert dat hij niets heeft gedaan, antwoordde getuige [naam getuige 2] :
“Ik ga geen meisje verkrachten.”
De verdachte zegt in een tapgesprek met [naam medeverdachte 4] dat zij ook de lul kunnen zijn, hetgeen [naam medeverdachte 4] bevestigt. De verdachte zegt dan:
“echt waar, wij ook, wij hebben ook gedingest. Ik was daar ook. Daar heb je zelf ook het meisje geneukt, verdorie! Echt waar, echt als ze gaan praten broer. We zijn echt de lul he.”
En in het tapgesprek tussen [naam medeverdachte 6] en [naam medeverdachte 7] is gezegd dat zij, samen met twee anderen alle vier geveegd gaan worden. [naam medeverdachte 6] vraagt aan [naam medeverdachte 7] :
“Wat hebben ze gesnitcht?”, waarop [naam medeverdachte 7] antwoordt dat hij het niet weet, maar dat hij denkt van wel. [naam medeverdachte 6] vraagt vervolgens:
“Wie is er nu de lul?”waarop [naam medeverdachte 7] antwoordt:
“Jij, ik, [naam verdachte] en [naam medeverdachte 4] .”
Concluderend
De verklaringen van de aangeefster, in onderling verband beschouwd met de andere bewijsmiddelen zijn voldoende consistent en bevatten diverse met elkaar overeenkomende details, zodat zij naar het oordeel van de rechtbank als voldoende betrouwbaar kunnen gelden. Dat de aangeefster mogelijk berichten van haar telefoon heeft gewist, maakt dit niet anders. De rechtbank gebruikt de verklaringen van de aangeefster voor het bewijs. Dit betekent in het geval van de verdachte dat de rechtbank ervan uit gaat dat ook hij in de kelderbox is geweest en zich daar heeft laten pijpen door de aangeefster. Dat hij ook met de aangeefster heeft geneukt, acht de rechtbank niet bewezen. Op dit punt is de verklaring van de aangeefster onvoldoende concreet en daarvoor is evenmin steun te vinden in de overige bewijsmiddelen.
Dwang
Van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht is sprake wanneer de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil verricht of heeft ondergaan. Doorslaggevend bij die vraag is of het slachtoffer heeft gedaan of toegestaan wat zij zonder de dwang niet zou hebben gedaan of toegestaan. Hierbij gaat het om de totale bedreigende situatie die mede door de daad van de verdachte wordt geschapen.
Voor de beantwoording van de vraag of hieraan in dit geval is voldaan, is het volgende relevant.
De verdachte maakte deel uit van een groep van in totaal negen jongens die in de kelderbox en in het gangetje voor de kelderbox aanwezig was. Er is door jongens op de gang geroepen dat zij ook gepijpt wilden worden door de aangeefster. De aangeefster bevond zich op dat moment in de kleine en volle kelderbox. Zij kon niet weg, omdat de jongens die riepen dat zij gepijpt wilden worden de weg naar buiten blokkeerden. De verdachte heeft bijgedragen aan het fysieke en numerieke overwicht bij de deur van de kelderbox. De verdachte heeft in de gang gewacht tot het zijn beurt was om de kelderbox in te gaan en zich te laten pijpen door de aangeefster. In de kelderbox heeft hij gezien dat de aangeefster nagenoeg geheel ontkleed was. Voor de verdachte was het duidelijk dat de aangeefster hem tegen haar wil heeft gepijpt. De aangeefster heeft immers verklaard dat zij elke keer “nee” heeft gezegd toen haar werd gezegd de volgende persoon te moeten pijpen. Nadat de verdachte klaar was, was de volgende aan de beurt.
Deze feitelijkheden hebben gemaakt dat de aangeefster de verdachte heeft gepijpt.
