ECLI:NL:RBROT:2020:11442

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
C/10/597936 / JE RK 20-1604
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met hechtingsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 november 2020 een beschikking gegeven inzake de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, vader, stiefmoeder en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] een belast verleden heeft, met hechtingsproblematiek en een licht verstandelijke beperking. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen en de machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing met iets meer dan twee maanden verlengd, zodat er tijd is voor de ouders en stiefmoeder om hun situatie te stabiliseren en passende hulpverlening te organiseren. De kinderrechter heeft benadrukt dat veiligheid en voorspelbaarheid ook in de thuissituatie geboden kunnen worden en dat [naam kind] de kans moet krijgen om op te groeien bij de vader en stiefmoeder, mits de juiste ondersteuning aanwezig is. De beslissing op het verzoek voor het overige zal worden aangehouden tot de volgende zitting op 5 februari 2021, waar de voortgang besproken zal worden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/597936 / JE RK 20-1604
datum uitspraak: 27 november 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland Zuid,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 22 juli 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 16 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 20 oktober 2020.
Op 17 november 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- de stiefmoeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, mevrouw [naam vertegenwoordigster] .
De moeder, is vanwege corona-maatregelen, telefonisch gehoord. Met toestemming van de kinderrechter heeft mevrouw [naam] , begeleidster van de moeder, de zitting telefonisch bijgewoond.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft in het gezinshuis van Philadelphia.
Bij beschikking van 22 juli 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 26 augustus 2021. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een gezinshuis verlengd tot 1 december 2020.

Het (aangehouden) verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Dit verzoek is bij beschikking van de kinderrechter van 22 juli 2020 toegewezen.
Daarnaast heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van twaalf maanden. Dit verzoek is voor de periode van vier maanden toegewezen bij beschikking van 22 juli 2020. Er dient nog beslist te worden over de periode van 1 december 2020 tot 26 augustus 2020.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het afgelopen jaar heeft [naam kind] zich positief ontwikkeld. Bij [naam kind] is sprake van hechtingsproblematiek en van traumatische ervaringen vanuit het verleden. Ook bestaan er zorgen over een mogelijk loyaliteitsconflict bij [naam kind] . Recent is [naam kind] bij de moeder geweest, wat zij als zeer prettig heeft ervaren. De vader heeft [naam kind] hierop aangesproken, nu het voor de stiefmoeder kwetsend is als [naam kind] het bij de moeder naar haar zin heeft. Voor [naam kind] is het nodig dat zij hulpverlening krijgt vanuit professionele begeleiding, waarbij rekening wordt gehouden met [naam kind] ’s behoeften. Vanuit de eerdere plaatsing van [naam kind] bij de stiefmoeder is gebleken dat de stiefmoeder overbelast raakte. De stiefmoeder miste de ondersteuning van de vader in de opvoeding van [naam kind] . Meerdere keren is door de vader en de stiefmoeder benoemd dat zij gaan samenwonen. Dit is tot op heden niet gebeurd. De vader en de stiefmoeder hebben destijds bij de hulpverlening aangegeven dat een andere woonplek voor [naam kind] nodig is. Ook heeft de stiefmoeder aangegeven dat zij niets meer met de hulpverlening te maken wil hebben. Hierna is [naam kind] bij Philadelphia geplaatst. De GI is bang dat de stiefmoeder wederom overbelast raakt en daarom wordt verzocht de plaatsing van [naam kind] bij Philadelphia te laten voortduren.

De standpunten van de belanghebbende

De moeder heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Het is zichtbaar dat [naam kind] zich positief ontwikkelt. De moeder wil het beste voor [naam kind] en dat is rust, duidelijkheid en structuur in haar opvoeding. Getwijfeld wordt of de stiefmoeder nu wel in staat is om [naam kind] de zorg en steun te bieden die zij nodig heeft. Indien de vader en de stiefmoeder niet gaan samenwonen of als de relatie wordt verbroken, maakt de moeder zich zorgen over de woonplek van [naam kind] . Het is daarom van belang dat [naam kind] niet wordt overgeplaatst en bij Philadelphia verblijft.
De vader heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzochte. Vanuit de GI is er voor [naam kind] in de thuissituatie bij de vader en de stiefmoeder geen hulpverlening ingezet. De hulpverlening die was ingezet, is snel beëindigd omdat de vader en de stiefmoeder goed bij [naam kind] aansloten. Bij [naam kind] is er sprake van hechtingsproblematiek en van belang is dat zij daarvoor therapie krijgt. De grootste wens van de vader, de stiefmoeder en van [naam kind] is dat zij weer bij de stiefmoeder en de vader gaat wonen.

