Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor het betalen van zorgkosten die voortvloeien uit een afgesloten zorgverzekering. De vordering betreft een bedrag van € 289,77, dat [gedaagde] verschuldigd is aan VGZ, inclusief wettelijke rente vanaf 16 juni 2020. De procedure is gestart met een dagvaarding op 22 juni 2020, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] een zorgverzekering heeft afgesloten en dat hij verplicht is om eigen risico en niet-vergoede zorgkosten te betalen. Ondanks eerdere betalingen van [gedaagde] heeft hij niet voldaan aan zijn verplichtingen, wat heeft geleid tot de vordering van VGZ.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat VGZ recht heeft op betaling van het gevorderde bedrag, met inachtneming van eerdere betalingen van [gedaagde]. Daarnaast heeft VGZ aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, welke ook zijn toegewezen. De rechter heeft overwogen dat VGZ niet verplicht was om een betalingsregeling te treffen en dat [gedaagde] onvoldoende heeft gecommuniceerd over zijn betalingsproblemen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 169,77, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft hij [gedaagde] in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.