Uit de verklaringen van de aangeefster volgt dat naast deze feitelijkheden [naam medeverdachte 1] geweld heeft gebruikt tegen haar en dat hij degene is geweest die met geweld tegen haar en haar ouders heeft gedreigd. Terwijl de andere jongens op de gang voor de kelderbox stonden te wachten heeft [naam medeverdachte 1] de aangeefster in de kelderbox, waarvan de deur op dat moment gesloten was, bedreigd met het mes en haar gezegd de jongens te pijpen, omdat haar ouders anders iets zou worden aangedaan. [naam medeverdachte 1] is ook de enige over wie de aangeefster heeft verklaard dat hij haar heeft geslagen. Er is geen bewijs dat de verdachte wist of kon weten van het geweld dat door [naam medeverdachte 1] was uitgeoefend. Evenmin is er bewijs dat de verdachte wist van de bedreiging met geweld jegens de aangeefster en haar ouders.
Van deze uitvoeringshandelingen die zijn genoemd in de tenlastelegging zal de verdachte worden vrijgesproken.
Daarnaast zal de verdachte worden vrijgesproken van het dreigen met het verspreiden van het filmpje als de aangeefster niet nogmaals naar de kelderbox toe zou komen. Er is immers geen bewijs dat de verdachte ten tijde van de gebeurtenissen in de kelderbox in 2018 wist of kon weten dat er een filmpje was dat werd gebruikt om de aangeefster te dwingen.
Medeplegen
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten voor de deur van de kelderbox gestaan en daarmee tezamen een fysiek en numeriek overwicht veroorzaakt. Zij hebben samen geroepen dat zij ook gepijpt wilden worden door de aangeefster en zijn vervolgens aansluitend op elkaar één voor één de kelderbox ingegaan, waarbij steeds minstens één van de anderen aanwezig bleef. Soms stond de volgende jongen al met zijn broek op zijn enkels te wachten tot hij aan de beurt was. Deze feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de conclusie dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank acht om deze redenen het medeplegen bewezen.
Meermaals
De verdachte is ten laste gelegd dat de verkrachting meermaals is gepleegd. De aangeefster heeft ook verklaard over drie keer dat zij in de kelderbox is geweest waarbij zij iedere keer de jongens heeft moeten pijpen en waarbij zij ook vaginaal is gepenetreerd door een aantal van hen. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van de aangeefster bij de eerste keer dat de aangeefster naar de kelderbox moest komen. Dat is de keer dat ook het filmpje is gemaakt. De aangeefster is echter in haar verklaringen onvoldoende concreet over wie er na die eerste keer de opvolgende keren bij zijn geweest. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat de verdachte meermaals de aangeefster heeft verkracht en spreekt de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
5.1.4.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 1 mei 2018 tot en met 30 juni 2018 te Maassluis tezamen en in vereniging met anderen, door feitelijkheden iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (telkens) door verdachte en zijn medeverdachten brengen en houden van hun penissen in de mond van die [naam slachtoffer] en zich (vervolgens) door die [naam slachtoffer] laten pijpen,
waarbij de feitelijkheden hebben bestaan uit het (telkens) in de genoemde periode (door verdachte en/of zijn medeverdachte(n))
- aan die [naam slachtoffer] kenbaar maken dat zij verdachte en zijn medeverdachten moest pijpen - die [naam slachtoffer] gebieden, althans ertoe brengen, haar kleding uit te trekken en
- creëren en/of bewerkstelligen van (fysiek en numeriek) overwicht op die [naam slachtoffer] in/nabij (de toegang tot) de kelderbox, zodanig dat die [naam slachtoffer] zich daaraan niet kon en/of durfde te onttrekken, en
- ( één voor één) betreden van de kelderbox waarin die [naam slachtoffer] zich (ontkleed) bevond en zich (vervolgens) door die [naam slachtoffer] laten pijpen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
Verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straffen

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte, destijds zeventien jaar, maakte deel uit van een groep jongens die zich, in verschillende samenstellingen, schuldig heeft gemaakt aan een reeks van verkrachtingen van een meisje van zestien jaar oud. Deze feiten hebben plaatsgevonden in een kelderbox.
