ECLI:NL:RBROT:2020:11488
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Kort geding over loonvordering en arbeidsovereenkomst bij ziekte
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen haar werkgever, gedaagde, met betrekking tot een loonvordering en de verplichting tot het aanbieden van een arbeidsovereenkomst met een vaste urenomvang. Eiseres, die sinds 10 maart 2020 arbeidsongeschikt is, vorderde onder andere een aanbod voor een arbeidsovereenkomst van 31 uren per week en betaling van achterstallig loon. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 november 2020, waarbij eiseres in persoon verscheen, bijgestaan door haar gemachtigde, en gedaagde werd vertegenwoordigd door een bestuurder en aandeelhouder.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres in dienst is bij gedaagde op basis van een oproepovereenkomst en dat gedaagde niet heeft voldaan aan de verplichting om een aanbod voor een vaste arbeidsomvang te doen. De rechter oordeelde dat eiseres recht heeft op loon over de gemiddelde arbeidsomvang van de afgelopen twaalf maanden, wat resulteert in een loonaanspraak van € 1.405,13 bruto per maand. Gedaagde heeft slechts een eenmalige betaling van € 400,00 gedaan voor de maand juli 2020, en heeft verder geen loon betaald.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de financiële problemen van gedaagde geen afbreuk doen aan de betalingsverplichtingen jegens eiseres. De vordering tot betaling van het loon vanaf juli 2020 werd toegewezen, met inachtneming van de cao-bepalingen. De wettelijke verhoging van 20% over het niet tijdig betaalde loon werd eveneens toegewezen. De vordering van eiseres om gedaagde te veroordelen tot het doen van een aanbod voor een vaste arbeidsomvang werd afgewezen, omdat het spoedeisend belang niet voldoende was onderbouwd. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiseres werden begroot op € 957,-.