Het standpunt van de informant

De stiefmoeder heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzochte. Het ging met [naam kind] goed in de thuissituatie bij de stiefmoeder. Vanuit de hulpverlening ervoer de stiefmoeder weinig waardering. Nadat zij een kwetsend e-mailbericht ontving, werd het de stiefmoeder teveel. Hier is [naam kind] de dupe van geworden. De ontwikkeling die [naam kind] nu doormaakt, is vanwege de ondersteuning en begeleiding vanuit de stiefmoeder. Het is voor [naam kind] van belang dat er rekening wordt gehouden met haar tempo, zoals het opbouwen van de omgang met de moeder. Bij Philadelphia is recent een incident voorgevallen waarin [naam kind] is bedreigd. De stiefmoeder komt daarom pas tot rust als [naam kind] terug bij haar wordt geplaatst, waar [naam kind] hartstikke welkom is.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] een zeer belast verleden heeft. Bij [naam kind] is sprake van een licht verstandelijke beperking en zij is bekend met hechtingsproblematiek. [naam kind] laat regelmatig neerslachtige buien zien waarin zij depressief gedrag vertoont en zich negatief uit over haarzelf. Ook heeft [naam kind] last van woede-uitbarstingen en zij kan verbaal agressief zijn. Vanuit haar verblijf bij Philadelphia blijkt dat, wanneer [naam kind] duidelijkheid en structuur wordt geboden, meer ruimte bestaat voor haar sociaal-cognitieve ontwikkeling. Ook is [naam kind] dan in staat om een positief zelfbeeld te vormen. Vaststaat dat [naam kind] vanwege haar problematiek vooral gebaat is bij veiligheid en voorspelbaarheid. Het verblijf van [naam kind] bij Philadelphia biedt haar een passende opvoedsituatie waar haar deze stabiliteit wordt geboden. [naam kind] voelt zich echter niet thuis bij Philadelphia en heeft aan de kinderrechter verteld dat haar uitdrukkelijke wens is om bij de vader en de stiefmoeder op te groeien. De vader en de stiefmoeder willen ook graag dat [naam kind] weer thuis komt wonen. Naar het oordeel van de kinderrechter is onvoldoende gebleken dat een terugplaatsing van [naam kind] bij de vader en de stiefmoeder niet haalbaar zou zijn. Veiligheid en voorspelbaarheid kunnen immers ook in de thuissituatie worden geboden. Gezien de leeftijd van [naam kind] en de omstandigheid dat zij al geruime tijd bij Philadelphia verblijft moet deze beslissing ook niet langer worden uitgesteld. De kinderrechter is van oordeel dat [naam kind] de kans moet worden gegeven om op te groeien bij de vader en de stiefmoeder. Zij zijn er ook allen op gebrand om hier een succes van te maken. Om de kans van slagen zo groot mogelijk te maken is het van belang dat er passende hulpverlening voor [naam kind] in de thuissituatie wordt ingezet en dat er naast school een vorm van dagbesteding wordt gerealiseerd. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij Philadelphia met iets meer dan twee maanden verlengen zodat dit kan worden gerealiseerd voordat [naam kind] de overgang maakt. In deze periode kunnen de vader en de stiefmoeder hun voornemen om samen te gaan wonen ook ten uitvoer brengen. De verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] is dan ook noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). De beslissing op het verzoek voor het overige zal worden aangehouden naar de hierna te noemen zittingsdatum, zodat op dat moment de voortgang kan worden besproken en worden bezien of een nadere machtiging uithuisplaatsing voor het verblijf bij de vader en de stiefmoeder noodzakelijk is.
De kinderrechter verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoorafgaand aan de hierna te noemen zittingsdatum te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het resterende gedeelte van het verzoek wordt gehandhaafd.

De beslissingDe kinderrechter:

verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot uiterlijk 8 februari 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat het verhoor van de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op 5 februari 2021 te 10:30 uur in het gerechtsgebouw te Dordrecht, Steegoversloot 36;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter;
gelast de oproeping van [naam kind] ;
gelast de oproeping van de stiefmoeder als informant;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI en de belanghebbenden.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2020.
De kinderrechter is afwezig en daardoor buiten staat de schriftelijke bevestiging van deze beslissing mede te ondertekenen.
Gezien door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, tevens teamvoorzitter in bijzijn van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.