Op enig moment, tijdens de ramadan in 2018, is de aangeefster naar de kelderbox van haar ex-vriendje, medeverdachte [naam medeverdachte 1] , gegaan om te praten. Vervolgens is er een groep van acht jongens naar de kelderbox gekomen. De aangeefster heeft, tegen haar wil, zeven van de aanwezige jongens moeten pijpen. Met drie van hen heeft zij ook een andere vorm van gedwongen seks gehad; zij zijn met hun penis in haar vagina gegaan. Om de aangeefster zo ver te krijgen dat zij deze handelingen toeliet, is zij door haar ex-vriend in de kelderbox bedreigd met een mes. Ook is door hem aangegeven dat haar ouders wat zou worden aangedaan als zij niet meewerkte en heeft hij haar een klap gegeven toen zij hem niet wilde pijpen. Bij deze dreigementen en het slaan waren de andere jongens niet aanwezig en dit kan hen daarom niet worden aangerekend. Maar zij stonden wel bij de kelderbox te wachten op hun beurt om door de aangeefster tegen haar wil seksueel bevredigd te worden. De aangeefster moest van hen vervolgens haar kleding uit doen. Zij is vervolgens door de zeven jongens verkracht. Drie van hen hebben haar ook tegen haar wil vaginaal gepenetreerd met hun penis. Sommige jongens stonden met hun broek op hun enkels te wachten tot zij aan de beurt kwamen. Omdat er veel jongens in of nabij de kelderbox aanwezig waren, kon en durfde de aangeefster zich niet aan hen te onttrekken. Zij was volledig overgeleverd aan de grillen van de verdachte en zijn mededaders.
De verdachte is eenmaal in de kelderbox geweest en heeft met zijn aanwezigheid, samen met die van de anderen, de aangeefster gedwongen hem te pijpen. Hij heeft zo zijn eigen lustgevoelens botgevierd en zich niet bekommerd om de gevoelens van de aangeefster. Hij heeft haar met zijn handelen pijn gedaan en vernederd. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de jonge aangeefster. Zij hebben haar grof seksueel misbruikt en haar behandeld als gebruiksvoorwerp en niet als mens. Het is een feit van algemene bekendheid dat feiten als deze vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van een slachtoffer. Dat dit ook bij de aangeefster het geval is, blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring, waarin zij aangeeft tot op heden emotionele schade te ondervinden van de feiten en nog altijd psychologische hulp nodig te hebben. De verdachte heeft daar met zijn handelen een aandeel in gehad. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
GZ-psycholoog drs. [naam GZ-psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 15 oktober 2019. Dit rapport is weliswaar gedateerd, maar de bevindingen en conclusies zijn desalniettemin nog goed bruikbaar. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is geen sprake van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Evenmin is sprake van psychopathologie of een zorgelijke ontwikkeling. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde volledig aan de verdachte toe te rekenen. De kans op recidive wordt ingeschat als laag. De verdachte volhardt in zijn ontkenning. Hij blokt alles wat niet past bij zijn hoog te houden zelfbeeld. Hij presenteert zich als een jongen die nooit tot zoiets in staat zou zijn. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, is het zeer zorgelijk te noemen dat de verdachte zich compleet onverschillig toont voor wat hij de ander heeft aangedaan, geen berouw toont en verantwoordelijkheden ontduikt. Bij een bewezenverklaring wordt derhalve behandeling bij een forensische polikliniek nodig geacht. Hier dient een delict-analyse plaats te vinden en zal aan bod moeten komen hoe de verdachte beter leert omgaan met groepsdruk, hoe hij zich kan opstellen in situaties waarin grenzen van anderen of zichzelf worden overschreden en in hoeverre hij kan verklaren toch betrokken te zijn geweest bij het ten laste gelegde. Daarbij wordt begeleiding en toezicht vanuit de jeugdreclassering ook noodzakelijk geacht.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 5 november 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte lijkt op adequate wijze te functioneren en er worden veelal beschermende factoren gezien. De Raad heeft twijfels bij het door de psycholoog geschetste beeld van de verdachte van sociaal wenselijk opereren en kwetsbaarheden en negatieve affecten ontkennen om te voldoen aan een hoog te houden zelfbeeld. Volgens de Raad laat de verdachte al langere tijd goed gedrag zien en is dit gedrag moeilijk vol te houden als het niet eigen is. De huidige risicoanalyse geeft weinig aanknopingspunten tot de inzet van hulpverlening, dan wel de inzet van reclasseringscontacten. Echter, bij een bewezenverklaring heeft de verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Nederland, meewerken aan begeleiding op het gebied van zeden bij een forensische polikliniek en een contactverbod met het slachtoffer.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 november 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
Het algemeen recidiverisico mag hoog worden geacht. Het dynamisch risicoprofiel wordt laag ingeschat. De verdachte is een ontkennende verdachte en vertelt weinig over zijn seksuele ontwikkeling. Bij een bewezenverklaring wordt het van belang geacht dat behandeling wordt gestart, gericht op de seksuele ontwikkeling van de verdachte. Geadviseerd wordt dit als bijzondere voorwaarde op te leggen bij een voorwaardelijke jeugddetentie, zo nodig aangevuld met een taakstraf in de vorm van een werkstraf.
