Op 2 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met dementie. Het verzoek tot machtiging is ingediend door het CIZ, naar aanleiding van de zorgbehoefte van de cliënt, die sinds 2005 lijdt aan een psychogeriatrische aandoening. De cliënt, die thans verblijft in Lelie Zorggroep te Rotterdam, is niet meer in staat tot zelfzorg en heeft een verhoogde zorgbehoefte die niet langer door zijn echtgenote kan worden geboden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, waaronder risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 november 2020 is de cliënt gehoord, samen met zijn advocaat, en een specialist ouderengeneeskunde. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks het verzet van de cliënt tegen de opname, heeft de rechtbank geoordeeld dat de thuissituatie niet veilig is en dat de zorgbehoefte van de cliënt zo groot is dat opname in een zorginstelling noodzakelijk is. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 2 mei 2021.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter L.A.C. van Nifterick en is op 4 november 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.