ECLI:NL:RBROT:2020:11449
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- A.C. Rop
- A.M.P. Meijer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bijstandszaak vanwege niet spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster die een bijstandsaanvraag had ingediend. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Drechtstedenbestuur, dat de beslistermijn van haar bijstandsaanvraag had opgeschort tot 1 maart 2021. In de tussentijd zou zij per vier weken een voorschot ontvangen om in haar levensonderhoud te voorzien. De verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om vast te stellen dat de voorschotten niet terugbetaald hoeven te worden, omdat zij belang had bij de vaststelling van haar recht op bijstand.
De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel de verzoekster op dat moment voorschotten ontving, het feit dat zij deze mogelijk in de toekomst zou moeten terugbetalen geen spoedeisend belang opleverde. De voorzieningenrechter benadrukte dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit slechts een voorlopig karakter heeft en dat het niet mogelijk is om bij wijze van voorlopige voorziening definitief vast te stellen of de verzoekster recht heeft op bijstand. Daarom werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
De uitspraak werd gedaan zonder zitting, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.