[naam jeugdreclasseringsmedeweker] , als jeugdreclasseringsmedewerker werkzaam bij de jeugdreclassering, heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De jeugdreclassering schaart zich achter het advies van de Raad. De verdachte heeft zich de afgelopen periode goed gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Op school en in de thuissituatie gaat het goed. De pedagogische meerwaarde van toezicht door de jeugdreclassering ontbreekt. Om deze reden wordt geadviseerd Reclassering Nederland te belasten met het uit te oefenen toezicht.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal de onvoorwaardelijke jeugddetentie evenwel beperken tot de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De rechtbank is van oordeel dat het niet wenselijk is dat de verdachte ruim twee jaar na de gepleegde feiten opnieuw wordt vastgezet. De rechtbank zal de verdachte daarom een jeugddetentie opleggen van 120 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de 14 dagen die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en om het opleggen van bijzondere voorwaarden mogelijk te maken. Die bijzondere voorwaarden betreffen de door de Raad en de jeugdreclassering geadviseerde voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de aangeefster. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten zijn medewerking te verlenen aan een behandeling, omdat er naast het bewezen verklaarde feit weinig zorgen bestaan over de verdachte. De verdachte heeft zich in zijn schorsingsperiode ook goed laten begeleiden door de jeugdreclassering. Gesprekken met de reclassering, waarbij de betrokkenheid van de verdachte bij deze verkrachting zeker aan de orde zal komen, zal naar verwachting voldoende zijn om het recidive-risico, dat al laag is, nog verder te verlagen. Nu de verdachte al ruim een jaar in een schorsing met verschillende voorwaarden loopt, hij zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en verdere behandeling niet noodzakelijk wordt geacht, zal aan de voorwaardelijke straf een proeftijd worden verbonden voor de duur van één jaar.
Daarnaast zal de rechtbank, gelet op de ernst van het feit, een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 60 uur opleggen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank ziet hiervoor onvoldoende grond. Uit het dossier blijkt niet dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte nogmaals een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit en uit een risico taxatie bij seksuele delicten, afgenomen door de psycholoog, blijkt dat de kans op recidive als laag ingeschat wordt.
Anders dan is gevorderd, ziet de rechtbank evenmin aanleiding een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met de aangeefster op te leggen, nu er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de aangeefster.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon te onttrekken aan het verkeer.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de in beslag genomen telefoon.
9.3.
Beoordeling en conclusie
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de aanwezigheid van één enkele verboden afbeelding op een telefoon, geen onttrekking aan het verkeer van de telefoon rechtvaardigt. De teruggave dient te gebeuren nadat de afbeelding die het kenmerk [naam kenmerk] heeft gekregen is verwijderd. Het is aan het Openbaar Ministerie te bepalen op welke wijze dit plaatsvindt.

10..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.440,07 aan materiële schade en een bedrag van € 20.000,– aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verzocht is de verdachte hoofdelijk te veroordelen.
10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering voor toewijzing vatbaar is. Zij heeft gevorderd de verdachte hoofdelijk te veroordelen in de betaling van dit bedrag en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleitte vrijspraak.
10.3.
Beoordeling
De rechtbank acht aan materiële schadevergoeding een bedrag van € 459,64 toewijsbaar, als rechtstreeks door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit toegebrachte schade. Het toegewezen bedrag aan materiële schade bestaat uit € 383,24 aan reiskosten en € 76,40 aan parkeerkosten.
Voor het overige, te weten de verplaatste schade van de vader, zal de vordering worden afgewezen. De rechtbank begrijpt dat voor de steun van het slachtoffer de vader soms hele dagen vrij heeft genomen. Het betreft hier echter geen steun waarvoor het normaal en gebruikelijk is tegen betaling een professionele hulpverlener in te schakelen. Daarom hoeft de geleden (verplaatste) schade in verband met de opgenomen vrije dagen van de vader niet door de verdachte te worden vergoed.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,– zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 juni 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
10.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.459,64 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

12..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het onder 2 ten laste gelegde feit;
verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van
de jeugddetentie groot 106 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op één jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangeefster, [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2001;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
-
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de teruggave aan verdachte van: de Apple telefoon [na verwijdering van afbeelding [naam bestand] (in toonmap)];
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 5.459,64 (zegge: vijfduizendvierhonderdnegenenvijftig euro en vierenzestig eurocent), bestaande uit
€ 459,64 aan materiële schade en € 5.000,– aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer] te betalen
€ 5.459,64(hoofdsom,
zegge: vijfduizendvierhonderdnegenenvijftig euro en vierenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H. Benaissa en A. Wijsman-van Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 december 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 30 juni 2018 te Maassluis, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (telkens) door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) brengen en/of houden van zijn/hun penis(sen) in de vagina van die [naam slachtoffer] en/of het brengen en/of houden van zijn/hun penis(sen) in de mond van die [naam slachtoffer] en/of zich (vervolgens) door die [naam slachtoffer] laten pijpen,
waarbij het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (telkens) in de genoemde periode (op één of meer tijdstippen) (door verdachte en/of zijn medeverdachte(n))
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) aan die [naam slachtoffer] kenbaar maken dat zij naar de kelderbox moest komen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) aan die [naam slachtoffer] kenbaar maken dat zij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) moest pijpen en/of met verdachte en/of zijn medeverdachte(n) seks moest hebben, anders zou haar of haar ouders iets worden aangedaan, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- ( daarbij) aan die [naam slachtoffer] tonen en/of voorhouden van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, en/of
- die [naam slachtoffer] in het gezicht slaan, en/of
- die [naam slachtoffer] gebieden, althans ertoe brengen, haar kleding uit te trekken en/of voorover te buigen, en/of
- creëeren en/of bewerkstelligen van (fysiek en/of numeriek) overwicht op die [naam slachtoffer] in/nabij (de toegang tot) de kelderbox, zodanig dat die [naam slachtoffer] zich daaraan niet kon en/of durfde te onttrekken, en/of
- ( één voor één) betreden van de kelderbox waarin die [naam slachtoffer] zich (ontkleed) bevond en/of zich (vervolgens) door die [naam slachtoffer] laten pijpen en/of seks met die [naam slachtoffer] hebben,
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) aan die [naam slachtoffer] kenbaar maken (mondeling dan wel via berichtenverkeer) dat zij (weer) naar de kelderbox moest komen en/of (weer) verdachte en/of zijn medeverdachte(n) moest pijpen en/of met verdachte en/of zijn medeverdachte(n) seks moest hebben, anders zou een eerder (tijdens het pijpen) van [naam slachtoffer] gemaakt filmpje verspreid gaan worden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
2.
hij op of omstreeks 21 juni 2019 te Maassluis, in elk geval in Nederland,
een afbeelding, te weten een film, en/of een gegevensdrager, te weten een mobiele telefoon (merk/type Apple/I-Phone), bevattende een afbeelding, terwijl op die afbeelding (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar is/zijn waarbij een mens en een dier is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken, welke ontuchtige handelingen bestonden uit:
het door een persoon likken aan/van het geslachtsdeel van een dier en/of
het door een persoon met de hand/vinger(s) en/of de penis vaginaal penetreren van een dier
(afbeelding [naam bestand] in toonmap).